Add parallel Print Page Options

Israël, de bruid die niet trouw wil zijn aan haar Man

De Heer zegt: "Hosea, beschuldig je land. Beschuldig Israël. Zoals de moeder van Jizreël, Lo-Ammi en Lo-Ruchama ontrouw is aan jou, zo is Israël, mijn vrouw, ontrouw aan Mij. Israël is niet langer mijn vrouw. Ik ben niet langer haar Man. Laat ze stoppen met zich als een hoer te gedragen. Want anders zal Ik haar helemaal uitkleden en haar naakt laten staan. Zo naakt als op de dag dat ze geboren werd.[a] Ik zal Israël veranderen in een woestijn. Ik zal er een verdroogd land van maken, een land dat zal sterven van de dorst. Ik zal geen medelijden hebben met haar kinderen, de bewoners van het land. Want ze aanbidden andere goden. Want hun land, hun moeder, is ontrouw aan Mij. Ze gedraagt zich verschrikkelijk. Ze dient liever andere goden. Ze denkt dat die ervoor zorgen dat ze brood en water, wol en vlas, olijf-olie en wijn heeft.[b]

Let op, daarom zal Ik doornstruiken en distels op haar weg laten groeien.[c] Ik zal een haag van doorntakken langs haar pad zetten. Daardoor kan ze de weg niet meer vinden. Ze zal bij haar vriendjes (de afgoden) hulp zoeken. Ze zal naar hen zoeken, maar niet vinden. Dan zal ze tegen zichzelf zeggen: 'Ik zal teruggaan. Ik ga terug naar mijn vorige Man, want toen had ik het beter dan nu.'

Israël begrijpt niet dat Ík haar het graan, de wijn en de olijf-olie gaf. Dat Ík haar zoveel zilver en goud heb gegeven, goud en zilver dat ze gebruikte om beelden van Baäl van te maken. Daarom zal Ik komen en het graan weghalen in de oogsttijd, en de nieuwe wijn weghalen wanneer die gemaakt is. Ik zal de wol en het vlas weghalen, zodat ze geen kleren meer kan maken. Ze zal naakt te kijk staan. Ik zal haar vriendjes laten zien hoe dwaas ze is. En niemand zal haar redden. 10 Ik maak een einde aan de grote feesten, de feestdagen voor de nieuwe maand, de heilige rustdagen. Er zullen helemaal geen samenkomsten meer zijn. 11 De wijnstruiken en de vijgenbomen, waarvan ze dacht: 'Die heb ik van mijn vriendjes gehad,'[d] zal Ik vernielen. Ik zal ze laten verwilderen en de wilde dieren zullen ze opeten. 12 Ik zal haar ervoor straffen dat ze offers bracht aan andere goden. Ze zal de gevolgen moeten dragen. Want ze heeft zich voor hén mooi gemaakt met ringen en kettingen, maar Míj is ze vergeten, zegt de Heer."

Israël zal bij de Heer terugkomen

13 De Heer zegt: "Let op, daarom zal Ik haar lokken, Ik zal haar leiden in de woestijn.[e] Ik zal daar liefdevol tot haar spreken. 14 Ik zal haar wijngaarden weer aan haar teruggeven. Zo zal het Achor-dal[f] een plaats worden van nieuwe hoop. Ze zal weer van liefde voor Mij zingen zoals ze vroeger zong, toen Ik haar uit Egypte bevrijdde.[g]

15 Israël, in die tijd zul je niet langer 'mijn Meester' tegen Mij zeggen. Je zal Mij 'mijn Man' noemen, zegt de Heer. 16 En Ik zal de namen van je afgoden uit je mond weghalen. Je zal je hun namen niet eens meer herinneren. 17 In die tijd zal Ik voor Israël een verbond sluiten met de wilde dieren, de vogels en de kruipende dieren zodat ze je geen kwaad doen. Ook zal Ik ervoor zorgen dat er geen oorlog meer is in het land. Zo zul je veilig kunnen wonen.

18 Israël, je zal mijn bruid worden, voor eeuwig. Ik zal jou tot mijn bruid maken omdat Ik eerlijk, trouw, liefdevol en vriendelijk ben. 19 Ik zal jou opnieuw tot mijn bruid maken door je te laten zien dat Ik trouw ben. Je zal Mij werkelijk leren kennen. 20 In die tijd zal Ik geven wat er nodig is. Ik zal geven wat de hemel nodig heeft. En de hemel zal geven wat de aarde nodig heeft. 21 En de aarde zal geven wat het graan, de wijn en de olijf-olie nodig hebben. En het graan, de wijn en de olijf-olie zullen Jizreël geven wat het nodig heeft. 22 Dan zal Ik Israël voor Mijzelf in het land zaaien en tot een groot volk maken. Ik zal medelijden hebben met Lo-Ruchama (= 'geen medelijden'). En Ik zal tegen Lo-Ammi (= 'niet mijn volk') zeggen: 'Jij bent mijn volk!' En mijn volk zal zeggen: 'Mijn God!' "

Footnotes

  1. Hosea 2:2 God zou Israël laten verwoesten door Assur. Het land zou worden leeggeplunderd en alle bewoners zouden worden gedood of meegenomen. Zo zou het land leeg achterblijven.
  2. Hosea 2:4 De Israëlieten dienden onder andere Baäl, de god van de Kanaänieten. Ze geloofden dat hij voor goede oogsten zorgde.
  3. Hosea 2:5 Doornstruiken zijn in de bijbel altijd een beeld van strijd en ellende.
  4. Hosea 2:11 Ze dacht dus: 'Baäl heeft voor de goede oogsten gezorgd omdat ik hem aanbeden heb.'
  5. Hosea 2:13 Met de 'woestijn' wordt een moeilijke tijd bedoeld. God zou de bewoners van het koninkrijk Israël gevangen laten meenemen naar Assur en de bewoners van het koninkrijk Juda naar Babylonië.
  6. Hosea 2:14 In het Achor-dal (= Dal van Ellende) werd Achan met zijn familie gestraft voor het stelen van goud en een mantel uit Jericho. Lees Jozua 7:24-26. Israël zal dus weer uit de ellende gehaald worden.
  7. Hosea 2:14 Toen het leger van de farao in de Rietzee verdronken was, zong Israël een vreugdelied. Lees Exodus 15:1-21.

[a]“Say of your brothers, ‘My people,’ and of your sisters, ‘My loved one.’(A)

Israel Punished and Restored

“Rebuke your mother,(B) rebuke her,
    for she is not my wife,
    and I am not her husband.
Let her remove the adulterous(C) look from her face
    and the unfaithfulness from between her breasts.
Otherwise I will strip(D) her naked
    and make her as bare as on the day she was born;(E)
I will make her like a desert,(F)
    turn her into a parched land,
    and slay her with thirst.
I will not show my love to her children,(G)
    because they are the children of adultery.(H)
Their mother has been unfaithful
    and has conceived them in disgrace.
She said, ‘I will go after my lovers,(I)
    who give me my food and my water,
    my wool and my linen, my olive oil and my drink.’(J)
Therefore I will block her path with thornbushes;
    I will wall her in so that she cannot find her way.(K)
She will chase after her lovers but not catch them;
    she will look for them but not find them.(L)
Then she will say,
    ‘I will go back to my husband(M) as at first,(N)
    for then I was better off(O) than now.’
She has not acknowledged(P) that I was the one
    who gave her the grain, the new wine and oil,(Q)
who lavished on her the silver and gold(R)
    which they used for Baal.(S)

“Therefore I will take away my grain(T) when it ripens,
    and my new wine(U) when it is ready.
I will take back my wool and my linen,
    intended to cover her naked body.
10 So now I will expose(V) her lewdness
    before the eyes of her lovers;(W)
    no one will take her out of my hands.(X)
11 I will stop(Y) all her celebrations:(Z)
    her yearly festivals, her New Moons,
    her Sabbath days—all her appointed festivals.(AA)
12 I will ruin her vines(AB) and her fig trees,(AC)
    which she said were her pay from her lovers;(AD)
I will make them a thicket,(AE)
    and wild animals will devour them.(AF)
13 I will punish her for the days
    she burned incense(AG) to the Baals;(AH)
she decked herself with rings and jewelry,(AI)
    and went after her lovers,(AJ)
    but me she forgot,(AK)
declares the Lord.(AL)

14 “Therefore I am now going to allure her;
    I will lead her into the wilderness(AM)
    and speak tenderly to her.
15 There I will give her back her vineyards,
    and will make the Valley of Achor[b](AN) a door of hope.
There she will respond[c](AO) as in the days of her youth,(AP)
    as in the day she came up out of Egypt.(AQ)

16 “In that day,” declares the Lord,
    “you will call me ‘my husband’;(AR)
    you will no longer call me ‘my master.[d]
17 I will remove the names of the Baals from her lips;(AS)
    no longer will their names be invoked.(AT)
18 In that day I will make a covenant for them
    with the beasts of the field, the birds in the sky
    and the creatures that move along the ground.(AU)
Bow and sword and battle
    I will abolish(AV) from the land,
    so that all may lie down in safety.(AW)
19 I will betroth(AX) you to me forever;
    I will betroth you in[e] righteousness and justice,(AY)
    in[f] love and compassion.(AZ)
20 I will betroth you in[g] faithfulness,
    and you will acknowledge(BA) the Lord.(BB)

21 “In that day I will respond,”
    declares the Lord
“I will respond(BC) to the skies,
    and they will respond to the earth;
22 and the earth will respond to the grain,
    the new wine and the olive oil,(BD)
    and they will respond to Jezreel.[h](BE)
23 I will plant(BF) her for myself in the land;
    I will show my love to the one I called ‘Not my loved one.[i](BG)
I will say to those called ‘Not my people,[j]’ ‘You are my people’;(BH)
    and they will say, ‘You are my God.(BI)’”

Footnotes

  1. Hosea 2:1 In Hebrew texts 2:1-23 is numbered 2:3-25.
  2. Hosea 2:15 Achor means trouble.
  3. Hosea 2:15 Or sing
  4. Hosea 2:16 Hebrew baal
  5. Hosea 2:19 Or with
  6. Hosea 2:19 Or with
  7. Hosea 2:20 Or with
  8. Hosea 2:22 Jezreel means God plants.
  9. Hosea 2:23 Hebrew Lo-Ruhamah (see 1:6)
  10. Hosea 2:23 Hebrew Lo-Ammi (see 1:9)