Add parallel Print Page Options

Waarschuwing

Maar wat er ook gebeurt, broeders en zusters, wees blij in de Heer! Voor mij is het niet vervelend om jullie dit weer te schrijven. En voor jullie is het goed om het nog een keer te horen.

Pas op voor de mensen die de Heer niet werkelijk dienen. Zij doen jullie kwaad met hun verkeerde ideeën. Want ze willen dat jullie je laten besnijden[a] omdat ze vinden dat jullie anders niet bij God horen. Maar Het heeft helemaal geen zin om je te laten besnijden. Want het helpt ons niet als we in ons lichaam snijden. We zijn pas écht besneden en horen dus pas écht bij God, als we God door zijn Geest dienen en als we vertrouwen op Jezus Christus om gered te worden, en niet op ons zelf.

Niet op jezelf vertrouwen

Toch zou ik zelf wel een goede reden hebben om op mezelf te vertrouwen. Meer dan wie dan ook. Want ik ben besneden toen ik acht dagen oud was. Ik ben geboren uit het volk Israël, uit de stam van Benjamin. Ik ben dus een echte Jood uit de Joden. Wat betref de Joodse wet: ik hield mij aan wat de Farizeeërs[b] leerden. En omdat ik zo mijn best deed voor God, vervolgde ik de gemeente.[c] Volgens de Joodse wet was ik volmaakt. Maar al die dingen waar ik zo trots op was, vind ik nu waardeloos. Want ze stonden mij in de weg om bij Christus te komen. Ja, ik vind het nu allemaal waardeloos, omdat niets zo kostbaar is als het kennen van mijn Heer Jezus Christus. Voor Hem heb ik het allemaal als troep weggegooid, om Christus te kunnen ontvangen. Want dan zou ik vrijgesproken worden van schuld. Niet doordat ik mij zo goed aan de Joodse wet gehouden had. Maar door mijn geloof in Christus. Want alleen dáárdoor heeft God mij vrijgesproken van schuld. 10 Nu kan ik Hem werkelijk leren kennen. Nu ken ik ook de kracht waardoor Hij uit de dood opstond. En ik kan samen met Hem lijden. 11 Want door één te worden met zijn dood, kan ook ik uit de dood opstaan en leven.

Paulus' doel

12 Ik verbeeld me niet dat ik er al ben, of dat ik al volmaakt ben.[d] Maar ik doe erg mijn best om die volmaaktheid te grijpen. Want dat is het doel waarvoor ík ben gegrepen door Jezus Christus. 13 Broeders en zusters, ik verbeeld me niet dat ik mijn doel al heb bereikt. 14 Maar ik doe maar één ding: ik vergeet wat voorbij is en strek mij uit naar wat nog komen gaat. Ik span mij tot het uiterste in om mijn doel te bereiken. Dat doel is: het winnen van de hemelse prijs die God mij in Jezus Christus zal geven. Ik zal die prijs krijgen als ik de taak af heb die Hij mij heeft gegeven. 15 Dat zouden we allemaal als doel moeten hebben als we geestelijk volwassen zijn. Het kan zijn dat jullie er op één of ander punt nog anders over denken. Maar dan zal God het jullie nog wel duidelijk maken. 16 Maar we moeten in eenheid verder gaan met wat we nu alvast hebben bereikt!

17 Leef allemaal zoals ik, broeders en zusters. Kijk ook goed naar de mensen die dat óók doen. Zij en ik zijn jullie voorbeelden. 18 Want er zijn veel mensen die leven alsof ze vijanden van de gekruisigde Christus zijn. Ik heb jullie dat al eerder gezegd, maar nu zeg ik het ook met tranen in mijn ogen. 19 Met hen zal het uiteindelijk slecht aflopen. Want hun buik is hun god. Ze doen walgelijke dingen. En ze zijn daar nog trots op ook. Ze leven net als de ongelovige mensen. 20 Maar wij zijn bewoners van een Koninkrijk in de hemel. En zo moeten wij ook leven. En daar vandaan verwachten we ook de Heer Jezus Christus als onze Redder. 21 Hij zal ons sterfelijke lichaam veranderen. Het zal dan hetzelfde worden als zijn hemelse lichaam. Dat doet Hij door de kracht waarmee Hij alle dingen aan Zich gehoorzaam maakt.

Footnotes

  1. Filippenzen 3:2 Lees Genesis 17:9-13. Alle Joodse mannen moesten hun geslachtsdeel laten besnijden. Dat was het teken van het verbond van God met het Joodse volk. Lees ook Romeinen 2:25-29.
  2. Filippenzen 3:6 De Farizeeërs waren mensen die probeerden om zich zo precies mogelijk aan de wet van God te houden. Ze hadden een heel uitgebreid systeem van regels opgebouwd over hoe de wet van God in het dagelijks leven toegepast zou moeten worden. Ze waren zelfs nog preciezer dan nodig was, want ze hielden zich ook aan de strengere regels die alleen voor de priesters golden. Ze vonden zichzelf veel beter dan het 'gewone volk' dat zich minder met de wet bezighield. Ze hielden zich daarvan op een afstand, omdat ze vonden dat ze 'onrein' werden van die mensen.
  3. Filippenzen 3:6 Lees Handelingen 8:1 en 3 en Handelingen 9:1-9.
  4. Filippenzen 3:12 Het Griekse woord 'volmaakt' betekent: het doel bereikt hebben. Het betekent ook: volwassen zijn. In dit geval: volwassen in het geloof.

Het doel van Paulus

Maar wat er ook gebeurt, broeders en zusters, wees blij in de Here. Ik word niet moe dit telkens weer te zeggen en voor u is het goed dit keer op keer te horen.

Kijk uit voor de boosdoeners die u willen besnijden, valse honden noem ik hen. Want door dat snijden in uw lichaam maakt u het echt niet in orde met God. Waar het om gaat, is dat wij God door de Heilige Geest aanbidden. Dan zijn wij pas echt ‘besneden’. Wij beroemen ons op wat Christus voor ons heeft gedaan. Als íemand op zijn afstamming en inspanning kon vertrouwen, was ík het wel. En als anderen dus denken op hun Joodse afstamming en eigen inspanning te kunnen vertrouwen, dan kan ik dat nog veel meer! Volgens voorschrift werd ik op de achtste dag besneden, ik ben een echte Jood uit de stam van Benjamin, een echte Hebreeër. Wat het naleven van de Joodse wetten betreft, behoorde ik tot de Farizeeën. Ik was zo fanatiek dat ik de christenen probeerde uit te roeien. Ik week zelf op geen enkel punt van de wetten af en er was in dat opzicht dan ook niets op mij aan te merken. Maar al deze dingen, waar ik vroeger zoveel waarde aan hechtte, zijn voor mij waardeloos geworden omdat ze mij afhielden van Christus.

Echt, ik beschouw zelfs alles als waardeloos, omdat niets meer waarde heeft dan het kennen van Christus Jezus. Ik heb alles als vuilnis weggegooid om Christus te kunnen ontvangen en één met Hem te zijn. Ik reken er niet meer op dat ik het met God in orde kan maken door het houden van allerlei wetten. Nee, daarvoor vertrouw ik nu op Christus. Hij maakt het goed tussen ons en God, als wij maar in Hem geloven. 10 Het enige wat ik wil, is Christus kennen en ervaren hoe groot de kracht is, waardoor Hij uit de dood is opgestaan. Ik wil ervaren wat het betekent om met Hem te lijden en te sterven 11 om uiteindelijk te komen tot de opstanding uit de dood.

12 Daarmee wil ik niet zeggen dat ik er al ben of dat ik al volmaakt ben, maar ik blijf wel doorgaan om eens te kunnen grijpen waarvoor ook Christus Jezus mij gegrepen heeft. 13 Ik denk niet dat ik daarin al geslaagd ben, broeders en zusters, 14 maar één ding weet ik zeker—en daarbij vergeet ik wat achter me ligt en strek ik mij uit naar wat voor mij ligt—ik snel recht op mijn doel af, ik wil de prijs behalen die in de hemel voor mij klaarligt, nu God mij door Christus Jezus geroepen heeft.

15 Ik hoop dat alle gelouterde christenen onder u het daarover eens zijn. Mocht u er op enig punt anders over denken, dan zal God ook dat wel aan u duidelijk maken. 16 Maar laten wij in ons gedrag wel consequent doorgaan op de ingeslagen weg.

17 Vrienden, volg mijn voorbeeld en let goed op hen die dat al doen. 18 Want wat ik u al zo vaak gezegd heb, zeg ik nu met tranen in mijn ogen: er zijn velen die zich in hun levenswandel als vijanden van het kruis van Christus gedragen. 19 Zij zijn op weg naar de ondergang, hun buik is hun god en hoe schandaliger zij leven, hoe mooier zij het vinden. Het enige waaraan zij denken, zijn de dingen van deze wereld. 20 Wij zijn echter, al wonen wij hier op aarde, burgers van een stad in de hemel en van daar verwachten wij ook onze Verlosser, de Here Jezus Christus. 21 Door de onbeperkte kracht waarmee Hij alles aan Zich onderwerpt, zal Hij ons sterfelijke lichaam veranderen in een hemels lichaam dat net zo sterk en schitterend is als het Zijne.

In conclusion, my brothers: rejoice in union with the Lord.

It is no trouble for me to repeat what I have written you before, and for you it will be a safeguard: beware of the dogs, those evildoers, the Mutilated! For it is we who are the Circumcised, we who worship by the Spirit of God and make our boast in the Messiah Yeshua! We do not put confidence in human qualifications, even though I certainly have grounds for putting confidence in such things. If anyone else thinks he has grounds for putting confidence in human qualifications, I have better grounds:

  • b’rit-milah on the eighth day,
  • by birth belonging to the people of Isra’el,
  • from the tribe of Binyamin,
  • a Hebrew-speaker, with Hebrew-speaking parents,
  • in regard to the Torah, a Parush,
  • in regard to zeal, a persecutor of the Messianic Community,
  • in regard to the righteousness demanded by legalism, blameless.

But the things that used to be advantages for me, I have, because of the Messiah, come to consider a disadvantage. Not only that, but I consider everything a disadvantage in comparison with the supreme value of knowing the Messiah Yeshua as my Lord. It was because of him that I gave up everything and regard it all as garbage, in order to gain the Messiah and be found in union with him, not having any righteousness of my own based on legalism, but having that righteousness which comes through the Messiah’s faithfulness, the righteousness from God based on trust. 10 Yes, I gave it all up in order to know him, that is, to know the power of his resurrection and the fellowship of his sufferings as I am being conformed to his death, 11 so that somehow I might arrive at being resurrected from the dead. 12 It is not that I have already obtained it or already reached the goal — no, I keep pursuing it in the hope of taking hold of that for which the Messiah Yeshua took hold of me. 13 Brothers, I, for my part, do not think of myself as having yet gotten hold of it; but one thing I do: forgetting what is behind me and straining forward toward what lies ahead, 14 I keep pursuing the goal in order to win the prize offered by God’s upward calling in the Messiah Yeshua. 15 Therefore, as many of us as are mature, let us keep paying attention to this; and if you are differently minded about anything, God will also reveal this to you. 16 Only let our conduct fit the level we have already reached.

17 Brothers, join in imitating me, and pay attention to those who live according to the pattern we have set for you. 18 For many — I have told you about them often before, and even now I say it with tears — live as enemies of the Messiah’s execution-stake. 19 They are headed for destruction! Their god is the belly; they are proud of what they ought to be ashamed of, since they are concerned about the things of the world. 20 But we are citizens of heaven, and it is from there that we expect a Deliverer, the Lord Yeshua the Messiah. 21 He will change the bodies we have in this humble state and make them like his glorious body, using the power which enables him to bring everything under his control.

As to the rest, Achim b’Moshiach of mine, have simcha in Adoneinu [1:25; 2:18,28,29; 4:4]. To keep writing the zelba thing [l:4,18; 1:25; 2:2,17,18, 28,29] to you is not an irksome bother to me, but for you it is a te’udat bitachon (safeguard).

Be shomer and on your guard and watch out for those [unclean, prowling] kelevim (dogs Ps 22:17(16),20; Rv 22:15), watch out for the evil po’alim (workers), watch out for the “circummutilators” (Ga 6:12).

For we are the Bnei HaMilah [Ro 2:29; Co 2:11-12], the ones whose avodas kodesh is by the Ruach Hakodesh [Yn 4:23; Ro 8:4] and whose kavod is in Moshiach Yehoshua and who take no bitachon in the basar,

Even though I could be having bitachon also in the basar. If any other person thinks he has grounds to have bitachon in the basar, I have more (2C 11:18-12:10):

Bris milah on the eighth day [Lk 1:59; 2:21]; from Bnei Yisroel by birth; of the tribe of Benjamin; a speaker of Lashon HaKodesh, Ivrit of Ivrit-speaking horim, a Hebrew of Hebrews (2C 11:22); with regard to the Torah, from the kat haPerushim (Ac 23:6; 26:5);

With regard to kin’a (zealousness), persecuting the Adat HaMoshiach (Ac 8:3; 22:4; 26:9 11); with regard to tzidkat HaTorah, [3:9; Ro 2:27-29, as opposed to the tzidkat Hashem], I was medakdekim bmitzvot unreproachable [i.e., hairsplittingly and rigorously observant, glatt kosher, frumkait, and shomer mitzvot].

But what things were revach (gain, profit) to me, these things I considered loss, on account of Rebbe, Melech HaMoshiach (Mt 13:44-46; Lk 14:33).

But even more so, I consider all to be loss on account of the excellency of the da’as of Rebbe, Melech HaMoshiach Yehoshua Adoneinu [3:10; YIRMEYAH 9:23-24], on account of whom I suffered the loss of all things and I consider them as nothing, in comparison, that I may gain Moshiach [TEHILLIM 73:25],

And be found in him, not having my own Tzedek (selfachieved righteousness, by definition a self-righteousness) based on chumra (legalism [legalism itself a "merit" misinterpretation of the Torah]), but the Tzedek [YIRMEYAH 33:16] through emunah [Ro 3:21-22] in Rebbe, Melech HaMoshiach, the Tzidkat Hashem based upon emunah [BERESHIS 15:6; Ro 9:30].

10 I want to have da’as of Rebbe, Melech HaMoshiach, and of the gevurah (power) of the Techiyas HaMoshiach and the deveykus (attachment to G-d) of Moshiach’s yissurim (sufferings 1:29; Ro 8:17; Ga 6:17), being formed into the mode of being of Moshiach’s death [death to the sinful Olam Hazeh and the unregenerate basar Ro 6:3-5],

11 If somehow I may attain to the Techiyas HaMesim.

12 Not that already I obtained or already have been made shleimut, but I pursue this tachlis (final end, aim) that I may lay hold of [1Ti 6:12,19 cf. Pp 2:6] that for which I was laid hold of by Rebbe, Melech HaMoshiach Yehoshua [Ac 9:5-6].

13 Achim b’Moshiach, I do not consider myself to have laid hold (3:12); but one zach (thing) I do, forgetting the things behind, and stretching forward to the things ahead,

14 According to the tachlis I pursue the prize of the Shomayim Aliyah ascent of Hashem, the upward k’riah (call) of HaShem b’Rebbe, Melech HaMoshiach Yehoshua (2K 1:10; 2:12).

15 Therefore, as many as would be shleimut, let us think like this (2:5-8): and if in anything your machshavot (thoughts) are different [Mt 5:48; 2C 2:6], even this Hashem will reveal to you.

16 Fort (nevertheless), let us march in line with what we have attained, let us hold to the same [Ga 6:16].

17 Achim b’Moshiach, together be imitators of me [1C 4:16; 11:1]. Take note of the ones walking as you have a mofet in us [2:5-30; 1Th 1:7; 1K 5:3].

18 For many, of whom I was often telling you, and now also I say with weeping, walk as oyvim (enemies) of Moshiach’s Etz [DEVARIM 21:23; 27:26; Ga 3:13; 1C 1:23; Ga 6:12 cf Pp 2:8].

19 Their destined end [TEHILLIM 73:17] is churban (destruction, Gehinnom). Their g-d is their appetite [Ro 16:18], and their kavod, what they glory in, is their bushah (shame). Their machshavot are set on the Olam Hazeh [Ro 8:5-6].

20 But the torat haEzrakhut (citizenship-see 1:27) we conduct exists in Shomayim [Ep 2:6; MJ 12:22; Ga 4:26; 6:16], from where also we eagerly await a Moshi’a (Savior), a Go’el, Adoneinu Rebbe, Melech HaMoshiach Yehoshua,

21 Who will transfigure the basar of our humiliation into the demut of the mode of being of the guf kavod of Moshiach, according to the pe’ulah (action, work—1:6; 2:13) of his ko’ach (power) [Ro 8:29;1C 15:43 53], even to the subjecting of all things to himself [1C 15:28]. T.N. The joyous tone of this letter is miraculous, given the fact that Rav Sha’ul is, as he is writing it, in danger of capital punishment by decapitation at anytime and without warning. But Sha’ul selflessly thinks about two quarreling women and the danger their quarrel poses to the kehillah in Philippi. He seems to have been leading up to this statement in 4:2: “I appeal to Euodias and I appeal to Syntyche, think the same thing in Adoneinu.” ]