Add parallel Print Page Options

Gods belofte van zegen

Op de eenentwintigste dag van de zevende maand in datzelfde jaar sprak de Here weer tegen zijn volk door middel van de profeet Haggai. Haggai moest aan gouverneur Zerubbabel en hogepriester Jozua en iedereen die was overgebleven in het land, vragen: ‘Wie van u kan zich herinneren hoe de tempel er vroeger uitzag? Was hij niet prachtig? Maar wat vindt u er nu van? Er moet aan deze tempel nog heel wat verbeterd worden! Maar, Zerubbabel, houd de moed erin. En Jozua en alle anderen, laat u niet ontmoedigen en ga aan de slag, want Ik ben met u,’ zegt de Here van de hemelse legers. ‘Toen u uit Egypte trok, heb Ik beloofd dat mijn Geest altijd bij u zou zijn. Wees daarom niet bang. Binnen zeer korte tijd zal Ik de hemel en de aarde, de zee en het vasteland laten beven. Ik zal zelfs alle volken laten beven en de kostbaarheden van alle volken zullen naar mijn tempel komen en Ik zal deze plaats vullen met mijn macht en majesteit. Want al het zilver en goud is van Mij,’ zegt de Here van de hemelse legers. 10 ‘De heerlijkheid van deze tempel zal in de toekomst veel groter zijn dan die van de vorige tempel! En op deze plaats zal Ik vrede en voorspoed geven,’ zegt de Here van de hemelse legers.

11 Op de vierentwintigste dag van de negende maand van koning Dariusʼ tweede regeringsjaar, zei de Here tegen de profeet Haggai: 12 ‘Stel de priesters deze vraag over de wet: 13 “Als iemand een stuk heilig offervlees in zijn kleren draagt en zijn kleren strijken toevallig langs wat brood, wijn of vlees, wordt dat dan ook heilig?” ’ 14 ‘Nee, natuurlijk niet,’ antwoordden de priesters. ‘Heiligheid gaat niet zomaar van het ene op het andere over.’ Toen vroeg Haggai: ‘Maar als iemand een lijk aanraakt en zo volgens de wet onrein wordt en dan iets aanraakt, wordt dat dan onrein?’ ‘Ja, inderdaad,’ antwoordden de priesters. 15 Haggai zei: ‘Zo is het ook met dit hele volk in de ogen van de Here. Alles wat ze oogsten, alles wat ze doen en alles wat ze offeren is onrein. 16 Vroeger, voor de herbouw van de tempel, ging het er steeds als volgt aan toe: 17 als u een graanoogst van twintig mud verwachtte, bleek er maar tien mud te zijn. Als u verwachtte vijftig vaten wijn uit de wijnpers te scheppen, bleken het er maar twintig te zijn. 18 Ik stuurde plantenziekten, schimmel en hagel om uw oogst te vernielen, maar u bent niet naar Mij teruggekeerd,’ zegt de Here. 19 ‘Let nu eens goed op wat er na vandaag, de vierentwintigste van deze maand, gaat gebeuren. Want vandaag zijn de fundamenten van de tempel van de Here gelegd en van nu af zal Ik u zegenen. 20 Bedenk dat Ik u deze belofte geef, voordat u zelfs maar bent begonnen aan de eigenlijke bouw van de tempel en voordat u uw graan hebt geoogst en voordat er een nieuwe oogst is van druiven, vijgen, granaatappels of olijven. Dit is mijn belofte: vanaf vandaag zal Ik u zegenen.’ 21 Diezelfde dag ontving Haggai nog een boodschap van de Here. 22 De Here zei: ‘Zeg tegen Zerubbabel, de gouverneur van Juda: “Ik zal de hemel en de aarde doen beven. 23 Ik zal de regeringen van alle koninkrijken omverwerpen en hun macht breken. Ik zal hun strijdwagens, hun wagenmenners en hun paarden vernietigen. Hun ruiters zullen elkaar met het zwaard afmaken. 24 Wanneer dat gebeurt, zal Ik u, mijn dienaar Zerubbabel, een heel bijzondere functie geven, want Ik heb u uitgekozen,” ’ zegt de Here van de hemelse legers.

God belooft dat de nieuwe tempel uiteindelijk mooier zal zijn dan de eerste tempel

Op de 24e dag van de zesde maand van het tweede jaar dat Darius koning van Perzië was, begonnen ze met de herbouw van de tempel. Op de 21e dag van de zevende maand zei de Heer tegen Haggaï: "Zeg tegen bestuurder Zerubbabel, hogepriester Jozua en de andere mensen: Wie van jullie heeft gezien hoe prachtig mijn tempel vroeger was?[a] Wat is daar nu nog van over? Vergeleken daarmee stelt het nu niets voor. Maar de Heer zegt: Houd moed, Zerubbabel! Houd moed, Jozua! Houd moed, volk! Ga aan het werk, want Ik ben met jullie, zegt de Heer van de hemelse legers. Want Ik doe wat Ik heb beloofd toen Ik jullie uit Egypte bevrijdde. En mijn Geest zal bij jullie zijn. Wees dus niet bang. Ik zeg jullie: over korte tijd zal Ik de hemel en de aarde, de zee en het land doen beven, zegt de Heer van de hemelse legers. Ja, Ik zal alle volken doen beven en de kostbaarheden van alle volken zullen hier worden gebracht. Ik zal dit huis vullen met kostbaarheden, zegt de Heer van de hemelse legers. Want van Mij is het zilver en van Mij is het goud, zegt de Heer van de hemelse legers. 10 Deze tempel zal mooier worden dan de vorige, zegt de Heer van de hemelse legers. En op deze plaats zal Ik vrede en redding geven, zegt de Heer van de hemelse legers."

Haggaï moet de mensen uitleggen dat ze weer moeten gaan leven zoals de Heer het wil

11 Op de 24e dag van de negende maand van dat jaar, toen Darius twee jaar koning van Perzië was, zei de Heer tegen Haggaï: 12 "Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Ga naar de priesters en vraag hun wat de wet zegt over het volgende. 13 Stel dat iemand een stuk van het heilige offervlees meeneemt in een punt van zijn mantel, en hij raakt met zijn mantel brood, groente, wijn, olijf-olie of ander voedsel aan. Wordt dat brood of andere voedsel dan heilig?" De priesters antwoordden: "Nee." 14 Daarna vroeg Haggaï: "Stel dat iemand onrein is geworden doordat hij een dode heeft aangeraakt, en dan voedsel aanraakt. Wordt het voedsel dan onrein?" De priesters antwoordden: "Ja, dan wordt het onrein."

15 Toen zei Haggaï: "Zo is het ook met dit volk, zegt de Heer. Alles wat ze voor Mij doen en wat ze aan Mij offeren is onrein omdat ze niet leven zoals Ik het wil. 16 Bedenk wat er hiervoor is gebeurd, vóórdat jullie aan mijn tempel begonnen te bouwen. 17 Als jullie dachten dat je wel 20 emmers graan van een hoop graan zou kunnen scheppen, dan waren het maar tien emmers. En als jullie dachten dat je wel 50 emmers wijn uit de druivenpers kon scheppen, dan waren het maar 20 emmers. 18 Ik vernielde jullie oogsten met plantenziekten en met hagel, maar jullie kwamen niet bij Mij terug. 19 Maar let op wat er vanaf vandaag zal gebeuren. Dus vanaf de 24e dag van de negende maand, nu het fundament van de tempel gelegd is. 20 Op dit moment is er geen graan meer in de schuren. En jullie hebben niets kunnen oogsten van de wijnstruiken, vijgenbomen en granaatappelbomen. Maar vanaf vandaag zal Ik jullie weer grote oogsten geven."

God doet een belofte aan Zerubbabel

21 Ook zei de Heer diezelfde dag tegen Haggaï: 22 "Zeg tegen Zerubbabel, de bestuurder van Juda: Ik zal de hemel en de aarde doen beven. 23 Ik zal koninkrijken laten veroveren, de macht van de volken vernietigen, de strijdwagens en wie daarop rijden omgooien, paarden en hun ruiters laten vallen. Ze zullen elkaar doden. 24 In die tijd zal Ik jou, mijn dienaar Zerubbabel, zoon van Sealtiël, mijn macht geven. Jij zal mijn zegelring zijn. Ik kies jou daarvoor uit, zegt de Heer van de hemelse legers."

Footnotes

  1. Haggaï 2:4 Die tempel, gebouwd door koning Salomo, was 70 jaar hiervóór verwoest door de Babyloniërs, toen zij Jeruzalem veroverden. De bewoners waren gevangen meegenomen naar Babel. Veel van hen waren inmiddels gestorven. En van de mensen die nog in leven waren, kwam maar een klein aantal terug naar Juda.

on the twenty-first day of the seventh month,(A) the word of the Lord came through the prophet Haggai:(B) “Speak to Zerubbabel(C) son of Shealtiel, governor of Judah, to Joshua son of Jozadak,[a](D) the high priest, and to the remnant(E) of the people. Ask them, ‘Who of you is left who saw this house(F) in its former glory? How does it look to you now? Does it not seem to you like nothing?(G) But now be strong, Zerubbabel,’ declares the Lord. ‘Be strong,(H) Joshua son of Jozadak,(I) the high priest. Be strong, all you people of the land,’ declares the Lord, ‘and work. For I am with(J) you,’ declares the Lord Almighty. ‘This is what I covenanted(K) with you when you came out of Egypt.(L) And my Spirit(M) remains among you. Do not fear.’(N)

“This is what the Lord Almighty says: ‘In a little while(O) I will once more shake the heavens and the earth,(P) the sea and the dry land. I will shake all nations, and what is desired(Q) by all nations will come, and I will fill this house(R) with glory,(S)’ says the Lord Almighty. ‘The silver is mine and the gold(T) is mine,’ declares the Lord Almighty. ‘The glory(U) of this present house(V) will be greater than the glory of the former house,’ says the Lord Almighty. ‘And in this place I will grant peace,(W)’ declares the Lord Almighty.”

Blessings for a Defiled People

10 On the twenty-fourth day of the ninth month,(X) in the second year of Darius, the word of the Lord came to the prophet Haggai: 11 “This is what the Lord Almighty says: ‘Ask the priests(Y) what the law says: 12 If someone carries consecrated meat(Z) in the fold of their garment, and that fold touches some bread or stew, some wine, olive oil or other food, does it become consecrated?(AA)’”

The priests answered, “No.”

13 Then Haggai said, “If a person defiled by contact with a dead body touches one of these things, does it become defiled?”

“Yes,” the priests replied, “it becomes defiled.(AB)

14 Then Haggai said, “‘So it is with this people(AC) and this nation in my sight,’ declares the Lord. ‘Whatever they do and whatever they offer(AD) there is defiled.

15 “‘Now give careful thought(AE) to this from this day on[b]—consider how things were before one stone was laid(AF) on another in the Lord’s temple.(AG) 16 When anyone came to a heap(AH) of twenty measures, there were only ten. When anyone went to a wine vat(AI) to draw fifty measures, there were only twenty.(AJ) 17 I struck all the work of your hands(AK) with blight,(AL) mildew and hail,(AM) yet you did not return(AN) to me,’ declares the Lord.(AO) 18 ‘From this day on, from this twenty-fourth day of the ninth month, give careful thought(AP) to the day when the foundation(AQ) of the Lord’s temple was laid. Give careful thought: 19 Is there yet any seed left in the barn? Until now, the vine and the fig tree, the pomegranate(AR) and the olive tree have not borne fruit.(AS)

“‘From this day on I will bless(AT) you.’”

Zerubbabel the Lord’s Signet Ring

20 The word of the Lord came to Haggai(AU) a second time on the twenty-fourth day of the month:(AV) 21 “Tell Zerubbabel(AW) governor of Judah that I am going to shake(AX) the heavens and the earth. 22 I will overturn(AY) royal thrones and shatter the power of the foreign kingdoms.(AZ) I will overthrow chariots(BA) and their drivers; horses and their riders(BB) will fall, each by the sword of his brother.(BC)

23 “‘On that day,(BD)’ declares the Lord Almighty, ‘I will take you, my servant(BE) Zerubbabel(BF) son of Shealtiel,’ declares the Lord, ‘and I will make you like my signet ring,(BG) for I have chosen you,’ declares the Lord Almighty.”

Footnotes

  1. Haggai 2:2 Hebrew Jehozadak, a variant of Jozadak; also in verse 4
  2. Haggai 2:15 Or to the days past