Genesis 6
Expanded Bible
The Human Race Grows More Evil
6 The number of people on earth began to ·grow [multiply], and daughters were born to them. 2 When the ·sons of God [C may refer to godly men among Seth’s descendants (ch. 5), or noble men, or angels] saw that ·these girls [L the daughters of men/human beings; C either evil women among Cain’s descendants (4:17–24), poor women, or simply mortal women] were beautiful, they married any of them they chose [C though their identity is unclear, their marriage clearly violated a boundary]. 3 The Lord said, “My Spirit will not ·remain in [or contend with] human beings forever, because they are ·flesh [mortal]. ·They will live [L Their days will be] only 120 years.”
4 The ·Nephilim [L fallen ones; C the significance of the name is unclear] were on the earth in those days and also later. That was when the sons of God ·had sexual relations with [L came in to] the daughters of ·human beings [T man; C Hebrew: Adam; 1:27–28]. These women gave birth to children ·who became famous [L men of a name] and were the mighty warriors of long ago. [C The Nephilim of Num. 13:31–33, though not related genealogically, were giants, suggesting these pre-flood Nephilim were also.]
5 The Lord saw that the human beings on the earth were very ·wicked [evil] and that ·everything they thought about [L every inclination of their mind/heart] was ·evil [wicked]. 6 He ·was sorry [regretted] he had made human beings on the earth, and his heart was filled with pain. 7 So the Lord said, “I will ·destroy [wipe/blot out; exterminate] all human beings that I ·made [created; 1:1] on the earth. And I will destroy every animal and everything that ·crawls [creeps] on the earth and the birds of the ·air [sky; heavens], because I ·am sorry [regret] I have made them.” 8 But Noah ·pleased [L found grace/favor in the eyes of] the Lord.
Noah and the Great Flood
9 This is the family history [2:4] of Noah. Noah was a ·good [righteous; just] man, the most ·innocent [blameless; Job 1:1] man of his ·time [generation], and he walked with God [5:24]. 10 He had three sons: Shem, Ham, and Japheth [9:18–10:32].
11 ·People on earth [L The earth] did what ·God said was evil [L was corrupt before God], and ·violence was everywhere [L the earth was filled with violence]. 12 When God saw that [L the earth was corrupt because] ·everyone [L all flesh] on the earth ·did only evil [L was corrupt], 13 God said to Noah, “·I have decided to bring an end to all living creatures [L The end of all flesh is coming before me]. Because people have made the earth full of violence, I will destroy all of them from the ·earth [land]. 14 ·Build [Make] ·a boat [L an ark] of ·cypress [or gopher; C the precise meaning is uncertain] wood for yourself. Make rooms in it and cover it inside and outside with ·tar [pitch]. 15 This is how ·big I want you to build the boat [L you should make it]: ·four hundred fifty feet [L three hundred cubits] long, ·seventy-five feet [L fifty cubits] wide, and ·forty-five feet [L thirty cubits] high. 16 Make an opening around the top of the boat [C probably a window] that is ·eighteen inches [L a cubit] high from the edge of the roof down. Put a door in the side of the boat. Make an ·upper, middle, and lower [L lower, second, and third] deck in it. 17 I will bring a flood of water on the earth to destroy all ·living things [L flesh] that live under ·the sky [heaven], including everything that has the breath of life. Everything on the earth will die. 18 But I will ·make [establish] an ·agreement [covenant; treaty] with you—you, your sons, your wife, and your sons’ wives will all go into the boat. 19 Also, you must bring into the ·boat [L ark] two of ·every living thing [L all flesh], male and female. Keep them alive with you. 20 Two of every kind of bird, animal, and ·crawling [creeping] thing will come to you to be kept alive. 21 Also ·gather [take] some of every kind of food and store it on the boat as food for you and the animals.”
22 Noah did everything that God commanded him.
Genesis 6
Het Boek
Gods belofte aan Noach
6 Het aantal mensen op aarde groeide gestadig. 2 In die tijd lieten zonen van God hun oog vallen op dochters van mensen. Onder de indruk van hun schoonheid, namen zij hen tot vrouw. 3 Toen zei de Here: ‘Ik kan mijn Geest niet voor altijd in de mens laten wonen, nu hij zich zo heeft misdragen. Hij zal voortaan niet ouder worden dan honderdtwintig jaar.’
4 In die tijd waren er reuzen op aarde, de kinderen van zonen van God en dochters van mensen. Ze zijn bekend als de helden uit het verre verleden. 5 Maar de Here bekeek met afkeer het zondige gedrag van de mensen. Van al hun voornemens zag Hij dat de opzet boos was. 6 Daarom had Hij er spijt van dat Hij hen had geschapen en Hij voelde zich diep gekwetst. 7 Hij zei: ‘Ik zal ze uitroeien. Niet alleen de mensen, maar ook alle dieren, kruipende dieren en de vogels. Ik had ze nooit moeten maken.’ 8 Maar aan Noach had de Here welgevallen.
9 Hier volgt de geschiedenis van Noach, de enige rechtvaardige en oprechte man op aarde. Hij leefde in nauwe verbondenheid met God. 10 Hij had drie zonen: Sem, Cham en Jafet.
11 In de loop van de tijd werden de mensen steeds slechter en gewelddadiger in de ogen van God. 12,13 Met al die slechtheid en verdorvenheid voor ogen zei Hij tegen Noach: ‘Ik heb besloten de hele mensheid uit te roeien, want zij is de schuld van alle geweld en slechtheid. Ja, Ik zal de bewoners van de aarde vernietigen. 14 Bouw een ark van acaciahout en bestrijk het hout met pek om het waterdicht te maken. 15 Verdeel hem in dekken en onderkomens. Maak hem honderdvijftig meter lang, vijfentwintig meter breed en vijftien meter hoog. 16 Maak er een lichtsleuf in die een halve meter onder het dak rond het hele schip loopt en verdeel het schip in drie dekken, een benedendek, een middendek en een bovendek. In de zijkant van het schip moet u de ingang maken.
17 Ik zal namelijk een enorme watervloed over de aarde laten gaan die alle levende wezens zal doden. Iedereen en alles zal sterven. 18 Maar met u sluit Ik een verbond: u zult veilig in het schip zijn met uw vrouw, uw zonen en hun vrouwen. 19 Voordat de vloed komt, moet u van elk dier een mannetje en een vrouwtje aan boord nemen, zodat die de vloed overleven. 20 Van elke vogel, van elk soort vee, elk kruipend of ander dier moet een paar aan boord zijn. 21 Zorg verder voor al het voedsel dat uw familie en de dieren nodig hebben.’ 22 Noach volgde alle aanwijzingen van God op.
The Expanded Bible, Copyright © 2011 Thomas Nelson Inc. All rights reserved.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.