Add parallel Print Page Options

Por tanto, dejando(A) las enseñanzas elementales[a](B) acerca de Cristo[b], avancemos hacia la madurez(C), no echando otra vez el fundamento del arrepentimiento de obras muertas(D) y de la fe en Dios, de la enseñanza sobre lavamientos[c](E), de la imposición de manos(F), de la resurrección de los muertos(G) y del juicio eterno(H). Y esto haremos, si Dios lo permite(I).

Porque en el caso de los que fueron una vez iluminados(J), que probaron del don celestial(K) y fueron hechos partícipes del Espíritu Santo(L), que gustaron(M) la buena palabra de Dios(N) y los poderes del siglo venidero(O), pero después cayeron, es imposible renovarlos otra vez(P) para arrepentimiento, puesto que de nuevo crucifican para sí mismos al Hijo de Dios(Q) y lo exponen a la ignominia pública.

Porque la tierra que bebe la lluvia que con frecuencia cae[d] sobre ella y produce vegetación útil a aquellos por los cuales es cultivada(R), recibe bendición de Dios. Pero si produce espinos y cardos no vale nada, está próxima a ser maldecida[e](S), y termina por ser quemada[f].

Esperanza de cosas mejores

Pero en cuanto a ustedes, amados(T), aunque hablemos de esta manera, estamos persuadidos de las cosas que son mejores y que pertenecen a la salvación. 10 Porque Dios no es injusto(U) como para olvidarse de la obra de ustedes y del amor(V) que han mostrado hacia Su nombre, habiendo servido, y sirviendo aún, a los santos(W). 11 Pero deseamos que cada uno de ustedes muestre la misma solicitud hasta el fin(X), para alcanzar la plena seguridad(Y) de la esperanza, 12 a fin de que no sean perezosos, sino imitadores(Z) de los que mediante la fe y la paciencia(AA) heredan las promesas(AB).

La promesa de Dios es segura

13 Pues cuando Dios hizo la promesa a Abraham(AC), no pudiendo jurar por uno mayor, juró por Él mismo(AD), 14 diciendo: «Ciertamente te bendeciré y ciertamente te multiplicaré(AE)». 15 Y así, habiendo esperado con paciencia(AF), Abraham obtuvo la promesa. 16 Porque los hombres juran por uno mayor que ellos mismos(AG), y para ellos un juramento dado como confirmación es el fin de toda discusión(AH).

17 Por lo cual[g] Dios, deseando mostrar más plenamente a los herederos de la promesa(AI) la inmutabilidad de Su propósito(AJ), interpuso[h] un juramento, 18 a fin de que por dos cosas inmutables, en las cuales es imposible que Dios mienta(AK), los que hemos buscado refugio seamos grandemente animados[i] para asirnos de la esperanza puesta delante de nosotros(AL).

19 Tenemos como ancla del alma, una esperanza(AM) segura y firme, y que penetra hasta detrás[j] del velo(AN), 20 adonde Jesús entró por nosotros(AO) como precursor, hecho, según el orden de Melquisedec(AP), Sumo Sacerdote para siempre.

Footnotes

  1. 6:1 Lit. la palabra del principio.
  2. 6:1 I.e. el Mesías.
  3. 6:2 O bautismos.
  4. 6:7 Lit. viene.
  5. 6:8 Lit. a una maldición.
  6. 6:8 Lit. su fin es para quemarse.
  7. 6:17 O Por tanto.
  8. 6:17 O garantizó.
  9. 6:18 Lit. podamos tener un fortísimo consuelo.
  10. 6:19 Lit. dentro.

Geloof moet groeien (vervolg)

We moeten nu dus ophouden met de eerste lessen over Christus. Want we moeten verder groeien en geestelijk volwassen worden. We zullen dus stoppen met te spreken over de eerste eenvoudige dingen van het geloof. We hoeven het er niet meer over te hebben dat we niet gered kunnen worden door de dingen die we doen, maar alleen door geloof in God. We hoeven het niet meer te hebben over de verschillende soorten van doop,[a] over het opleggen van handen, over de opstanding uit de dood en over het eeuwige oordeel. Als God het goed vindt, zullen we nu doorgaan met andere dingen.

Waarschuwing tegen ongeloof

Er zijn mensen die eerst in God hebben geloofd. Ze hebben geproefd van Jezus, Gods Geschenk uit de hemel. Ze hebben de Heilige Geest ontvangen. Ze hebben gemerkt hoe goed het woord van God is. Ze hebben iets leren kennen van de krachten van de wereld die nog komen moet. Als deze mensen daarna God niet meer willen volgen, is het onmogelijk om hen opnieuw tot geloof te brengen.[b] Want eigenlijk hebben ze de Zoon van God opnieuw gekruisigd en belachelijk gemaakt.

Je zou het zó kunnen zeggen: Als op een akker die steeds genoeg regen krijgt, nuttige planten groeien, wordt die akker door God gezegend. Maar als er alleen maar dorens en distels op groeien, is die akker waardeloos. Niemand heeft er wat aan en uiteindelijk zal hij worden afgebrand.

Ik zeg dit nu wel, lieve broeders en zusters, maar ik weet zeker dat het met júllie beter zal aflopen! Jullie zullen een goede akker zijn. Jullie zullen alle goede dingen krijgen die God voor jullie heeft. 10 Want omdat God rechtvaardig is, zal Hij niets vergeten van alle goede dingen die jullie hebben gedaan. Want aan alles wat jullie voor de gelovigen hebben gedaan en nog steeds doen, ziet Hij dat jullie van Hem houden.

11 Maar ik zeg dit om jullie te waarschuwen. Ik wil erg graag dat jullie allemaal vol vertrouwen tot het einde toe goed jullie best blijven doen. 12 Dan zullen jullie niet lui in het geloof worden. Maar dan zullen jullie net zo zijn als de mensen die vóór jullie vol geloof hebben geleefd. Door hun geduld en hun geloof hebben zij gekregen wat God aan hen had beloofd. 13 Neem bijvoorbeeld Abraham. Toen God aan Abraham zijn belofte deed, zwoer Hij bij Zichzelf (omdat Hij bij niemand kon zweren die belangrijker is dan Hijzelf): 14 "Ik zal aldoor goed voor je zijn. En Ik zal je tot een steeds groter volk maken." 15 En door dat geduldig te blijven geloven, heeft Abraham gekregen wat God hem had beloofd.

De zekerheid van het geloof

16 Mensen zweren bij iemand die belangrijker is dan zijzelf. Daarmee geven ze kracht aan de belofte die ze doen. Niemand kan er meer aan twijfelen. 17 Daarom heeft God bij Zichzelf gezworen. Zo wilde Hij nóg duidelijker laten zien dat Hij Zich aan zijn belofte zou houden. Hij wilde dat de mensen aan wie Hij de belofte deed, niet aan Hem zouden twijfelen. 18 Zo zijn er dus twee dingen die niet meer kunnen worden veranderd: de belofte van God en de eed van God. Bovendien kan God niet liegen. Dus als we naar Hem toe vluchten om gered te worden, weten we zeker dat we op Hem kunnen vertrouwen. 19 De zekerheid dat Hij ons zal redden is als een anker voor onze ziel. Daarmee zijn we verbonden met God Zelf, achter het gordijn in de hemelse tempel.[c] 20 Want Jezus is daar als eerste vóór ons naar binnen gegaan. Hij is daar voor eeuwig onze Hogepriester geworden, net als Melchizédek.

Footnotes

  1. Hebreeën 6:2 'Dopen' betekent eigenlijk: onderdompelen. De verschillende soorten van doop in deze tijd zijn: doop in water en doop in de Heilige Geest. In Jezus' tijd was er ook nog de 'doop van Johannes'. Johannes doopte Joden die zich bekeerden tot het geloof dat ze eigenlijk al hadden moeten hebben (Lees Matteüs 3:1-12.). De doop van ná Jezus is een doop van geloof in Jezus. Dat kon nog niet in Johannes' tijd. Er bestond in die tijd nóg een doop: mensen van andere volken die voortaan bij het Joodse geloof wilden horen werden ook gedoopt. Het gaat hier te ver om deze vier soorten van doop verder uit te leggen.
  2. Hebreeën 6:6 Dat is onmogelijk, omdat ze alles al weten. Je kan hun niets meer vertellen om hen opnieuw te overtuigen. Wat er nodig is, is dat ze zélf naar God teruggaan. Want dat kan wél!
  3. Hebreeën 6:19 In de aardse tempel was eerst een 'heilige kamer', dan een gordijn, en daarachter de 'allerheiligste kamer'. In die allerheiligste kamer troonde God op de 'kist van het verbond'. Niemand mocht die kamer binnengaan (Lees Exodus 26:31-34.). Alleen de hogepriester mocht daar één keer per jaar binnengaan om een offer te brengen. Met dat offer vroeg hij om vergeving voor het hele volk (Lees Leviticus 16:2, 3 en 34). Nu is Jezus de Hogepriester geworden in de hemelse tempel. Hij heeft het offer gebracht waardoor wij vergeving hebben gekregen.