Add parallel Print Page Options

Jobs reactie op Elifaz

23 Job antwoordde Elifaz daarop:

‘Ook nu klinkt mijn klacht bitter, ik kan mijn zuchten nauwelijks onderdrukken.
Och, wist ik maar waar ik God kon vinden, dan zou ik naar zijn troon gaan en daar met Hem spreken.
4,5 Ik zou Hem mijn zaak voorleggen, naar zijn antwoord luisteren en trachten te begrijpen wat Hij wil.
Zou Hij mij overweldigen met zijn grote macht? Nee, Hij zou met alle begrip naar mij luisteren en mij niet meteen beschuldigen.
Een eerlijk persoon zou daar voor mij bij Hem het woord kunnen doen en ik zou door mijn Rechter worden vrijgesproken.
Maar mijn zoeken heeft geen resultaat. Ik zoek Hem overal, maar ik kan Hem niet vinden.
Ik zoek Hem in het noorden, maar kan Hem daar niet vinden, ook niet in het zuiden. Ook daar houdt Hij Zich verborgen.
10 Maar Hij weet precies wat mij allemaal overkomt en als Hij mij aan een onderzoek heeft onderworpen, dan zal Hij mij volkomen onschuldig verklaren, zo zuiver als goud!
11 Ik heb Gods paden gevolgd en ben in zijn voetstappen getreden. Nooit en te nimmer ben ik afgedwaald.
12 Ik heb zijn geboden niet afgewezen; integendeel, ik hield zelfs meer van zijn woorden dan van mijn dagelijks eten.
13 Toch verandert Hij volgens mij niet van gedachten en wie zou Hem kunnen weerhouden van wat Hem voor ogen staat? Wat Hij wil doen, doet Hij ook.
14 Daarom zal Hij met mij doen wat Hij Zich heeft voorgenomen en Hij is nog veel meer van plan.
15 Geen wonder dat ik zo bang ben als ik voor Hem verschijn. Als ik eraan denk, slaat de angst mij om het hart.
16,17 God heeft mijn hart verzwakt, de Almachtige heeft mij vreselijke angst aangejaagd. Maar ik ga niet ten onder in de diepe duisternis die om mij heen is.’

Job antwoordt Elifaz

23 Maar Job antwoordde:

Toch blijf ik opstandig.
Want mijn pijn en verdriet zijn groter dan ik kan verdragen.
Kon ik Hem maar vinden!
Dan zou ik voor zijn troon komen!
Dan zou ik Hem duidelijk kunnen uitleggen hoe het met mij staat.
Dan zou ik me bij Hem kunnen verdedigen.
Ik zou horen wat Hij me zou antwoorden.
Ik zou weten wat Hij er op te zeggen zou hebben.
Zou Hij tegen mij strijden,
omdat Hij machtiger is dan ik?
Nee, Hij zou naar me luisteren!
Kon ik mezelf maar rechtstreeks bij Hem, mijn Rechter, verdedigen.
Dan zou Hij me voorgoed vrijspreken.

Maar als ik Hem vóór mij zoek,
dan kan ik Hem daar niet vinden.
Zoek ik Hem achter mij, dan is Hij daar niet.
Zou Hij links van mij werken?
Ik zie Hem daar niet.
Of zou Hij Zich rechts van mij verborgen hebben?
Ik kan Hem er niet vinden.

10 Maar Hij weet hoe ik leef.
Als Hij me zou toetsen,
zou Hij zien dat ik zo zuiver ben als zuiver goud.
11 Ik heb altijd geleefd zoals Hij het wil.
Ik ben Hem nooit ongehoorzaam geweest.
12 Ik heb altijd gedaan wat Hij van me vroeg.
Ik heb altijd zijn woorden in mijn hart bewaard.
13 Maar als Hij tégen iemand is,
wie zal Hem dan kunnen tegenhouden?
Hij doet wat Hij Zelf wil.
14 Hij zal doen wat Hij over mij heeft besloten.
Hij is nog veel meer met me van plan.
15 Daarom ben ik bang voor Hem.
Als ik denk aan wat Hij me allemaal aandoet,
beef ik van angst.
16 Want God heeft mij de moed ontnomen.
Ik ben doodsbang
17 omdat Hij me niet heeft laten sterven vóórdat mij dit alles overkwam,
maar me in de ellende heeft gestort. (lees verder)

Job

23 Then Job replied:

“Even today my complaint(A) is bitter;(B)
    his hand[a] is heavy in spite of[b] my groaning.(C)
If only I knew where to find him;
    if only I could go to his dwelling!(D)
I would state my case(E) before him
    and fill my mouth with arguments.(F)
I would find out what he would answer me,(G)
    and consider what he would say to me.
Would he vigorously oppose me?(H)
    No, he would not press charges against me.(I)
There the upright(J) can establish their innocence before him,(K)
    and there I would be delivered forever from my judge.(L)

“But if I go to the east, he is not there;
    if I go to the west, I do not find him.
When he is at work in the north, I do not see him;
    when he turns to the south, I catch no glimpse of him.(M)
10 But he knows the way that I take;(N)
    when he has tested me,(O) I will come forth as gold.(P)
11 My feet have closely followed his steps;(Q)
    I have kept to his way without turning aside.(R)
12 I have not departed from the commands of his lips;(S)
    I have treasured the words of his mouth more than my daily bread.(T)

13 “But he stands alone, and who can oppose him?(U)
    He does whatever he pleases.(V)
14 He carries out his decree against me,
    and many such plans he still has in store.(W)
15 That is why I am terrified before him;(X)
    when I think of all this, I fear him.(Y)
16 God has made my heart faint;(Z)
    the Almighty(AA) has terrified me.(AB)
17 Yet I am not silenced by the darkness,(AC)
    by the thick darkness that covers my face.

Footnotes

  1. Job 23:2 Septuagint and Syriac; Hebrew / the hand on me
  2. Job 23:2 Or heavy on me in