Hisgalus 1
Orthodox Jewish Bible
1 The Hisgalus [Revelation, Appearance, Exposure of what is Nistar (Hidden), Sod (Secret), Raz (Mystery)] of Rebbe, Melech HaMoshiach Yehoshua which Hashem gave to him to show to his mesharetim (servants, klei kodesh, ministers) MAH DI LEHEVE (“what will happen,” Dan 2:28f), the things which are destined to take place, and speedily; Rebbe, Melech HaMoshiach made it known by sending his malach (angel) to his mesharet (servant, keli kodesh, minister), Yochanan. [AMOS 3:7]
2 Yochanan gave solemn eidus (testimony) to the Dvar Hashem and to the eidus of Rebbe, Melech HaMoshiach, even to all that Yochanan saw.
3 Ashrey (Blessed, Happy) is the one reading and the ones hearing the divrei hanevu’ah (words of [this] prophecy) and remaining shomer regarding what is written in it, for karov (near) is HaYom [the time of crisis and the events related to the Bias HaMoshiach].
4 Yochanan to the sheva (seven) hakehillot (congregations) in Asia: Chen v’Chesed Hashem to you and Shalom from the One who is [SHEMOT 3:14], who was, and who is to come [YESHAYAH 41:4], and from the shevat haruchot which are before Hashem’s Kes (Throne) [merkavah chariot throne in Shomayim, YECHEZKEL 1:4-28].
5 And from Rebbe, Melech HaMoshiach, the ed hane’eman (faithful witness), the BECHOR (Firstborn, TEHILLIM 89:28 [27]) of the Mesim and the Nagid, ELYON L’MALKHEI A’RETZ ("Leader, Most exalted of Kings of the earth, TEHILLIM 89:27). To the One who has ahavah for us and has freed us [from the Golus of, YESHAYAH 59:2; 53:3] peyshaeinu [our transgressions, YESHAYAH 53:5] by [Geulah redemption through the kofer pedut ransom korban of his nefesh (YESHAYAH 53:10) in the kapporah atonement of] the dahm of him, [TEHILLIM 130:8; YESHAYAH 40:2; TEHILLIM 89:38; YIRMEYAH 42:5; YESHAYAH 55:4; BERESHIS 22:8; SHEMOT 12:13; YESHAYAH 53:7; VAYIKRA 17:11]
6 And made us a Malchut (Kingdom), a Mamlekhet kohanim (a Kingdom of priests, SHEMOT 19:6), kohanim doing avodas kodesh sherut to his Elohim HaAv, lo hakavod v’hagevurah l’olmey olamim. Omein (to him be glory and powerful dominion forever and ever. Omein). [SHEMOT 19:6; 23:22; YESHAYAH 61:6]
7 Hinei, Hu habah (He comes) with HA’ANANIM (glory clouds) and kol ayin (every eye) will see him, even the ones who PIERCED HIM, and all the mishpachot (families) of ha’aretz will MOURN for Him. Ken, even so. Omein. [DANIEL 7:13; ZECHARYAH 12:10f; BERESHIS 12:3;28:14]
8 Ani Hu the Aleph and the Tav, says Hashem Adonoi, the One who is and the One who was and the One coming, Adonoi Tzivos (L-rd of armies). [SHEMOT 3:14; YESHAYAH 41:4; AMOS 3:13; 4:13 TARGUM HA-SHIVIM]
9 I, Yochanan, your Ach b’Moshiach and your fellow partaker taking the chelek (inheritance) in the tzarah (trouble, Mt 24:15f), the Chevlai Moshiach (birthpangs of Moshiach), and the Malchut (Kingdom) and the savlanut (patient endurance) in Moshiach‖I was on the island called Patmos because of the Dvar Hashem and the eidus (witness) of [Rebbe, Melech HaMoshiach] Yehoshua. [SHEMOT 20:18; DANIEL 8:1]
10 I was in the Ruach Hakodesh on Yom HaAdon, and I heard behind me a kol gadol (a loud voice), like the blast of a shofar, [YECHEZKEL 3:12; SHEMOT 19:16]
11 Saying, Ani Hu the Aleph and the Tav, HaRishon (The first) and HaAcharon (The last): and, What you see [in the chazon], write in a sefer and send it to the sheva (seven) HaKehillot, to Ephesus and to Smyrna and to Pergamum and to Thyatira and to Sardis and to Philadelphia and to Laodicea. [YESHAYAH 30:8]
12 Then I turned to see the kol which was speaking with me, and, having turned, I saw sheva menorot zahav (seven golden menorahs). [ZECHARYAH 4:2; SHEMOT 25:31-40]
13 And in the midst of the menorot stood One like the Ben HaAdam [DANIEL 7:13-14; YECHEZKEL 1:26], having been clothed in a Beketch (long coat) reaching to the feet and having been wrapped around at the chest with a golden gartel. [DANIEL 7:13; YECHEZKEL 1:26; 9:2,11 TARGUM HA-SHIVIM; DANIEL 10:5,16; YESHAYAH 6:1]
14 And the rosh of him and the hair were lavan (white), like wool, like snow, and the eynayim (eyes) of him were like a flame of eish (fire), [DANIEL 7:9]
15 And the feet of him were like burnished bronze as if in a furnace having been made to glow, and the kol (voice) of him as the sound of mayim rabbim (many waters). [DANIEL 10:6; YECHEZKEL 1:7,24; 43:2; YESHAYAH 1:20; 49:2; SHOFETIM 5:31]
16 And he had in the yad yamin (right hand) of him shevat hakokhavim (seven stars) and out of the mouth of him a sharp two-edged cherev (sword) going forth and the face of him was like the shemesh (sun) shining in its power. [YESHAYAH 1:20; 49:2; SHOFETIM 5:31]
17 And when I saw him [Moshiach], I fell at the feet of him as though dead, and he placed the yad yamin [right hand] of him upon me saying, Do not fear; I am HaRishon (The First) and HaAcharon (The Last) [YESHAYAH 41:4; 44:6; 48:12; YECHEZKEL 1:28; DANIEL 8:17,18;]
18 And HaChai (The Living One), and I became Niftar, I had my histalkus (passing), and, hinei, Chai Ani l’Olam va’ed (I am alive forevermore) and I have the maftekhot haMavet (keys of Death) and the maftekhot haShe’ol (keys of the abode of the Dead). [YESHAYAH 41:4; 44:2,6; 48:12; YECHEZKEL 1:28; DANIEL 4:34; 12:7; 8:17-18; DEVARIM 32:40; IYOV 38:17]
19 Therefore, write down the Chazon (Revelation, Prophecy, Vision, Hisgalus, CHABAKUK 2:2), that is, the things you saw and the things which are and the things which are about to happen after these things. [YESHAYAH 48:6 TARGUM HA-SHIVIM; DANIEL 2:28,29,45]
20 The raz (mystery, sod) of the shevat hakokhavim (seven stars) which you saw in the yad yamin (right hand) of me and the sheva golden menorot: the shevat hakokhavim are the malachim (angels) of the Kehillot (Congregations) and the sheva menorot are the sheva Kehillot.
Openbaring 1
BasisBijbel
Inleiding
1 God heeft aan Jezus Christus[a] laten weten wat er binnenkort zal gebeuren. Hij wil dat Jezus het aan zijn dienaren bekend maakt. Daarom stuurt Jezus een engel naar zijn dienaar Johannes om hem alles te vertellen. 2 Johannes heeft opgeschreven wat hij heeft gehoord en gezien. 3 Het zal heerlijk zijn om dit boek voor te lezen. En het zal heerlijk voor de mensen zijn om goed naar deze profetische woorden te luisteren en ze goed te onthouden. Want al deze dingen gaan bijna gebeuren.
Johannes doet de groeten aan de gemeenten in Asia
4 Johannes schrijft dit aan de zeven gemeenten in Asia (= Turkije): Ik bid dat God in alles goed voor jullie zal zijn. En dat jullie vol zullen zijn van de vrede van Hem die is en die was en die komt, de vrede van de zeven Geesten[b] die voor zijn troon staan, 5 en de vrede van Jezus Christus. Hij heeft ons de hele waarheid bekend gemaakt en Hij is te vertrouwen. Hij is de eerste die uit de dood opstond. Hij is de hoogste Koning op aarde. Hij houdt zoveel van ons, dat Hij ons door zijn bloed heeft schoongewassen van onze ongehoorzaamheid aan God. 6 Daarom moeten we Hem alle eer geven! Hij heeft koningen van ons gemaakt en priesters voor zijn God en Vader. Hij regeert voor altijd en eeuwig! Amen! Zo is het!
7 Hij zal komen op de wolken. Iedereen zal Hem zien, ook de mensen die Hem doorstoken hebben. En alle stammen van de aarde zullen over Hem huilen en treuren. Ja, amen, zo is het!
8 "IK BEN[c] de Eerste en de Laatste, het Begin en het Einde. IK BEN Hij die is en die was en die komt, de Almachtige God, zegt de Heer."
Jezus geeft Johannes de opdracht dit boek te schrijven
9 Ik, Johannes, jullie broeder, word net als jullie verdrukt. Ook ik hoor bij het Koninkrijk van God. En ook ik kan alleen volhouden dankzij Jezus. Omdat ik in Gods woord en in Jezus geloof, werd ik naar het eiland Patmos verbannen. 10 En mijn geest werd meegenomen naar de dag van de Heer.[d] En ik hoorde achter mij een luide stem die klonk als een ramshoorn. 11 De stem zei: "IK BEN de Eerste en de Laatste. Alles wat je nu gaat zien, moet je in een boek opschrijven. Stuur dat boek naar de zeven gemeenten in Asia (= Turkije): naar de gemeente in Efeze, in Smyrna, in Pergamum, in Tyatira, in Sardes, in Filadelfia en in Laodicea."
12 Ik draaide mij om, want ik wilde zien wie er tegen mij sprak. En toen ik mij omdraaide, zag ik zeven gouden kandelaren.[e] 13 Tussen die kandelaren zag ik Iemand die op een mens leek. Hij had een gewaad aan dat tot op zijn voeten hing, met om zijn borst een gouden band. 14 Zijn hoofd en zijn haar waren zo wit als witte wol, ja, zo wit als sneeuw. Zijn ogen vlamden als vuur. 15 Zijn voeten leken van gloeiend koper te zijn. Zijn stem klonk als de zee. 16 In zijn rechterhand hield Hij zeven sterren. Uit zijn mond kwam een vlijmscherp zwaard.[f] Zijn gezicht straalde als de zon op het heetst van de dag.
17 Toen ik Hem zag, viel ik als dood voor zijn voeten neer. Maar Hij legde zijn hand op mij en zei: "Je hoeft niet bang te zijn. IK BEN de Eerste en de Laatste en de Levende. 18 IK BEN dood geweest, maar nu leef Ik voor eeuwig. Ik heb de sleutels[g] van de dood en van het dodenrijk.
19 Schrijf op wat je ziet. Schrijf op wat er nu is, en wat er nog gaat gebeuren. 20 Dit is wat de zeven sterren in mijn rechterhand en de zeven gouden kandelaren betekenen: de zeven sterren zijn de zeven engelen[h] van de zeven gemeenten, en de zeven kandelaren zijn de zeven gemeenten."
Footnotes
- Openbaring 1:1 'Christus' is niet Jezus' achternaam! Het woord 'Christus' is Grieks en betekent 'Gezalfde'. (Het Nieuwe Testament is in het Grieks geschreven). 'De gezalfde' is in de Joodse Boeken de man die speciaal door God met zijn Geest is gevuld ('gezalfd') om Israël te redden. In het Hebreeuws, de taal waarin het Oude Testament is geschreven, werd hij de 'Messias' genoemd, wat hetzelfde betekent.
- Openbaring 1:4 Vergelijk dit met Jesaja 11:2.
- Openbaring 1:8 Jezus gebruikt hier de woorden IK BEN. In het Grieks staat daar 'ego eimi,' wat veel nadrukkelijker is dan de gewone manier om 'ik ben...' te zeggen. In het oude testament maakt God zich met de naam IK BEN aan Mozes bekend. Lees Exodus 3:14. Door deze naam te gebruiken geeft Jezus dus aan dat Hijzelf God is. Vergelijk met Matteüs 14:27.
- Openbaring 1:10 In de hele bijbel is 'de dag van de Heer' de dag dat God gaat oordelen over alle volken. Lees bijvoorbeeld Obadja 1:15 en 2 Petrus 3:10.
- Openbaring 1:12 De kandelaren in die tijd hadden geen kaarsen, maar olielampen.
- Openbaring 1:16 Lees ook Hebreeën 4:12.
- Openbaring 1:18 Ergens de 'sleutels' van hebben betekent dat je daar de macht / het gezag over hebt.
- Openbaring 1:20 Het Griekse woord 'angelos' betekent niet alleen 'engel'. Het kan ook vertaald worden als 'boodschapper'. In dit vers wordt met de 'boodschapper' waarschijnlijk de voorganger van de gemeente bedoeld. Hij leidt immers namens God de gemeente.
Copyright © 2002, 2003, 2008, 2010, 2011 by Artists for Israel International
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016