Print Page Options

Godenbeelden kunnen niet redden

46 Jesaja zegt: De god Bel is omgevallen en de god Nebo scheefgezakt.[a] De beelden worden op dieren weggedragen als buit van de vijand. De vermoeide dieren vinden ze maar zwaar. Bel en Nebo vallen om en zakken scheef. Ze hebben hun volk niet kunnen redden. Ze hebben zichzelf niet kunnen redden. Nu worden ze op dieren geladen en weggedragen.

De Heer zegt: "Luister naar Mij, volk van Israël! Luister, overblijfsel van Israël! Ik heb jullie gedragen vanaf de dag dat jullie werden geboren. En Ik blijf jullie dragen totdat jullie oud en grijs geworden zijn. Want Ik ben altijd Dezelfde en Ik verander niet. Ik heb jullie gedragen en Ik zal jullie blijven dragen. Ik zal jullie optillen, dragen en redden. Met wie willen jullie Mij vergelijken? Ben Ik wel met iemand te vergelijken? Is er iemand zoals Ik?

De mensen schudden goud en zilver uit hun geldbuidel en wegen het af op een weegschaal. Dan huren ze een goudsmid die er een god van moet maken. Ze knielen voor die god neer en aanbidden hem. Ze tillen hem op hun schouders, nemen hem mee en zetten hem op zijn plaats. Daar staat hij dan en komt nooit van zijn plek. Als iemand tot hem roept, antwoordt hij niet. Hij redt niemand uit zijn moeilijkheden.

Denk hier eens over na! Word nu eens verstandig, jullie ongehoorzame mensen! Denk aan wat er vroeger is gebeurd. Ik ben God en er is geen andere God. Er is niemand als Ik. 10 Al aan het begin vertel Ik wat er aan het eind zal gebeuren. Ik spreek van tevoren over dingen die nog niet gebeurd zijn. En alles wat Ik van plan was, doe Ik. 11 Ik roep een man uit het oosten, uit een ver land.[b] Hij is sterk en snel als een roofvogel. Ik heb het gezegd en Ik zal het ook doen. Ik heb het bedacht en het zal ook gebeuren. 12 Luister naar Mij, koppig en ongehoorzaam en onrechtvaardig volk! 13 Ik ga rechtspreken, en dat zal niet lang meer duren. Binnenkort zal Ik jullie komen redden. Ik zal goed zijn voor Jeruzalem en voor Israël."

Footnotes

  1. Jesaja 46:1 Bel en Nebo waren Babylonische goden.
  2. Jesaja 46:11 Hiermee wordt hier koning Kores van Perzië bedoeld, net als in Jesaja 45.

De afgodsbeelden van Babel

46 De afgodsbeelden van Babel, Bel en Nebo, worden op wagens weggevoerd! Maar kijk! De trekdieren struikelen! De wagen slaat om en de beelden vallen op de grond! Is dat het beste wat zij kunnen? Die goden konden hun eigen beelden niet redden, ze zijn in gevangenschap weggesleept.

Luister naar Mij, alle Israëlieten die zijn overgebleven, Ik heb u geschapen en sinds uw geboorte voor u gezorgd. Uw leven lang zal Ik uw God zijn. Ook al wordt uw haar grijs van ouderdom, Ik maakte u en Ik zal voor u zorgen. Ik zal u voorthelpen en uw redder zijn. Met wie in de hele hemel en op de hele aarde ben Ik te vergelijken? Wie kunt u vinden die gelijk is aan Mij? Zij die veel geld uit hun buidel schudden en een massa zilver kunnen afwegen, huren een goudsmid en betalen zich arm om een god te laten maken! Dan vallen zij op hun knieën en aanbidden hem! Op hun schouders dragen zij hem rond en als zij hem ergens neerzetten blijft hij daar, want hij kan zich niet bewegen! En als iemand tot hem bidt komt er geen antwoord, want die god kan hem niet uit zijn problemen helpen. Vergeet dit niet, u die van de levende God bent afgevallen, en neem het ter harte. En vergeet ook niet hoe vaak Ik u overduidelijk heb verteld wat in de toekomst ging gebeuren. Want Ik ben God, Ik alleen, en er bestaat geen ander zoals Ik. 10 Ik verkondig u van het begin af aan de afloop van wat er gebeuren gaat. Wat Ik heb bepaald, zal gebeuren zoals Ik heb besloten. 11 Ik zal die snelle roofvogel uit het oosten roepen, de man die Ik heb verkoren, die van ver komt. Hij zal komen en doen wat Ik zeg. 12 Luister naar Mij, koppige mannen die u verre houdt van mijn heil. 13 Want Ik bied u mijn verlossing aan. Niet in de verre toekomst, maar nu! Ik sta klaar om u te redden. Jeruzalem zal Ik verlossen en Israël weer in luister herstellen.

Das Ende der Götzen Babylons

46 Bel krümmt sich; Nebo ist zusammengebrochen;[a] ihre Bilder sind den Tieren und dem Vieh aufgeladen; eure Prozessionsbilder[b] sind ihnen zur schweren Last geworden, eine Bürde für das erschöpfte Vieh.

Sie sind miteinander zusammengebrochen und niedergesunken und konnten die Last nicht retten; sie selbst mussten in die Gefangenschaft gehen.

Hört auf mich, o du Haus Jakob, und der ganze Überrest vom Haus Israel; ihr, die ihr vom Mutterleib an [mir] aufgeladen, von Geburt an [von mir] getragen worden seid:

Bis in [euer] Greisenalter bin ich derselbe, und bis zu [eurem] Ergrauen will ich euch tragen. Ich habe es getan, und ich will auch fernerhin [euch] heben, tragen und erretten.

Wem wollt ihr mich nachbilden und vergleichen, und wem mich ähnlich machen, dass wir uns gleichen sollten?

Da schütteln sie Gold aus dem Beutel und wiegen Silber mit der Waage ab, sie bezahlen einen Goldschmied, damit er ihnen daraus einen Gott macht, vor dem sie niederfallen, ja, den sie anbeten.

Sie nehmen ihn auf die Schulter, tragen ihn und stellen ihn an seinen Ort; da steht er und rührt sich nicht von der Stelle; ja, man schreit zu ihm, aber er antwortet nicht; er rettet niemand aus seiner Not.

Bedenkt das und erweist euch als Männer und nehmt es euch zu Herzen, ihr Übertreter!

Gedenkt an das Frühere von der Urzeit her, dass Ich Gott bin und keiner sonst; ein Gott, dem keiner zu vergleichen ist.

10 Ich verkündige von Anfang an das Ende, und von der Vorzeit her, was noch nicht geschehen ist. Ich sage: Mein Ratschluss soll zustande kommen, und alles, was mir gefällt, werde ich vollbringen.

11 Ich berufe von Osten her einen Adler und aus fernen Ländern den Mann meines Ratschlusses. Ja, ich habe es gesagt, ich führe es auch herbei; ich habe es geplant, und ich vollbringe es auch.

12 Hört mir zu, die ihr ein stolzes Herz habt und fern von der Gerechtigkeit seid!

13 Ich habe meine Gerechtigkeit nahe gebracht; sie ist nicht fern, und meine Rettung lässt nicht auf sich warten. Ich will in Zion Rettung geben und für Israel meine Herrlichkeit.

Footnotes

  1. (46,1) Bel und Nebo sind Namen der Hauptgottheiten Babels.
  2. (46,1) od. Tragbilder; d.h. Götzenbildnisse, die in Prozessionen feierlich umhergetragen wurden.

Action souveraine de Dieu

46 Bel s'écroule, Nebo tombe.

On place ces statues sur des animaux, sur des bêtes.

Vous les portiez et voilà qu’elles sont chargées

comme un fardeau pour l'animal fatigué!

Ils sont tombés, ils se sont écroulés ensemble,

ils sont incapables de préserver leur image

et partent eux-mêmes en déportation.

Ecoutez-moi, famille de Jacob,

vous tous qui restez de la communauté d'Israël!

Je me suis chargé de vous depuis le ventre de votre mère,

je vous ai portés dès avant votre naissance!

Jusqu'à votre vieillesse je serai le même,

jusqu'à vos cheveux blancs je vous soutiendrai.

Comme je l'ai déjà fait, je veux encore vous porter,

vous soutenir et vous préserver.

A qui me comparerez-vous pour faire de nous des égaux?

A qui me ferez-vous ressembler pour nous assimiler?

Ils versent l'or de leur bourse

et pèsent l'argent à la balance,

ils paient un orfèvre pour qu'il leur en fasse un dieu,

puis ils se prosternent devant lui. Oui, ils l’adorent!

Ils le portent, ils le chargent sur l'épaule,

ils le déposent à sa place et il y reste:

il est incapable de quitter sa place.

On a beau crier, il ne répond pas:

il est incapable de vous sauver de votre détresse.

Souvenez-vous de cela et montrez-vous courageux!

Vous qui êtes des rebelles, réfléchissez-y!

Souvenez-vous des tout premiers événements!

En effet, c’est moi qui suis Dieu et il n'y en a pas d'autre.

Je suis Dieu et personne n'est comparable à moi.

10 Je révèle dès le début ce qui doit arriver,

et longtemps à l'avance ce qui n'est pas encore mis en œuvre.

Je dis: «Mon projet se réalisera

et je mettrai en œuvre tout ce que je désire.»

11 C'est moi qui appelle de l'est un oiseau de proie,

d'une terre lointaine l’homme chargé de réaliser mon projet.

Ce que j'ai dit, je le ferai arriver;

ce que j'ai prévu, je le mettrai en œuvre.

12 Ecoutez-moi, hommes au cœur endurci,

vous qui êtes éloignés de la justice!

13 Je fais approcher ma justice: elle n'est pas loin.

Je fais approcher mon salut: il ne se fera pas attendre.

Je mettrai le salut dans Sion,

je montrerai toute ma splendeur à Israël.

46 Bel boweth down, Nebo stoopeth, their idols were upon the beasts, and upon the cattle: your carriages were heavy loaden; they are a burden to the weary beast.

They stoop, they bow down together; they could not deliver the burden, but themselves are gone into captivity.

Hearken unto me, O house of Jacob, and all the remnant of the house of Israel, which are borne by me from the belly, which are carried from the womb:

And even to your old age I am he; and even to hoar hairs will I carry you: I have made, and I will bear; even I will carry, and will deliver you.

To whom will ye liken me, and make me equal, and compare me, that we may be like?

They lavish gold out of the bag, and weigh silver in the balance, and hire a goldsmith; and he maketh it a god: they fall down, yea, they worship.

They bear him upon the shoulder, they carry him, and set him in his place, and he standeth; from his place shall he not remove: yea, one shall cry unto him, yet can he not answer, nor save him out of his trouble.

Remember this, and shew yourselves men: bring it again to mind, O ye transgressors.

Remember the former things of old: for I am God, and there is none else; I am God, and there is none like me,

10 Declaring the end from the beginning, and from ancient times the things that are not yet done, saying, My counsel shall stand, and I will do all my pleasure:

11 Calling a ravenous bird from the east, the man that executeth my counsel from a far country: yea, I have spoken it, I will also bring it to pass; I have purposed it, I will also do it.

12 Hearken unto me, ye stouthearted, that are far from righteousness:

13 I bring near my righteousness; it shall not be far off, and my salvation shall not tarry: and I will place salvation in Zion for Israel my glory.