Add parallel Print Page Options

11 And there shall come forth a Khoter (Branch) out of the Geza (Stem, Stump, Stock) of Yishai, and a Netzer [Branch [see Tzemach, Moshiach Jer 23:5; 33:15; Zech 3:8; 6:12, Ezra 3:8 which give as Moshiach’s Namesake Yehoshua/Yeshua; compare Mt.2:23 OJBC] shall bear fruit of his roots:

And the Ruach [Hakodesh] of Hashem shall rest upon Him, the Ruach of Chochmah and Binah, the Ruach of Etzah (Counsel [see Isaiah 9:5) and Gevurah, the Ruach of Da’as and of the Yir’at Hashem;

And His delight shall be in the Yir’at Hashem: and He shall not judge after the sight of His eyes, neither reprove after the hearing of His ears:

But with tzedek shall He judge the needy, and reprove with mishor (equity, justice) for the anvei eretz: and He shall strike the earth with the shevet of His mouth, and with the Ruach of His lips shall he slay the reshah.

And tzedek shall be the ezor (belt) of His loins, and emunah (faithfulness) the ezor of His waist.

The ze’ev (wolf) also shall dwell with the keves, and the namer (leopard) shall lie down with the gedi (young goat); and the egel and the lion whelp and the fatling together; and a na’ar shall lead them.

And the parah (cow) and the dov (bear) shall feed together; their yeladim shall lie down together; and the aryeh shall eat teven (straw) like the ox.

And the yonek (sucking infant) shall play on the hole of the cobra, and the weaned child shall put his yad in the viper’s me’urah (hole).

They shall not hurt nor destroy in all My Har Kodesh; for ha’aretz shall be full of the da’as Hashem, as the mayim cover the sea.

10 And in Yom HaHu there shall be a Shoresh Yishai, which shall stand for a nes (banner) for the peoples; to Him [Moshiach] will the Goyim seek; and His menucha (resting place) shall be kavod.

11 And it shall come to pass in Yom HaHu, that Adonoi shall set His yad again the second time to recover the She’ar (Remnant) of His people, which shall be left [as survivors], from Assyria, and from Mitzrayim, and from Patros, and from Kush, and from Elam, and from Shinar, and from Chamat, and from the islands of the sea.

12 And He shall raise up a nes [a banner, i.e., send a signal] for the Goyim, and shall assemble the outcasts of Yisroel, and gather together the dispersed of Yehudah from the four corners of ha’aretz.

13 The kinah (envy, jealousy) also of Ephrayim shall depart, and the adversaries of Yehudah shall be cut off; Ephrayim shall not envy Yehudah, and Yehudah shall not harass Ephrayim.

14 But they shall swoop down upon the shoulders of the Pelishtim toward the west; they shall plunder them of the east together; they shall lay their yad upon Edom and Moav; and the Bnei Ammon shall obey them.

15 And Hashem shall utterly destroy the leshon Yam Mitzrayim (tongue of the Red Sea); and with His scorchimg Ruach shall He shake His Yad over the Nahar [i.e., Euphrates River], and shall break it into seven streams, and make men go over dryshod.

16 And there shall be a mesillah (highway) for the she’ar (remnant) of His people, which shall be left, from Assyria; just as it was for Yisroel in the Yom that he came up out of Eretz Mitzrayim.

God geeft een nieuwe toekomst onder een nieuwe Koning

11 Jesaja zegt: Maar net zoals er uit de stronk van een omgehakte boom weer een jong takje[a] begint te groeien en vruchten krijgt, zal er een Zoon geboren worden uit de familie van Isaï (de vader van koning David). De Geest van de Heer zal op Hem zijn. Hij zal vol zijn van de Geest van wijsheid, de Geest van verstand, de Geest van raad, de Geest van sterkte, de Geest van kennis van God en de Geest van ontzag voor God. Hij zal diep ontzag voor God hebben en daarvan genieten. Hij zal niet oordelen op grond van wat Hij ziet of van anderen hoort. Hij zal rechtvaardig zijn voor arme en bescheiden mensen. Maar voor de mensen die zich niets van God aantrekken, zal zijn oordeel zijn als een zweepslag. Hij zal hem die zich niets van hem aantrekt, zonder moeite doden. Hij blaast hem weg. Want Hij zal altijd rechtvaardig en eerlijk zijn.

Dan zullen wolven en schapen bij elkaar leven. Panters en geitjes zullen samen liggen rusten. Kalveren en jonge leeuwen groeien samen op. Een kleine jongen zal ze hoeden. Koeien en beren zullen samen gras eten. Hun jongen zullen samen spelen. Leeuwen zullen net als koeien hooi eten. Baby's zullen spelen bij het hol van een adder. Kleuters zullen giftige slangen uit hun nest pakken. Niemand zal een ander nog kwaad doen op Gods heilige berg. Want op de hele aarde zal iedereen de Heer kennen. Zoals de zee vol is van water, zo zullen de mensen vol zijn van de Heer. 10 Want in die tijd zullen alle volken van de aarde naar de stronk van Isaï gaan, naar de jonge tak die daaruit groeide, de Zoon van David. Hij zal zijn als een vlag op een heuvel, die al van ver te zien is. Iedereen zal naar Hem toe gaan. En de plaats waar Hij woont zal vol zijn van zijn schitterende macht en majesteit.

De Heer zal zijn volk Israël redden

11 In die tijd zal de Heer opnieuw zijn volk redden. Hij zal het overblijfsel van zijn volk verzamelen uit Assur, Egypte, Patros, Ethiopië, Elam, Sinear, Hamat en de landen langs de kust. 12 Hij zal een vlag neerzetten bij de volken, zodat iedereen kan zien waar hij naartoe moet gaan. De mensen waren uit Israël en Juda weggejaagd en woonden overal verspreid. Maar Hij zal hen uit alle windrichtingen verzamelen. 13 Dan zullen de bewoners van Israël niet langer jaloers zijn op de bewoners van Juda. De vijanden van Juda zullen vernietigd worden. En Juda zal Israël niet meer aanvallen. Ze zullen niet langer met elkaar oorlog voeren. 14 Samen zullen ze de Filistijnen in het westen aanvallen. Samen zullen ze de volken van het oosten beroven. Samen zullen ze Edom en Moab aanvallen en verslaan. Samen zullen ze de Ammonieten overwinnen zodat die hen moeten dienen.

15 Dan zal de Heer een weg banen zoals vroeger door de Rietzee bij Egypte. En Hij zal met zijn adem het water van de Eufraat wegblazen.[b] Hij zal de machtige Eufraat uit elkaar slaan tot zeven kleine stroompjes die je te voet kan oversteken. 16 Dan zal de weg naar huis openliggen voor het overblijfsel van zijn volk dat nog in Assur was overgebleven. Net zoals de weg open lag voor het volk Israël toen het uit Egypte vertrok.[c]

Footnotes

  1. Jesaja 11:1 Zelfs een boomstronk kan nog uitspruiten, ook al lijkt het dat er geen leven meer in zit. Met de 'jonge tak' wordt daarom een nieuw begin bedoeld. Op de meeste plaatsen in de bijbel wordt hiermee Jezus bedoeld.
  2. Jesaja 11:15 Jesaja bedoelde dat het volk van Juda eerst als gevangenen aan de andere kant van de Eufraat zou komen te wonen, maar dat de Heer hen op een dag ook weer naar hun eigen land zal terugbrengen.
  3. Jesaja 11:16 Toen Mozes zijn staf uitstrekte over de Rietzee, spleet God het water en konden de Israëlieten over het droge oversteken. Lees Exodus 14:21 en 22.