Add parallel Print Page Options

34 Zij hebben zelfs mijn eigen tempel verontreinigd door daar hun vreselijke afgoden te aanbidden. 35 Zij hebben altaren voor Baäl gebouwd in het Ben-Hinnomdal. Daar hebben zij zelfs hun kinderen verbrand als offers aan Moloch, iets dat Ik nooit heb bevolen, wat Ik Mij zelfs niet kan voorstellen. Wat een gruwelijk kwaad! En wat heeft Juda daardoor enorm gezondigd! 36 Daarom zegt de Here, de God van Israël, van deze stad dat zij door oorlog, honger en ziekten in handen van de koning van Babel zal vallen.

Read full chapter