Añadir traducción en paralelo Imprimir Opciones de la página

Elihu vervolgt zijn toespraak

34 Elihu vervolgde zijn toespraak:

‘Luister naar mij, wijze mannen.
Onze oren kunnen woorden beoordelen zoals ons gehemelte de smaak van ons voedsel proeft.
Zo moeten we ook beoordelen wat goed is en samen uitmaken wat juist is.
Job heeft namelijk gezegd: “Ik ben onschuldig, maar God spreekt dat tegen. Hij doet mij onrecht.
Ik word een leugenaar genoemd, ook al ben ik onschuldig. Ik onderga een vreselijke straf, terwijl ik toch onschuldig ben.”
7,8 Buiten Job is er niemand die zo aan kwaadsprekerij doet. Hij moet veel met slechte mannen zijn omgegaan,
want hij zei: “Het heeft geen zin te leven zoals God het wil.”
10 Luister naar mij, mannen met inzicht. U weet toch dat God niet zondigt, dat de Almachtige geen onrecht doet?
11 Maar Hij vergeldt ieder naar zijn doen en laten.
12 Het is gewoon ondenkbaar dat God verkeerd zou handelen of onrechtvaardig zou zijn.
13 Alleen Hij heeft het gezag over de wereld.
14 Als God zijn Geest zou terugtrekken en zijn adem zou terugnemen,
15 komt er een eind aan al het leven en verandert de mensheid weer in stof.
16 Als u dit maar wilde inzien en naar mijn woorden zou willen luisteren.
17 Zou God kunnen regeren als Hij een afkeer heeft van rechtvaardigheid? Bent u van plan de Almachtige Rechter te veroordelen?
18 Wilt u een oordeel uitspreken over God? Hij zegt toch zelfs tegen edelen en koningen: “U bent waardeloos en onrechtvaardig.”
19 Want het maakt voor Hem geen enkel verschil hoeveel aanzien een mens geniet en Hij maakt geen onderscheid tussen arm en rijk. Hij heeft hen allen gemaakt.
20 In een oogwenk sterven zij, ja, midden in de nacht verdwijnen de machtigen, weggenomen door een hand die niet aan een mens toebehoort.
21 Want God let op het gedrag van alle mensen, Hij ziet alles en iedereen.
22 Geen duisternis is diep genoeg om goddeloze mensen voor zijn ogen te verbergen.
23 Daarom is geen langdurig onderzoek nodig om een mens voor God, de Rechter, te laten verschijnen.
24 Zonder een onderzoek in te stellen, slaat God de hoogst geplaatsten neer en stelt Hij anderen in hun plaats aan.
25 Hij kijkt naar wat zij doen en in één enkele nacht overvalt Hij hen en slaat vernietigend toe.
26 Hij berecht hen in het openbaar als misdadigers.
27 Want zij weigerden Hem te volgen
28 en waren er de oorzaak van dat het hulpgeroep van de armen tot Hem doordrong. Ja, Hij hoort de kreten van mensen die worden onderdrukt.
29 Als Hij Zich stilhoudt, wie zal daar iets van zeggen? Als Hij Zich niet onthult, wie zal Hem dan zien? Hij handelt op gelijke wijze met een volk als met een enkeling.
30 Zo zorgt Hij ervoor dat er geen tiran aan het bewind komt die het volk in zijn greep houdt.
31 Als iemand tegen God zegt: “Ik ben schuldig en zal mijn straf dragen, maar ik zal geen slechte dingen meer doen.
32 Leer mij wat ik verkeerd heb gedaan, laat het mij zien als ik onrecht deed en ik zal het niet weer doen,”
33 moet God naar uw mening het kwaad dan toch vergelden? U hebt geweigerd u te bekeren. Vertel het ons als u het weet, want u moet hier een uitspraak over doen, niet ik.
34,35 Verstandige mensen zullen het met mij eens zijn als ik zeg: “Job praat als iemand die geen inzicht heeft.”
36 Job verdient het voortdurend op de proef te worden gesteld om de wijze waarop hij tegen God heeft gesproken.
37 Aan al zijn zonden heeft hij ook nog opstandigheid en verwaandheid toegevoegd. Voortdurend heeft hij wat tegen God in te brengen.’

34 Then Elihu said:

“Hear my words, you wise men;
    listen to me,(A) you men of learning.
For the ear tests words
    as the tongue tastes food.(B)
Let us discern for ourselves what is right;(C)
    let us learn together what is good.(D)

“Job says, ‘I am innocent,(E)
    but God denies me justice.(F)
Although I am right,
    I am considered a liar;(G)
although I am guiltless,(H)
    his arrow inflicts an incurable wound.’(I)
Is there anyone like Job,
    who drinks scorn like water?(J)
He keeps company with evildoers;
    he associates with the wicked.(K)
For he says, ‘There is no profit
    in trying to please God.’(L)

10 “So listen to me,(M) you men of understanding.(N)
    Far be it from God to do evil,(O)
    from the Almighty to do wrong.(P)
11 He repays everyone for what they have done;(Q)
    he brings on them what their conduct deserves.(R)
12 It is unthinkable that God would do wrong,(S)
    that the Almighty would pervert justice.(T)
13 Who appointed(U) him over the earth?
    Who put him in charge of the whole world?(V)
14 If it were his intention
    and he withdrew his spirit[a](W) and breath,(X)
15 all humanity would perish(Y) together
    and mankind would return to the dust.(Z)

16 “If you have understanding,(AA) hear this;
    listen to what I say.(AB)
17 Can someone who hates justice govern?(AC)
    Will you condemn the just and mighty One?(AD)
18 Is he not the One who says to kings, ‘You are worthless,’
    and to nobles,(AE) ‘You are wicked,’(AF)
19 who shows no partiality(AG) to princes
    and does not favor the rich over the poor,(AH)
    for they are all the work of his hands?(AI)
20 They die in an instant, in the middle of the night;(AJ)
    the people are shaken and they pass away;
    the mighty are removed without human hand.(AK)

21 “His eyes are on the ways of mortals;(AL)
    he sees their every step.(AM)
22 There is no deep shadow,(AN) no utter darkness,(AO)
    where evildoers can hide.(AP)
23 God has no need to examine people further,(AQ)
    that they should come before him for judgment.(AR)
24 Without inquiry he shatters(AS) the mighty(AT)
    and sets up others in their place.(AU)
25 Because he takes note of their deeds,(AV)
    he overthrows them in the night(AW) and they are crushed.(AX)
26 He punishes them for their wickedness(AY)
    where everyone can see them,
27 because they turned from following him(AZ)
    and had no regard for any of his ways.(BA)
28 They caused the cry of the poor to come before him,
    so that he heard the cry of the needy.(BB)
29 But if he remains silent,(BC) who can condemn him?(BD)
    If he hides his face,(BE) who can see him?
Yet he is over individual and nation alike,(BF)
30     to keep the godless(BG) from ruling,(BH)
    from laying snares for the people.(BI)

31 “Suppose someone says to God,
    ‘I am guilty(BJ) but will offend no more.
32 Teach me what I cannot see;(BK)
    if I have done wrong, I will not do so again.’(BL)
33 Should God then reward you on your terms,
    when you refuse to repent?(BM)
You must decide, not I;
    so tell me what you know.

34 “Men of understanding declare,
    wise men who hear me say to me,
35 ‘Job speaks without knowledge;(BN)
    his words lack insight.’(BO)
36 Oh, that Job might be tested to the utmost
    for answering like a wicked man!(BP)
37 To his sin he adds rebellion;
    scornfully he claps his hands(BQ) among us
    and multiplies his words(BR) against God.”(BS)

Notas al pie

  1. Job 34:14 Or Spirit