Add parallel Print Page Options

De bevolking van Jeruzalem zal terugkomen naar de stad

52 De Heer zegt: "Word wakker, Jeruzalem, word wakker! Wees weer sterk! Doe je mooiste kleren weer aan, Jeruzalem, heilige stad! Er zal nooit meer iemand van een ander volk binnen jouw muren komen. Schud het stof van je af, Jeruzalem, ga op je troon zitten. Haal het touw van je nek af, gevangen genomen bewoners van Jeruzalem. Want dit zegt de Heer: Eerst heb Ik jullie verkocht zonder voor jullie een prijs te vragen. Nu zal Ik jullie terugkopen zonder jullie vijanden iets voor jullie te betalen. Want dit zegt de Heer: Vroeger ging mijn volk naar Egypte, om daar als vreemdelingen te wonen. Daarna heeft Assur het volk onderdrukt zonder dat het daar een reden voor had. En wat zie Ik nu? Zonder reden is mijn volk door Babel gevangen meegenomen. Zijn overheersers hebben mijn volk doen huilen. En de hele dag beledigen ze Mij. Daarom zal mijn volk in die tijd ontdekken wat mijn naam betekent. Ze zullen weten dat Ik het ben die het zeg: 'Kijk, IK BEN.' "[a]

Jesaja zegt: Wat is het heerlijk om over de bergen de voeten te horen aankomen van iemand die goed nieuws komt brengen. Wat heerlijk om de boodschapper te horen aankomen die komt vertellen dat het weer vrede wordt en dat er spoedig redding komt. En die tegen Jeruzalem zegt: 'God is je Koning.' De wachtposten op je muren roepen en juichen. Want met eigen ogen zullen ze zien hoe de Heer de bewoners naar Jeruzalem terugbrengt. Puinhopen van Jeruzalem, juich! Want de Heer heeft zijn volk getroost! Hij heeft Jeruzalem bevrijd! 10 De Heer heeft alle volken laten zien hoe machtig Hij is. Tot aan het einde van de aarde zullen de mensen zien hoe God redt.

11 Vertrek, vertrek, ga weg daar uit Babel! Raak niets aan dat onrein is. Ga bij hen weg. Maak je klaar voor de Heer, jullie die de voorwerpen van de tempel van de Heer dragen.[b] 12 Jullie hoeven niet haastig te vertrekken. Het zal geen vlucht zijn. Want de Heer gaat voor jullie uit en de God van Israël bewaakt jullie achterhoede.[c]

De dienaar van de Heer zal heel erg lijden

13 De Heer zegt: "Mijn dienaar[d] zal wijs zijn. En Hij zal eer, heel veel eer ontvangen. 14 Eerst waren de mensen geschokt over wat er met Hem gebeurde. Hij werd erger mishandeld dan alle andere mensen. Hij zag er nog amper menselijk uit. 15 Maar Hij zal vele volken stomverbaasd doen staan. Koningen zullen niets meer weten te zeggen. Want ze zullen iets zien en horen waar ze nog nooit eerder over hebben gehoord. Ze zullen het horen en het begrijpen." (lees verder)

Footnotes

  1. Jesaja 52:6 IK BEN is de naam waarmee God zich aan Mozes bekend maakte. Lees Exodus 3:14 en 15. Je kan ook lezen: 'Hier ben Ik, de IK BEN.'
  2. Jesaja 52:11 Lees Ezra 1:7-10.
  3. Jesaja 52:12 Lees Ezra 8:21-23.
  4. Jesaja 52:13 Dit gedeelte, tot Jesaja 53:12, is een profetie over de komst van Jezus en over zijn dood.

De Here heeft zijn volk getroost

52 Word wakker, word wakker, Jeruzalem en bekleed u met de kracht van God. Doe uw mooiste kleren aan, o Sion, Heilige Stad, want wie onbesneden of onrein is zal niet langer door uw poorten naar binnen komen. Kom omhoog uit het stof, Jeruzalem, neem de slavenbanden van uw nek, gevangengenomen dochter van Sion. Want de Here zegt: toen Ik u als ballingen verkocht, vroeg Ik geen geld van uw onderdrukkers. Nu koop Ik u ook terug zonder iets te betalen. Mijn volk werd zonder reden getiranniseerd door Egypte en Assur en Ik stond dat toe. En nu, wat is dit? vraagt de Here. Waarom is mijn volk weer slaaf en wordt het zonder reden onderdrukt? Zij die het overheersen, roemen in hoogmoed en mijn naam wordt de hele dag door het slijk gehaald. Daarom zal Ik mijn naam aan mijn volk bekendmaken en het zal de kracht kennen die in die naam schuilt. Dan zal het ten slotte ontdekken dat Ik tegen hen spreek.

Wat heerlijk zijn op de bergen de voeten van de brengers van het goede nieuws van vrede en heil, het nieuws dat de God van Israël regeert. De wachtposten schreeuwen en zingen van blijdschap, want met hun eigen ogen zien zij hoe de Here God zijn volk weer naar huis terugbrengt. Laten de ruïnes van Jeruzalem uitbarsten in blij gezang, want de Here heeft zijn volk getroost. Hij heeft Jeruzalem verlost. 10 Aan alle volken heeft de Here laten zien hoe machtig Hij is, de verste uithoeken van de aarde zullen het heil van onze God zien. 11 Ga uit, ga daar weg, raak het onreine niet aan. Laat Babel en alles wat het belichaamt, ver achter u. Het is onrein voor u. U bent het heilige volk van de Here, reinig uzelf, allen die vaten van de Here naar zijn huis dragen. 12 U zult niet haastig vertrekken, rennend voor uw leven, want de Here zal voor u uit gaan en Hij, de God van Israël, zal u van achteren beschermen.

13 Kijk, mijn dienaar krijgt voorspoed, Hij zal hoog worden verheven. 14,15 Zoals voorheen velen zich over Hem ontzetten, zelfs vorsten om Hem huiverden, omdat zijn uiterlijk misvormd en niet meer menselijk was, zo staan nu vele volken verbaasd en sluiten koningen hun mond, omdat zij zien wat hun nog nooit was verteld en omdat zij aanschouwen wat nog nooit was gehoord.

52 Awake, awake; clothe thyself with thy strength, O Tziyon; put on thy garments of splendor, O Yerushalayim, Ir HaKodesh; for henceforth there shall no more come into thee the arel (uncircumcised) and the tameh (unclean).

Shake thyself from the dust; arise, O captive Yerushalayim; free thyself from the chains around thy neck, O captive Bat Tziyon.

For thus saith Hashem, Ye have sold yourselves for nothing; and your geulah (redemption) shall be without kesef.

For thus saith Adonoi Hashem, My people went down at first into Mitzrayim to sojourn there; and lately the Assyrian oppressed them.

Now therefore, what have I here, saith Hashem, that My people is taken away for nothing? They that rule over them mock them, saith Hashem; and all day long Shemi (My Name) is continually blasphemed.

Therefore My people shall know Shemi; therefore they shall know in Yom Hahu that I am He that doth speak; hineni, (behold, it is I).

How beautiful upon the mountains are the feet of the Mevaser (bringer of Good Tidings, the Evangelist), that publisheth shalom; that bringeth good tidings of tov, that publisheth Yeshuah (Salvation); that saith unto Tziyon, Thy G-d reigneth!

Thy tzofim (watchmen) shall lift up the kol (voice); with the kol together shall they shout for joy; for they shall see it with their own eyes, when Hashem returns to Tziyon.

Break forth into joy, sing together, ye ruins of Yerushalayim; for Hashem hath comforted His people, He hath redeemed Yerushalayim.

10 Hashem hath made bare His zero’a kedoshah [see Yeshayah 53:1] in the eyes of Kol HaGoyim; and all the ends of ha’aretz shall see the Yeshuat Eloheinu.

11 Depart ye, depart ye; come ye out from there; touch not tameh (unclean thing); come ye out of the midst of her; be ye clean, that carry the k’lei Hashem.

12 For ye shall not go out with haste, nor go by flight; for Hashem will go before you; and Elohei Yisroel will be your rearguard. T.N. Avdi Tzemach Moshiach [Zecharyah 3:8] will be exalted; but He must do the work of a kohen [Tehillim 110:4] regarding the nations, sprinkling them (see Vayikra 4:16-17; 16:14); so yazzeh ("He [Moshiach] will sprinkle,") many goyim; note: hiphil of "naza," "splatter", meaning "sprinkle"); see Zecharyah 9:9-11 where Moshiach comes with the dahm and the Brit (Covenant)! Here in Yeshayah 52:15, the covenant dahm (blood) is sprinkled upon the nations of the world; the King of Kings shall shut the mouths of the kings of all the earth.

13 Hinei, Avdi [Moshiach, see Zecharyah 3:8] shall act wisely, he shall be raised and be lifted up, and be highly exalted.

14 As rabbim (many) were appalled at thee [Moshiach]; his appearance was so disfigured more than any man, and his form more than the bnei adam;

15 So yazzeh Goyim rabbim (he [Moshiach] will sprinkle many nations); the melachim (kings) shall shut their mouths because of him; for that which had not been told them shall they see; and of that which they had not heard shall they have binah (understanding).