God’s Wrath against Nations

34 Come near, (A)you nations, to hear; and listen, you peoples!
(B)Let the earth and [a]all it contains hear, and the world and all that springs from it.
For the Lords (C)anger is against all the nations,
And His wrath against all their armies.
He has [b](D)utterly destroyed them,
He has turned them over to (E)slaughter.
So their slain will be (F)thrown out,
And their corpses [c]will give off their (G)stench,
And the mountains will [d]be drenched with their (H)blood.
And (I)all the heavenly [e]lights will [f]wear away,
And the (J)sky will be rolled up like a scroll;
All its [g]lights will also wither away
As a leaf withers from the vine,
Or as one withers from the fig tree.
For (K)My sword has drunk its fill in heaven;
Behold it shall descend for judgment upon (L)Edom,
And upon the people whom I have (M)designated for destruction.
The sword of the Lord is filled with blood,
It drips with fat, with the blood of lambs and goats,
With the fat of the kidneys of rams.
For the Lord has a sacrifice in (N)Bozrah,
And a great slaughter in the land of (O)Edom.
(P)Wild oxen will also [h]fall with them
And (Q)young bulls with strong ones;
So their land will be (R)soaked with blood,
And their dust [i]become greasy with fat.
For the Lord has a day of (S)vengeance,
A year of retribution for the [j]cause of Zion.
[k]Its streams will be turned into pitch,
And its loose earth into (T)brimstone,
And its land will become burning pitch.
10 It will (U)not be extinguished night or day;
Its (V)smoke will go up forever.
From (W)generation to generation it will be desolate;
(X)None will pass through it forever and ever.
11 But [l](Y)pelican and hedgehog will possess it,
And [m]owl and raven will dwell in it;
And He will stretch over it the (Z)line of [n]desolation
And the [o]plumb line of emptiness.
12 Its nobles—there is (AA)no one there
Whom they may proclaim king—
And all its officials will be (AB)nothing.
13 Thorns will come up in its (AC)fortified towers,
Weeds and thistles in its fortified cities;
It will also be a haunt of (AD)jackals
And a habitat of ostriches.
14 The desert (AE)creatures will meet with the [p]wolves,
The [q](AF)goat also will cry to its kind.
Yes, the [r]night-bird will settle there
And will find herself a resting place.
15 The tree snake will make its nest and lay eggs there,
And it will hatch and gather them under its [s]protection.
Yes, (AG)the [t]hawks will be gathered there,
Every one with its kind.

16 Seek from the (AH)book of the Lord, and read:

Not one of these will be missing;
None will lack its mate.
For [u](AI)His mouth has commanded,
And His Spirit has gathered them.
17 He has cast the (AJ)lot for them,
And His hand has divided it to them by the (AK)measuring line.
They shall possess it forever;
From (AL)generation to generation they will dwell in it.

Footnotes

  1. Isaiah 34:1 Lit its fullness
  2. Isaiah 34:2 Lit put under the ban
  3. Isaiah 34:3 Lit their stench will go up
  4. Isaiah 34:3 Lit dissolve
  5. Isaiah 34:4 Lit host; i.e., sun, stars, etc.
  6. Isaiah 34:4 Lit rot
  7. Isaiah 34:4 Lit host; i.e., sun, stars, etc.
  8. Isaiah 34:7 Lit go down
  9. Isaiah 34:7 Lit made fat
  10. Isaiah 34:8 Or controversy
  11. Isaiah 34:9 I.e., Edom’s
  12. Isaiah 34:11 Or owl; or jackdaw
  13. Isaiah 34:11 Or great horned owl
  14. Isaiah 34:11 Or formlessness
  15. Isaiah 34:11 Lit stones of void
  16. Isaiah 34:14 Or howling creatures
  17. Isaiah 34:14 Or goat demon
  18. Isaiah 34:14 Or a demon; Heb Lilith
  19. Isaiah 34:15 Lit shade
  20. Isaiah 34:15 Or kites
  21. Isaiah 34:16 As in DSS; MT My

Gods straf over Edom

34 Jesaja zegt: Volken, kom dichterbij om te luisteren naar wat ik zeg. Landen, let op! Laat de hele aarde goed naar mij luisteren! De Heer is woedend op de volken en op hun legers. Hij heeft besloten al die legers te vernietigen en af te slachten. Overal in het rond zullen de doden liggen. De stank van hun lijken zal opstijgen. De bergen zullen druipen van het bloed. De sterren zullen verbleken. De hemel zal verdwijnen als een boekrol die wordt opgerold. De sterren zullen naar beneden vallen zoals in de herfst de bladeren van de bomen vallen en de vijgen van de vijgenboom.

Het zwaard van de Heer is dronken van bloed. Zijn zwaard zal neerkomen op Edom.[a] Het doodt het volk dat Hij wil straffen. Het zwaard van de Heer druipt van het bloed. Het druipt van vet en bloed van lammetjes, geiten en schapen. Want de Heer houdt een offerfeest in Bozra.[b] Een grote slachtpartij in het land van Edom. Ook wilde buffels worden gedood. Stieren en buffels[c] zullen neervallen. Het land zal doordrenkt zijn met bloed. Het stof zal plakken van het vet. Want het zal de dag van de straf van de Heer zijn. Het zal het moment zijn dat Hij de vijanden van Jeruzalem straft. Het water van de beken zal in teer veranderen. Het stof zal in zwavel veranderen. Ja, de grond zal veranderen in een oven van brandende teer. 10 Die teer zal dag en nacht branden. Voor eeuwig zal de rook opstijgen. Eeuwenlang zal het land onbewoond blijven. Voor eeuwig zal er niemand meer doorheen reizen. 11 Er zullen allerlei watervogels gaan wonen. Want de Heer zal met zijn meetlint het gebied afmeten dat voortaan kaal en leeg zal zijn. 12 Er zal niemand zijn om koning te worden. Er zullen geen leiders meer zijn. 13 In de paleizen zal het onkruid groeien. Het zal er vol staan met dorens en distels. Er zullen alleen jakhalzen en struisvogels wonen. 14 De wilde dieren van de woestijn zullen er wonen met de hyena's. De duivelse geesten zullen er naar elkaar schreeuwen. Allerlei nachtdieren zullen er een plaats zoeken om te rusten. 15 Slangen zullen er nestelen en hun eieren leggen. Ze zullen ze uitbroeden en en onder zich beschermen. Ook zullen de gieren zich daar verzamelen.

16 Zoek het maar op in het boek van de Heer. Lees maar: niet één van deze dieren zal ontbreken. Ze zullen er allemaal zijn. Want ik heb het gezegd en zijn Geest zal ze bij elkaar brengen. 17 Hij heeft het land verloot en aan hen gegeven. Hij bepaalde met zijn meetlint hoe groot hun gebied zou zijn. Ze zullen er voor altijd wonen.

Footnotes

  1. Jesaja 34:5 Edom was Israëls oudste vijand. Hier wordt het land Edom gebruikt als symbool voor al Israëls vijanden.
  2. Jesaja 34:6 Bozra was de hoofdstad van Edom.
  3. Jesaja 34:7 Met de verschillende dieren die hier genoemd worden, worden mensen en/of volken bedoeld.