Add parallel Print Page Options

Vreugde in plaats van rouw

61 De Geest van God de Here rust op mij, omdat de Here mij heeft gezalfd tot brenger van goed nieuws aan mensen die lijden en worden onderdrukt. Hij heeft mij gestuurd om mensen met gebroken harten te troosten, voor gevangenen vrijlating uit te roepen en hen die opgesloten zitten, te bevrijden. Hij heeft mij gestuurd om aan mensen in de rouw te vertellen dat de tijd van Gods genade voor hen is gekomen, maar ook de dag van zijn toorn tegen hun vijanden. Aan allen die in Israël rouwen, geeft Hij schoonheid in plaats van as, vreugde in plaats van rouw, lof in plaats van neerslachtigheid. Want God heeft hen geplant als sterke en rechtvaardige eiken ter wille van zijn eigen glorie.

Zij zullen de oude ruïnes herbouwen, steden restaureren die lang geleden werden verwoest en deze opnieuw tot leven brengen, ook al hebben zij vele generaties lang in puin gelegen. Buitenlanders zullen uw dienaars zijn, zij zullen uw kudden voederen, uw land ploegen en uw wijngaarden verzorgen. U zult priesters van de Here, helpers van onze God, worden genoemd. U zult worden gevoed met de rijkdommen van de volken en u zult u op hun schatten beroemen. In plaats van schaamte en schande zult u een dubbele hoeveelheid voorspoed en eeuwige vreugde krijgen. Want Ik, de Here, houd van gerechtigheid, Ik haat roof en het kwaad. Ik zal mijn volk trouw belonen en een eeuwigdurend verbond met hen sluiten. Hun nakomelingen zullen bekend en beroemd zijn onder de volken, iedereen zal beseffen dat zij een volk vormen dat door God is gezegend.

10 Laat mij u vertellen hoe gelukkig God mij heeft gemaakt! Want Hij heeft mij gekleed in gewaden van heil en een mantel van gerechtigheid over mijn schouder gelegd. Ik lijk wel een bruidegom in zijn trouwpak of een bruid met haar sieraden. 11 God de Here zal de volken van de wereld zijn gerechtigheid laten zien, allen zullen Hem loven. Als een bloeiende boom of als een tuin, vroeg in de lente, vol met jonge planten die overal opschieten, zo zal God, de Here, gerechtigheid doen voortkomen onder alle volken.

Die Heilsbotschaft

61 Der Geist Gottes[a], des Herrn, ist auf mir,
weil der Herr mich gesalbt hat, um den Elenden gute Botschaft zu verkündigen;
er hat mich gesandt, zerbrochene Herzen zu verbinden,
den Gefangenen Befreiung zu predigen,
den Gebundenen Öffnung [der Kerkertüren];
zu predigen ein Gnadenjahr des Herrn
und einen Tag der Rache unsres Gottes,
zu trösten alle Traurigen;
zu achten auf die Traurigen in Zion, daß ich ihnen Schmuck für Asche, Freudenöl statt Traurigkeit und Feierkleider statt eines betrübten Geistes gebe, daß sie genannt werden „Eichen cder Gerechtigkeit“, eine „Pflanzung des Herrn“ zu seinem Ruhm.

Sie werden die alten Trümmer aufbauen
und was vor Zeiten zerstört worden ist wieder aufrichten;
sie werden die zerstörten Städte erneuern,
die von Geschlecht zu Geschlecht wüste gelegen haben.
Fremde werden einstehen und euer Vieh weiden,
und Ausländer werden eure Ackerleute und Weingärtner sein;
ihr aber werdet Priester des Herrn heißen,
und man wird euch Diener unsres Gottes nennen.
Ihr werdet die Güter der Nationen genießen
und in ihre Machtstellung eintreten.
Die erlittene Schmach wird euch zwiefach vergolten,
und anstatt der Schande werden sie frohlocken über ihr Teil;
denn sie werden in ihrem Lande ein doppeltes Erbteil erlangen,
und ewige Freude wird ihnen zuteil werden.
Denn ich, der Herr, liebe das Recht
und hasse frevelhaften Raub;
ich werde ihnen ihren Lohn getreulich geben
und einen ewigen Bund mit ihnen schließen.
Und man wird ihren Samen unter den Heiden kennen
und ihre Sprößlinge inmitten der Völker;
alle, die sie sehen, werden anerkennen,
daß sie ein Same sind, den der Herr gesegnet hat.

10 Ich freue mich hoch am Herrn,
und meine Seele frohlockt über meinen Gott;
denn er hat mir Kleider des Heils angezogen,
mit dem Rock der Gerechtigkeit mich bekleidet,
wie ein Bräutigam sich mit priesterlichem Kopfputz schmückt
und wie eine Braut ihren Schmuck anlegt.
11 Denn gleichwie das Erdreich sein Gewächs hervorbringt
und ein Garten seinen Samen sprossen läßt,
also wird Gott der Herr Gerechtigkeit und Ruhm
vor allen Heiden hervorsprossen lassen.

Footnotes

  1. Jesaja 61:1 Gottes, w. des Herrn (FES)