Add parallel Print Page Options

Toen maakten de familiehoofden van de stammen van Juda en Benjamin, de priesters en de Levieten zich klaar om terug te gaan. Iedereen die zich door God geroepen voelde om terug te gaan, maakte zich klaar. Ze wilden teruggaan om de tempel te gaan bouwen voor de Heer die in Jeruzalem woont. En de mensen uit hun buurt die niet meegingen, gaven hun van alles mee: voorwerpen van zilver en goud, allerlei spullen, vee en kostbare voorwerpen. Ook gaven ze vrijwillig nog allerlei andere dingen mee.

Vroeger had koning Nebukadnezar alle voorwerpen meegenomen uit de tempel van de Heer in Jeruzalem. Hij had alles in Babel laten neerzetten in de tempel van zijn god. Nu liet koning Kores al die voorwerpen weer tevoorschijn halen.

Read full chapter

Then the family heads of Judah and Benjamin,(A) and the priests and Levites—everyone whose heart God had moved(B)—prepared to go up and build the house(C) of the Lord in Jerusalem. All their neighbors assisted them with articles of silver and gold,(D) with goods and livestock, and with valuable gifts, in addition to all the freewill offerings.

Moreover, King Cyrus brought out the articles belonging to the temple of the Lord, which Nebuchadnezzar had carried away from Jerusalem and had placed in the temple of his god.[a](E)

Read full chapter

Footnotes

  1. Ezra 1:7 Or gods