Add parallel Print Page Options

God zegt dat Hij een dienaar zal sturen die Hem werkelijk zal dienen

42 De Heer zegt: "Kijk, hier is mijn Dienaar.[a] Ik help Hem, want Ik heb Hem uitgekozen. Ik geniet van Hem. Ik heb mijn Geest op Hem gelegd. Hij zal de volken mijn rechtvaardigheid laten zien. Hij zal niet schreeuwen en roepen. Hij zal op straat niet te horen zijn. Een geknakte rietstengel breekt Hij niet af. Een walmende olielamp blaast Hij niet uit. Hij is rechtvaardig en houdt Zich aan de waarheid. Hij zal niet tegengehouden worden, totdat Hij ervoor heeft gezorgd dat op aarde het recht heerst. En de landen langs de kust zullen graag van Hem willen leren hoe ze moeten leven.

De Heer God zegt: Ik maakte de hemel en zette hem als een tent over de aarde heen. Ik maakte de aarde met alles wat daarop groeit. Ik gaf de volken het leven. Ik gaf een geest aan de mensen die op de aarde wonen. Ik, de Heer, heb Jou[b] geroepen om rechtvaardig te zijn. Ik zal Je bij de hand nemen, Je beschermen en door Jou een verbond sluiten met mijn volk. Jij zal een licht zijn voor de volken. Je zal blinde ogen openmaken. Je zal gevangenen uit de gevangenis halen. Je zal de mensen die in het donker gevangen zitten, weer in het licht brengen.

Ik ben de Heer. Dat is mijn naam. Ik zal niet toestaan dat Ik jullie aanbidding moet delen met andere goden, met houten godenbeelden. Wat Ik vroeger al heb gezegd, is werkelijkheid geworden.[c] En nu vertel Ik jullie nieuwe dingen. Nog voordat ze beginnen te gebeuren, vertel Ik jullie erover."

De Heer moet worden geprezen

10 Jesaja zegt: Zing een nieuw lied voor de Heer. Laat de hele aarde Hem prijzen: de zee, de mensen die op de zeeën varen, alles wat in de zee leeft, de landen langs de kust met al hun bewoners. 11 Laten de woestijnen, de steden en dorpen en de woestijnbewoners Hem prijzen! Laten de bergbewoners het van de bergtoppen roepen! Laten ze allemaal voor de Heer roepen en juichen! 12 Laten de landen langs de kust Hem prijzen!

13 De Heer zal er op uittrekken als een held. Als een krijger zal Hij verlangen naar de strijd. Hij zal juichen en het uitschreeuwen. Hij zal zijn vijanden overwinnen. 14 De Heer zegt: "Ik heb aldoor gezwegen. Ik heb Mij aldoor ingehouden en niets gezegd. Maar nu zal Ik luid schreeuwen. Ik ga ze verwoesten en vernietigen. 15 Ik zal bergen en heuvels verschroeien zodat alle planten daarop verdorren. Ik zal rivieren laten verdwijnen en plassen laten opdrogen. 16 En Ik zal de blinde mensen leiden op een weg die ze niet kenden. Ik zal hen brengen over wegen waar zij niets vanaf wisten. Ik zal het donker voor hen veranderen in licht. Ik zal de weg voor hen vrijmaken. Deze dingen zal Ik voor hen doen. En Ik zal hen niet verlaten! 17 De mensen die op hun godenbeelden vertrouwden, zullen vluchten. De mensen die tegen hun beelden zeiden: 'Jullie zijn onze goden,' zullen bedrogen uitkomen en voor schut komen te staan.

18 Israël, je bent doof, maar Ik wil dat je nu goed luistert. En je bent blind, maar Ik wil dat je nu goed kijkt. 19 Niemand is zo blind als mijn volk. Niemand is zo doof als Israël, de boodschapper die Ik heb gestuurd. Wie is er zó doof als het volk waarmee Ik een verbond heb gesloten? Wie is er zó blind als mijn dienaar? 20 Israël, jullie hebben wel veel gezien, maar jullie hebben er niets mee gedaan. Jullie hebben wel gehoord, maar er niet naar geluisterd."

21 Jesaja zegt: Omdat de Heer rechtvaardig is, heeft Hij jullie geweldige dingen willen vertellen om jullie te redden. Hij gaf jullie zijn wetten zodat het goed met jullie zou gaan. 22 Maar nu is jullie volk beroofd en kaalgeplukt. De mensen zitten gevangen in de kerkers. Ze zijn opgesloten in gevangenissen. Ze werden gestolen, en niemand kwam hen redden. Ze werden weggeroofd, en niemand zei: 'Geef terug.'

23 Wie van jullie zal hier iets van leren? Wie begrijpt wat er hierna zal gebeuren? 24 Wie heeft ervoor gezorgd dat het volk Israël kon worden beroofd? Wie heeft toegestaan dat het werd kaalgeplukt? Dat is de Heer Zelf. Want we zijn Hem ongehoorzaam geweest.

Ze hebben niet willen doen wat Hij zei. Ze hebben zich niet aan zijn wetten willen houden. 25 Daarom werd de Heer woedend en heeft Hij hen gestraft met oorlog. Dat heeft hun grote ellende gebracht, maar ze denken er niet over na. Het is alsof ze in brand staan, maar ze vragen zich niet eens af hoe dat komt.

God zal zijn volk weer uit de landen verzamelen

43 Maar nu zegt de Heer: "Volk van Israël, Ik ben je Maker. Ik heb je gevormd, Israël. Wees niet bang, want Ik heb je gered. Ik heb je uitgekozen. Je bent van Mij. Als je door het water gaat, zal Ik bij je zijn. Als je door rivieren gaat, zul je niet weggespoeld worden. Als je door het vuur gaat, zul je niet verbranden. De vlammen zullen je niets doen. Want Ik, de Heer, ben je God. Ik ben de Heilige God van Israël, je Redder. Ik heb Egypte, Ethiopië en Seba als losgeld gegeven in ruil voor jouw leven. Omdat Ik je kostbaar vond, heb Ik jou uitgekozen. Ik houd heel veel van je. Daarom geef Ik mensen als losgeld voor jou. Ik geef volken in ruil voor jouw leven. Wees niet bang, want Ik ben bij je. Ik zal jouw overblijfsel terugbrengen uit het oosten. Ik zal hen verzamelen uit het westen. Ik zal tegen het noorden zeggen: 'Geef hier.' En tegen het zuiden zal Ik zeggen: 'Geef terug.' Breng mijn zonen en dochters terug van het einde van de aarde. Breng iedereen terug die bij Mij hoort. Ik heb hen gemaakt tot mijn eer. Ze zijn van Mij. Laat mijn volk gaan, mijn volk dat wel ogen heeft, maar toch blind is. Mijn volk dat wel oren heeft, maar toch doof is.

Laat alle volken bij elkaar komen. Zorg dat alle landen aanwezig zijn. Wie van hun goden vertelt van tevoren dat dit in de toekomst gaat gebeuren? Wie van hen vertelt wat er in het verleden is gebeurd? Laat hun getuigen naar voren komen, zodat ze gelijk kunnen krijgen. Dan zullen de mensen het horen en zien dat het de waarheid is.

10 Israël, jij bent míjn getuige, zegt de Heer. Jij bent mijn dienaar die Ik heb uitgekozen. Je moet Mij geloven. Je moet weten en begrijpen dat Ik Dezelfde ben. Vóór Mij is er nooit een andere God geweest en er zal ook nooit een andere God zijn. 11 Ik ben de Heer, en Ik ben de enige Redder. 12 Ik heb van tevoren gezegd dat Ik je zou redden en dat heb Ik ook gedaan. Ik heb je alles verteld. Ik ben geen vreemde voor jou. Jij bent mijn getuige dat Ik God ben, zegt de Heer. 13 Ik was er al voordat dag en nacht bestonden. Niemand kan aan mijn macht ontsnappen. Wat Ik doe, kan door niemand worden tegengehouden.

14 Dit zegt de Heer, je Redder, de Heilige God van Israël: Om jou te redden stuur Ik iemand naar Babel.[d] En de Babyloniërs zullen voor hem naar hun schepen vluchten waar ze zo trots op waren. 15 Israël, Ik ben de Heer, je Heilige God, je Maker, je Koning.

16 Dit zegt de Heer: vroeger heb Ik een weg door de zee gemaakt en een pad door het wilde water. 17 Ik liet een leger van wagens en paarden oprukken, een machtig leger van helden.[e] Dat hele leger is gedood en stond nooit meer op. Het werd als een olielamp uitgedoofd.

18 Maar denk nu niet meer aan wat Ik vroeger heb gedaan. 19 Let op, Ik ga nieuwe dingen doen! Nu gaan die beginnen! Let goed op! Ik zal een weg maken in de woestijn. Ik zal rivieren maken in de wildernis. 20 De wilde dieren zullen Mij eren. Want Ik zal water in de woestijn geven en rivieren in de wildernis. Dat doe Ik om het volk dat Ik heb uitgekozen, te drinken te geven. 21 Het volk dat Ik voor Mij heb gemaakt, zal vertellen wat een geweldige dingen Ik voor hen heb gedaan."

Toch heeft Israël God niet gediend

22 De Heer zegt: "Maar jullie hebben Mij niet om hulp geroepen, volk van Israël. Jullie hebben geen moeite voor Mij gedaan. 23 Jullie hebben wel schapen geofferd, maar niet voor Mij. Jullie hebben Mij niet geëerd met jullie offers. Jullie hebben je wel moe gemaakt met al die wierook-offers en meel-offers, maar niet voor Mij. 24 Jullie hebben met jullie geld wel wierook gekocht, maar niet voor Mij. Jullie hebben wel het vet van jullie vlees-offers verbrand, maar niet voor Mij. Wat hebben jullie wel gedaan? Mij moe gemaakt! Jullie hebben Mij moe gemaakt met jullie ongehoorzaamheid en met alle slechte dingen die jullie doen.

25 Maar Ik doe al jullie ongehoorzaamheid weg. Al jullie slechte daden wis Ik uit. Dat doe Ik omdat Ik dat wil en niet omdat jullie het verdienen. Ik zal er zelfs niet meer aan denken. 26 Vertel het Mij maar als Ik geen gelijk heb! Laten We samen kijken wie er gelijk heeft. Spreek, dan zal Ik zien of Ik jullie ten onrechte beschuldig. 27 Maar jullie eerste voorvader (Adam) was Mij al ongehoorzaam. En de priesters die jullie mijn wet moesten leren, wilden Mij niet volgen. 28 Daarom zal Ik de priesters mijn tempel uitzetten en het volk Israël laten doden. Israël zal door de andere volken worden bespot."

God, de Maker van Israël

44 De Heer zegt: "Maar luister nu, volk van Israël dat Ik heb uitgekozen om Mij te dienen. Dit zegt de Heer: Ik ben jouw Maker. Door Mij ben jij ontstaan. Ik help je. Wees niet bang, mijn dienaar Israël. Ik noem je mijn lieveling. Ik heb jou uitgekozen. Ik zal water gieten op droge grond. Ik zal beken maken in het uitgedroogde land. Ik zal mijn Geest uitstorten op je familie ná jou. Ik zal mijn zegen uitstorten op je kinderen. Ze zullen opgroeien als bomen in het gras. Ze zullen gezond en sterk zijn als wilgen die langs de beek staan. De één zal zeggen: 'Ik ben van de Heer.' Een ander zal zeggen: 'Ik hoor bij het volk Israël.' Een derde zal opschrijven: 'Van de Heer' en zal zichzelf de erenaam 'Israël' geven.

Dit zegt de Heer, de Koning en Redder van Israël, de Heer van de hemelse legers: Ik ben de Eerste en de Laatste. Er is geen andere God dan Ik. Ik vertel van tevoren wat er gaat gebeuren. Dat doe Ik al sinds Ik de mensheid heb gemaakt. Wie kan dat ook? Laat hij dan roepen en het Mij bewijzen. Israël, wees niet bang. Ik heb het jullie toch van tevoren verteld? Zeg zelf maar: is er nóg een god behalve Ik? Er is geen andere god zo betrouwbaar en machtig als Ik. Ik ken er geen."

Het is belachelijk om hulp te verwachten van godenbeelden

De Heer zegt: "De mensen die godenbeelden maken, zijn dwaas bezig. Want die zelfgemaakte beelden waar ze zoveel van houden, kunnen niets voor hen doen. Dat laten ze zelf duidelijk zien: ze zien niets en weten niets. Daarom zullen de mensen die hen aanbidden, bedrogen uitkomen. Ze zullen voor schut staan. 10 Wie maakt er nu een god, een beeld waar hij niets aan heeft? 11 Iedereen die dat doet, zal bedrogen uitkomen en voor schut komen te staan. Want die beelden zijn maar gewoon door mensen gemaakt. Laten die mensen hier komen en hier terechtstaan. Ze zullen beven van schrik en voor schut komen te staan.

12 Een smid werkt met zijn tang in de hitte van het vuur. Zo vormt hij met zijn hamers een beeld. Hij werkt er hard aan. Hij heeft geen tijd om te eten en te drinken. Hij werkt door totdat hij te moe is om verder te gaan en helemaal uitgeput is.

13 Een timmerman meet met zijn meetlint de vorm van een beeld af. Die tekent hij af met krijt. Hij bewerkt het beeld met een schaaf, meet met een passer de maten af. Zo maakt hij een beeld dat op een man lijkt. Het wordt een heel mooi beeld, om bij iemand in huis neer te zetten. 14 Hij had er een jonge cederboom, eikenboom of dennenboom voor omgehakt. Hij had die van tevoren uitgekozen en voor zichzelf opgekweekt tussen de bomen van het bos. De regen zorgde ervoor dat de boom groot werd. 15 Van een deel van de omgehakte boom hakt hij brandhout. Bij het vuur warmt hij zich. Ook maakt hij een vuur waarop hij zijn brood bakt. Van een ander deel van de boom maakt hij een godenbeeld, knielt ervoor neer en aanbidt het. 16 Dus van de ene helft van het hout maakt hij een vuur waarop hij het vlees braadt voor de maaltijd. Ook houdt hij zich warm bij het vuur en geniet van de warmte. 17 En van de rest van het hout maakt hij een god, een beeld. Hij knielt ervoor, aanbidt het en zegt: 'Red mij, want u bent mijn god!'

18 De mensen zijn onverstandig en begrijpen niets. Hun ogen zitten dichtgeplakt, zodat ze niets zien. Hun binnenste zit verstopt, zodat ze niets begrijpen. 19 Niemand denkt na. Niemand vraagt zich af: 'Als ik van de ene helft van het hout vuur maak waarop ik brood bak en vlees braad, hoe kan ik dan van de rest van het hout een god maken? Hoe kom ik erbij om neer te knielen voor een blok hout?' 20 Hij vertrouwt op iets wat eigenlijk maar as is. Hij houdt zichzelf voor de gek. Hij komt bedrogen uit. Hij heeft niet door dat hij in een leugen gelooft.

21 Denk hierover na, volk van Israël! Want jij bent mijn dienaar. Ik heb je gemaakt. Jij bent mijn dienaar. Ik ben je niet vergeten. 22 Ik blaas al je ongehoorzaamheid weg als mist, als een wolk. Kom weer bij Mij terug, want Ik heb je gered."

23 Jesaja zegt: Hemel, juich voor wat de Heer heeft gedaan. Diepte van de aarde, juich! Bergen, jubel het uit met je bossen en al je bomen! Want de Heer heeft het volk Israël gered en Hij toont zijn hemelse macht en majesteit in Israël.

God belooft dat de verwoeste steden weer opgebouwd zullen worden

24 Dit zegt de Heer: "Ik ben jullie Redder en jullie Maker. Ik heb jullie gemaakt in de buik van je moeder. Ik ben de Heer, die alles doet. Ik zet de hemel neer boven de aarde. Ik alleen heb dat gedaan. Door mijn kracht bestaat de aarde. 25 Ik ontmasker de leugen-profeten. Ik laat zien dat de waarzeggers maar dwazen zijn. Ik laat zien dat de wijze mensen eigenlijk niets weten, maar dwaas zijn. 26 Ik doe wat Ik door mijn dienaren zeg. Wat mijn boodschappers zeggen, zal ook gebeuren. Ik zeg tegen Jeruzalem: 'Je zal weer bewoond worden.' En tegen de steden van Juda: 'Jullie zullen herbouwd worden.' Ik zal de steden weer op hun puinhopen opbouwen. 27 Ik zeg tegen de waterdiepten: 'Verdroog!' en de rivieren zullen verdrogen. 28 Ik zeg over Kores:[f] 'Hij is mijn herder! Hij zal doen wat Ik wil. Hij zal opdracht geven dat Jeruzalem en de tempel moeten worden herbouwd.'

Gods woorden voor koning Kores van Perzië

45 Dit zegt de Heer tegen Kores: 'U bent de man die Ik tot koning heb gezalfd. Ik neem u bij de hand om de volken te overwinnen. Ik zal ervoor zorgen dat koningen hun zwaard neerleggen. Ik doe deuren voor u open. Geen enkele poort blijft gesloten. Ik zal Zelf voor u uit gaan en de weg voor u vrijmaken. Ik zal koperen deuren openbreken en ijzeren grendels stukslaan. Ik zal u geheime schatten en verborgen rijkdommen geven. Zo zult u weten, dat Ik, de Heer, het ben die u geroepen heb. Ik, de God van Israël. Ik riep u, ook al kende u Mij niet. Ik riep u vanwege mijn volk Israël, dat Ik heb uitgekozen. Ik riep u en maakte u machtig. Ik ben de Heer en er is geen andere God. Ik ben de enige God. Ik zal u machtig maken, ook al kent u Mij niet.'

Van oost tot west zal iedereen weten dat er behalve Mij geen God is. Alleen Ik ben de Heer, en niemand anders. Alleen Ik maak het licht en de duisternis. Alleen Ik breng vrede en onheil. Ik, de Heer, ben het die dat doet. Hemel, laat rechtvaardigheid neerdruppelen als de dauw. Wolken, laat rechtvaardigheid neerstromen als de regen. Aarde, doe je mond open, zodat goedheid ontkiemt en rechtvaardigheid daaruit opgroeit. Ik, de Heer, heb dit gedaan."

De Heer hoeft aan niemand uit te leggen waarom Hij iets doet

De Heer zegt: "Het zal slecht aflopen met de mensen die ruzie zoeken met hun Maker. Ze zijn maar als een potscherf tussen andere scherven. Durft soms de klei tegen de pottenbakker te zeggen: 'Wat maak je?' Of durft de pot die de pottenbakker gemaakt heeft soms van zijn maker te zeggen: 'Hij kan er niets van!'? 10 Je kan ook niet tegen je vader zeggen: 'Waarom heeft u mij gemaakt?' Of tegen je moeder: 'Waarom heeft u mij op de wereld gezet?' 11 Volk van Israël, Ik ben jullie Maker. Ik ben jullie Heilige God. Durven jullie Mij te vragen wat Ik ga doen? Durven jullie Mij te zeggen wat Ik moet doen met het volk dat Ik gemaakt heb? 12 Ik heb de aarde gemaakt en de mensen die daarop wonen. Ik heb dat gedaan. Mijn handen hebben de hemel gemaakt. Ik heb de zon, de maan en de sterren bevolen hoe ze moeten gaan. 13 En Ik heb hem (Kores) gemaakt om mijn plan uit te voeren. Ik zal voor hem de weg vrijmaken. Hij zal mijn stad weer laten opbouwen. Hij zal de mensen die hij van mijn volk gevangen hield, weer vrijlaten. Hij zal hen laten gaan, zonder dat hij losgeld of een geschenk voor hen heeft gekregen,[g] zegt de Heer van de hemelse legers.

14 Israël, de rijkdommen van Egypte en de koopwaar van Ethiopië zullen jullie in de schoot vallen. De grote, sterke Sabeeërs zullen in boeien naar jullie toe komen en jullie dienen. Ze zullen voor jullie neerknielen en smeken: 'Alleen bij jullie is God, en er is geen andere God.' "

15 Jesaja zegt: U bent een God die Zich verborgen houdt. U bent niet te zien. U bent de God van Israël en de Redder van Israël. 16 De mensen die godenbeelden aanbidden, zullen voor schut komen te staan. Allemaal zullen ze bedrogen uitkomen. 17 Maar Israël wordt door de Heer bevrijd, voor eeuwig. Israël zal zich voor eeuwig niet hoeven te schamen en zal nooit voor schut staan.

18 Want dit zegt de Heer: "Ik heb de hemel gemaakt. Ik ben de God die de aarde heeft gemaakt en stevig heeft neergezet. Ik heb de aarde niet gemaakt om onbewoonbaar en leeg te blijven, maar om door mensen te worden bewoond. Ik ben de Heer en er is geen andere God. 19 Ik heb niet gesproken op een plaats waar niemand het kon horen. Of in het donker, waar niemand was. Ik zou tegen het volk Israël niet gezegd hebben dat ze Mij moesten zoeken, als Ik Me niet wilde laten vinden. Wat Ik zeg, is de waarheid. Ik ben de Heer en wat Ik zeg, is te vertrouwen.

20 Ik wil dat iedereen die aan de andere volken ontkomen is, nu hier bij Mij komt. Ik zeg jullie: die volken begrijpen niets. Ze dragen houten godenbeelden rond en bidden tot goden die niet kunnen redden. 21 Overleg nu met elkaar: wie heeft jullie van tevoren gezegd wat er ging gebeuren? Dat was Ik toch, de Heer? Er is geen andere God dan Ik. Alleen Ik ben een rechtvaardige, reddende God. Een andere God is er niet.

22 Volken van de aarde, kom naar Mij als je gered wil worden. Want alleen Ik ben God. 23 Want Ik zweer bij Mijzelf dat Ik de waarheid heb gesproken toen Ik zei: 'Iedereen zal zich voor Mij moeten buigen. Iedereen zal alleen bij Mij zweren.' 24 Ze zullen van Mij zeggen: 'Alleen de Heer is rechtvaardig. Alleen de Heer is machtig. Iedereen moet naar Hem toe gaan.' "

Jesaja zegt: Maar iedereen die zich tegen God verzet, zal bedrogen uitkomen. 25 Maar de Heer zal door het hele volk Israël geprezen worden. Heel Israël zal trots zijn op zijn God.

Godenbeelden kunnen niet redden

46 Jesaja zegt: De god Bel is omgevallen en de god Nebo scheefgezakt.[h] De beelden worden op dieren weggedragen als buit van de vijand. De vermoeide dieren vinden ze maar zwaar. Bel en Nebo vallen om en zakken scheef. Ze hebben hun volk niet kunnen redden. Ze hebben zichzelf niet kunnen redden. Nu worden ze op dieren geladen en weggedragen.

De Heer zegt: "Luister naar Mij, volk van Israël! Luister, overblijfsel van Israël! Ik heb jullie gedragen vanaf de dag dat jullie werden geboren. En Ik blijf jullie dragen totdat jullie oud en grijs geworden zijn. Want Ik ben altijd Dezelfde en Ik verander niet. Ik heb jullie gedragen en Ik zal jullie blijven dragen. Ik zal jullie optillen, dragen en redden. Met wie willen jullie Mij vergelijken? Ben Ik wel met iemand te vergelijken? Is er iemand zoals Ik?

De mensen schudden goud en zilver uit hun geldbuidel en wegen het af op een weegschaal. Dan huren ze een goudsmid die er een god van moet maken. Ze knielen voor die god neer en aanbidden hem. Ze tillen hem op hun schouders, nemen hem mee en zetten hem op zijn plaats. Daar staat hij dan en komt nooit van zijn plek. Als iemand tot hem roept, antwoordt hij niet. Hij redt niemand uit zijn moeilijkheden.

Denk hier eens over na! Word nu eens verstandig, jullie ongehoorzame mensen! Denk aan wat er vroeger is gebeurd. Ik ben God en er is geen andere God. Er is niemand als Ik. 10 Al aan het begin vertel Ik wat er aan het eind zal gebeuren. Ik spreek van tevoren over dingen die nog niet gebeurd zijn. En alles wat Ik van plan was, doe Ik. 11 Ik roep een man uit het oosten, uit een ver land.[i] Hij is sterk en snel als een roofvogel. Ik heb het gezegd en Ik zal het ook doen. Ik heb het bedacht en het zal ook gebeuren. 12 Luister naar Mij, koppig en ongehoorzaam en onrechtvaardig volk! 13 Ik ga rechtspreken, en dat zal niet lang meer duren. Binnenkort zal Ik jullie komen redden. Ik zal goed zijn voor Jeruzalem en voor Israël."

Footnotes

  1. Jesaja 42:1 Dit is Jesaja's eerste duidelijke profetie over een dienaar die God werkelijk zou dienen zoals Hij het bedoelde: Jezus.
  2. Jesaja 42:6 Met 'jou' wordt de 'dienaar' uit vers 1 bedoeld.
  3. Jesaja 42:9 God had de Israëlieten gewaarschuwd dat ze geen andere goden mochten aanbidden. Als ze dat wel zouden gaan doen, zou Hij hun land straffen en hen uit hun land wegjagen. Lees Deuteronomium 11:16 en Deuteronomium 28:45-57.
  4. Jesaja 43:14 Babylonië zou veroverd worden door Perzië. Koning Kores van Perzië zou een grote groep Joden laten teruggaan naar Jeruzalem. Dat wordt beschreven in de bijbelboeken EZRA en NEHEMIA. Lees ook Jesaja 44:28.
  5. Jesaja 43:17 Dat was toen Israël onder leiding van Mozes uit Egypte vertrok. Lees Exodus 14.
  6. Jesaja 44:28 Kores leefde toen nog niet eens! Hij werd later de koning van Perzië. Hij wordt ook Darius genoemd. Hij veroverde Babylonië en liet een groot aantal Judeeërs uit Babel terug gaan naar hun land om de tempel en de steden van Juda te herbouwen. Lees Ezra 1:1-4.
  7. Jesaja 45:13 Lees Ezra 1:1-4.
  8. Jesaja 46:1 Bel en Nebo waren Babylonische goden.
  9. Jesaja 46:11 Hiermee wordt hier koning Kores van Perzië bedoeld, net als in Jesaja 45.