Add parallel Print Page Options

Een lied over de bruidegom en zijn bruid (vervolg)

Hij: "Ik ben al bij je, mijn meisje, mijn bruid,
ik ben al in mijn tuin gekomen.
Ik heb mirre geplukt en balsem.
Ik heb je honing gegeten.
Ik heb je wijn en melk gedronken.
Kom vrienden, laten we samen feestvieren
en samen dronken worden."

Zij: "Ik sliep, maar mijn hart was wakker.
Ik droomde dat mijn liefste aanklopte.
Ik hoorde hem zeggen: 'Doe open, mijn meisje, mijn liefste,
mijn duifje, mijn schoonheid!
Mijn hoofd is nat van de dauw.
Mijn haar is nat van de waterdruppels.'
Maar ik zei: 'Ik heb mijn kleren al uitgedaan. Moet ik ze soms weer aantrekken?
Ik heb mijn voeten al gewassen. Moet ik ze soms weer vuil maken?'
Mijn liefste stak zijn hand door de opening in de deur.
Mijn hart bonsde luid.
Ik stond op om hem open te doen.
Mijn handen waren nat, mijn vingers die de grendel open schoven dropen van mirre.
Ik deed de deur open, maar mijn liefste was weg, verdwenen!
Ik beefde van opwinding toen hij met me sprak.
Ik zocht hem, maar kon hem nergens meer vinden.
Ik riep hem, maar hij antwoordde niet.
De wachters die in de stad hun ronde deden, vonden mij.
Ze sloegen me, ze sloegen me hard.
Ze rukten mijn sluier af, die muurwachters.

Ik smeek jullie, meisjes van Jeruzalem,
als jullie mijn liefste vinden, zeg hem dan dat ik hevig naar hem verlang."

Anderen: "Wat heeft jouw liefste wat een ander niet heeft, mooi meisje?
Wat heeft jouw liefste wat een ander niet heeft, dat wij hem dat moeten zeggen?"

10 Zij: "Mijn liefste heeft een blanke, bijna roze huid.
Hij is mooier dan duizenden anderen.
11 Zijn hoofd is van zuiver goud.
Hij heeft ravenzwart, krullend haar.
12 Zijn ogen zijn als de ogen van de duiven bij de beek.
Het wit van zijn ogen is zo wit alsof zijn ogen in melk zijn gewassen.
Zijn ogen zijn zo mooi als edelstenen in een ring.
13 Zijn wangen zijn als een bloembed,
een bloembed van balsem, of een bloembed van geurige kruiden.
Zijn lippen zijn zo mooi als lelies en zo heerlijk als mirre.
14 Zijn armen zijn zo mooi als staven goud die versierd zijn met edelstenen.
Zijn lichaam is als een kunstwerk van ivoor, bedekt met saffieren.
15 Zijn benen zijn als pilaren van wit marmer
die op voetstukken van zuiver goud staan.
Hij is zo groot en sterk als een grote cederboom van de Libanon.
16 Zijn mond is heerlijk.
Alles aan hem is prachtig!
Zo is mijn liefste, zo is mijn vriend,
meisjes van Jeruzalem!"

I am come into my garden, my sister, my spouse: I have gathered my myrrh with my spice; I have eaten my honeycomb with my honey; I have drunk my wine with my milk: eat, O friends; drink, yea, drink abundantly, O beloved.

I sleep, but my heart waketh: it is the voice of my beloved that knocketh, saying, Open to me, my sister, my love, my dove, my undefiled: for my head is filled with dew, and my locks with the drops of the night.

I have put off my coat; how shall I put it on? I have washed my feet; how shall I defile them?

My beloved put in his hand by the hole of the door, and my bowels were moved for him.

I rose up to open to my beloved; and my hands dropped with myrrh, and my fingers with sweet smelling myrrh, upon the handles of the lock.

I opened to my beloved; but my beloved had withdrawn himself, and was gone: my soul failed when he spake: I sought him, but I could not find him; I called him, but he gave me no answer.

The watchmen that went about the city found me, they smote me, they wounded me; the keepers of the walls took away my veil from me.

I charge you, O daughters of Jerusalem, if ye find my beloved, that ye tell him, that I am sick of love.

What is thy beloved more than another beloved, O thou fairest among women? what is thy beloved more than another beloved, that thou dost so charge us?

10 My beloved is white and ruddy, the chiefest among ten thousand.

11 His head is as the most fine gold, his locks are bushy, and black as a raven.

12 His eyes are as the eyes of doves by the rivers of waters, washed with milk, and fitly set.

13 His cheeks are as a bed of spices, as sweet flowers: his lips like lilies, dropping sweet smelling myrrh.

14 His hands are as gold rings set with the beryl: his belly is as bright ivory overlaid with sapphires.

15 His legs are as pillars of marble, set upon sockets of fine gold: his countenance is as Lebanon, excellent as the cedars.

16 His mouth is most sweet: yea, he is altogether lovely. This is my beloved, and this is my friend, O daughters of Jerusalem.

男子:

我的妹妹,我的新娘啊,
我已经来到自己的园中,
采了我的没药和香料,
品尝了我的蜂房和蜂蜜,
也享用了我的美酒和鲜奶。

耶路撒冷的少女:

朋友们,尽情吃喝吧。
相爱的人啊,沉醉在爱中吧!

女子:

我虽然躺在床上,心却清醒。
我听见我的良人在叩门,说:“开门吧!
我的妹妹,我的爱人,
我完美无瑕的小鸽子啊,
我的头上沾满了露水,
头发被夜间的露珠弄湿了。”
可是我已经脱了衣裳,难道要再穿上吗?
我已经洗了脚,怎能再沾土呢?
我的良人从门孔伸进手来,
我心神为之荡漾,
就起来为他开门;
我的双手滴下没药,
甚至门闩也沾了我指头滴下的没药。
我为良人开了门,
他却已经离开了。
他的离去使我心中失落。[a]
我到处找他,却找不着;
我呼唤他,却得不到回答。
城中巡逻的卫兵遇见我,
把我打伤了,
看守城墙的人还抢走了我的披肩。
耶路撒冷的少女啊,
我恳求你们,
倘若遇见我的良人,
请告诉他我思爱成病。

耶路撒冷的少女:

绝色的佳人啊!
你的良人与别的男子比较,
究竟有什么长处,
以致你这样恳求我们呢?

女子:

10 他红光满面,
超越万人。
11 他头如纯金,
乌黑发亮的卷发像波浪。
12 他的眼睛清澈明亮,
如同溪旁用奶洗净的白鸽,
又像镶嵌合适的宝石。
13 他的双颊芬芳,
犹如种满香草的花圃。
他的嘴唇好像百合花,
滴下没药汁。
14 他的双臂如同镶着水苍玉的金杖,
身体如同镶嵌蓝宝石的象牙。
15 他的双腿好像纯金座上的白玉石柱,
体格如黎巴嫩挺拔的香柏树。
16 他的嘴甘甜如蜜,
整个人都令人爱慕。
耶路撒冷的少女啊,
这就是我的良人,
我的朋友。

Footnotes

  1. 5:6 他的离去使我心中失落”或译“他说话时,我神不守舍”。