Add parallel Print Page Options

Job betreurt zijn geboortedag

10 ‘Ik ben het leven moe. Laat mij maar rustig klagen en mijn bitterheid en bedroefdheid onder woorden brengen.
Ik zal tegen God zeggen:
“Veroordeel mij niet zomaar, vertel mij tenminste waarom U het doet!
Heeft U er wat aan dat U mij veracht en onder druk zet, een mens dat U Zelf hebt gemaakt, terwijl U tegelijkertijd vreugde en voorspoed geeft aan de goddelozen?
4-7 Hebt U menselijke ogen en ziet U zoals stervelingen zien? Bent U net zo onrechtvaardig als mensen kunnen zijn? Is uw leven even kort als het onze? Waarom speurt U naar mijn fouten, terwijl U weet dat ik onschuldig ben? Doet U dat omdat U weet dat toch niemand mij uit uw hand kan redden?
U hebt mij gemaakt, maar toch vernietigt U mij.
Ach, denk er toch alstublieft aan dat ik maar van stof ben gemaakt, wilt U mij al zo snel weer in stof veranderen?
10 Als melk hebt U mij uitgegoten, als kaas hebt U mij laten stremmen.
11 U gaf mij een huid en vlees en doorweefde mij met beenderen en spieren.
12 U gaf mij het leven, was goed en vriendelijk voor mij en uw goede zorgen hebben mij bewaard.
13,14 Toen U mij maakte, was U al van plan mij te straffen, als ik zou zondigen.
15 Als ik schuldig ben, wee mij! En als ik onschuldig ben, dan loop ik met mijn hoofd gebogen, want ik schaam mij en ben overspoeld door verdriet.
16 Als ik met opgeheven hoofd zou rondlopen, springt U als een leeuw op mij en toont uw geweldige overmacht.
17 Telkens weer getuigt U tegen mij, treft U mij met een steeds groter wordende toorn, steeds vijandiger stelt u zich tegen mij op.
18 Maar waarom liet U mij dan toch geboren worden? Waarom liet U mij bij mijn geboorte niet sterven?
19 Dan zou ik niets geweten hebben van dit ellendige bestaan! Ik zou direct vanuit de baarmoeder naar het graf zijn gebracht.
20,21 Ziet U niet hoe weinig tijd ik nog heb? Och, laat mij toch met rust, zodat ik nog een korte tijd van vreugde heb, voordat ik naar het land van duisternis en de schaduwen van de dood ga om nooit meer terug te keren,
22 een land dat zo donker is als de diepste duisternis van de nacht, een land van de schaduw van de dood, waar verwarring heerst en waar het helderste licht nog zo donker is als de nacht.” ’

10 “I loathe my very life;(A)
    therefore I will give free rein to my complaint
    and speak out in the bitterness of my soul.(B)
I say to God:(C) Do not declare me guilty,
    but tell me what charges(D) you have against me.(E)
Does it please you to oppress me,(F)
    to spurn the work of your hands,(G)
    while you smile on the plans of the wicked?(H)
Do you have eyes of flesh?
    Do you see as a mortal sees?(I)
Are your days like those of a mortal
    or your years like those of a strong man,(J)
that you must search out my faults
    and probe after my sin(K)
though you know that I am not guilty(L)
    and that no one can rescue me from your hand?(M)

“Your hands shaped(N) me and made me.
    Will you now turn and destroy me?(O)
Remember that you molded me like clay.(P)
    Will you now turn me to dust again?(Q)
10 Did you not pour me out like milk
    and curdle me like cheese,
11 clothe me with skin and flesh
    and knit me together(R) with bones and sinews?
12 You gave me life(S) and showed me kindness,(T)
    and in your providence(U) watched over(V) my spirit.

13 “But this is what you concealed in your heart,
    and I know that this was in your mind:(W)
14 If I sinned, you would be watching me(X)
    and would not let my offense go unpunished.(Y)
15 If I am guilty(Z)—woe to me!(AA)
    Even if I am innocent, I cannot lift my head,(AB)
for I am full of shame
    and drowned in[a] my affliction.(AC)
16 If I hold my head high, you stalk me like a lion(AD)
    and again display your awesome power against me.(AE)
17 You bring new witnesses against me(AF)
    and increase your anger toward me;(AG)
    your forces come against me wave upon wave.(AH)

18 “Why then did you bring me out of the womb?(AI)
    I wish I had died before any eye saw me.(AJ)
19 If only I had never come into being,
    or had been carried straight from the womb to the grave!(AK)
20 Are not my few days(AL) almost over?(AM)
    Turn away from me(AN) so I can have a moment’s joy(AO)
21 before I go to the place of no return,(AP)
    to the land of gloom and utter darkness,(AQ)
22 to the land of deepest night,
    of utter darkness(AR) and disorder,
    where even the light is like darkness.”(AS)

Footnotes

  1. Job 10:15 Or and aware of