Add parallel Print Page Options

Wetten over het omgaan met elkaar

23 Je mag geen dingen rondvertellen over andere mensen die niet waar zijn.

Doe niet mee met slechte mensen zodat iemand die schuldig is, wordt vrijgesproken, of iemand die onschuldig is, wordt veroordeeld.

Als het grootste deel van de mensen iets slechts doet, doe dan toch niet met hen mee. Praat in een rechtszaak niet mee met de anderen als wat zij zeggen niet waar is. Want zij proberen een onschuldig mens te laten veroordelen of een schuldig mens te laten vrijspreken. Ook mogen jullie iemand die arm is niet lichter straffen dan iemand die rijk is.

Als je een weggelopen koe of ezel van je vijand vindt, moet je het dier terugbrengen. Als je ziet dat de ezel van je vijand te zwaar beladen is en in elkaar zakt, mag je de man niet met het probleem laten zitten omdat hij je vijand is. Je moet hem helpen met het afladen van de ezel.

Je mag arme mensen niet oneerlijk behandelen in hun rechtszaken. Je mag de feiten niet verdraaien. Je mag iemand die onschuldig is niet ter dood veroordelen. Want mensen die dat doen, zal Ik zeker straffen. Je mag je niet laten omkopen. Want als je je laat omkopen, doe je je ogen dicht voor de waarheid. Dan worden er onschuldige mensen veroordeeld.

Je mag vreemdelingen niet slecht behandelen. Want je weet hoe het is om een vreemdeling te zijn. Jullie zijn zelf immers vreemdelingen geweest in Egypte.

10 Je mag je land zes jaar achter elkaar inzaaien en de oogst binnenhalen. 11 Maar in het zevende jaar moet je het land laten liggen zoals het is. Je moet het met rust laten. Wat er nog vanzelf opkomt, is voor de arme mensen. En wat zij laten staan, is voor de wilde dieren. Hetzelfde moet je doen met je wijngaarden en olijfbomen.

12 Je mag zes dagen per week werken. Maar op de zevende dag moet je uitrusten. Dan kunnen ook je koe en je ezel uitrusten. En de zoon van je slavin en de vreemdeling die als knecht voor je werkt kunnen weer op adem komen.

13 Jullie moeten precies doen wat Ik jullie heb gezegd. Jullie mogen de naam van andere goden niet eens noemen. Ik wil die niet uit jullie mond horen.

De drie grote feesten

14 Drie keer per jaar moeten jullie voor Mij feestvieren. 15 Jullie moeten in de maand Abib het Feest van de Ongegiste Broden vieren (= het Paasfeest met de zeven dagen daarna), op de dag die Ik jullie gezegd heb. Dan moeten jullie zeven dagen lang ongegist brood eten, zoals Ik jullie heb bevolen. Dat moeten jullie doen vanaf de 14e dag van die maand, want toen zijn jullie uit Egypte vertrokken. Maar jullie mogen op dit feest niet zonder geschenk bij Mij komen, maar moeten Mij een offer brengen.

16 Ook moeten jullie het oogstfeest vieren. Dat moeten jullie vieren wanneer jullie het eerste deel van de oogst van jullie akkers hebben binnen gehaald (Dit is het Wekenfeest).

En aan het eind van het jaar moeten jullie weer een oogstfeest vieren,[a] wanneer jullie de hele oogst van jullie akkers hebben binnengehaald.

17 Dus drie keer per jaar moeten alle mannen bij Mij komen om voor Mij feest te vieren.

Regels over de offers

18 Jullie mogen bij het bloed van de dieren die jullie aan Mij offeren, niets offeren wat met gist is klaargemaakt.

Het vet van de dieren die jullie Mij offeren als feest-offer mag niet overblijven tot de volgende dag.

19 Jullie moeten het beste van het eerste deel van de oogst in mijn huis brengen.

Jullie mogen een jong geitje niet koken in de melk van zijn moeder.

Beloften van God aan het volk

20 Ik stuur een engel voor jullie uit. Hij zal jullie onderweg beschermen. Hij zal jullie naar de plaats brengen die Ik heb uitgekozen. 21 Let op hem en luister naar hem. Wees hem niet ongehoorzaam. Want hij zal het jullie niet vergeven als jullie ongehoorzaam zijn. Want hij spreekt namens Mij. 22 Maar als jullie naar hem luisteren en alles doen wat Ik zeg, zal Ik een vijand van jullie vijanden zijn en een tegenstander van jullie tegenstanders. 23 Mijn engel zal voor jullie uit gaan en jullie brengen naar het land van de Amorieten, de Hetieten, de Perezieten, de Kanaänieten, de Hevieten en de Jebusieten. En Ik zal hen voor jullie vernietigen.

24 Ga niet de goden van die volken aanbidden en dienen. Doe niet de dingen die die volken doen. Maar vernietig hun godenbeelden en sla hun heilige stenen kapot. 25 Dien en aanbid Mij, jullie Heer en God. Dan zal Ik jullie brood en jullie water zegenen en zal Ik ervoor zorgen dat niemand van jullie ziek wordt. 26 Er zullen geen kinderen dood worden geboren en er zullen geen vrouwen zijn die geen kinderen kunnen krijgen. En jullie zullen allemaal lang leven.

27 Ik zal ervoor zorgen dat de volken bang voor jullie zullen zijn. Elk volk waar jullie mee te maken krijgen, zal in paniek raken. Ik zal ervoor zorgen dat al jullie vijanden voor jullie zullen vluchten. 28 Ik zal grote wespen voor jullie uit sturen, zodat de Hevieten, Kanaänieten en Hetieten daarvoor zullen vluchten. 29 Maar Ik zal die volken niet in één jaar voor jullie wegjagen. Als Ik dat wel deed, zou het land een wildernis worden doordat het te groot voor jullie is om voor te zorgen. Er zouden dan te veel wilde dieren komen. 30 Daarom zal Ik hen beetje bij beetje verjagen. Totdat jullie volk zó groot is geworden, dat jullie het hele land kunnen bezitten. 31 Ik zal jullie al het land geven vanaf de Rietzee tot aan de zee van de Filistijnen en vanaf de woestijn tot aan de rivier. Want Ik zal ervoor zorgen dat jullie de bewoners van dit land kunnen verslaan. Jaag hen uit het land weg. 32 Jullie mogen geen enkel verbond met hen sluiten, en ook niet met hun goden. 33 Ze mogen niet in het land blijven wonen. Want door hen zouden jullie ongehoorzaam aan Mij worden en hun goden gaan aanbidden en dienen. Dan zou het slecht met jullie aflopen."

Footnotes

  1. Exodus 23:16 Dat is het Loofhuttenfeest. Voor het Loofhuttenfeest werden hutten gebouwd van takken met bladeren: loof. De Israëlieten vierden dit feest om te denken aan de tocht van het volk Israël door de woestijn, toen de mensen in tenten woonden. Het was één van de drie grote feesten voor de Heer. Het werd gevierd op de 15e dag van de zevende maand, aan het eind van de oogsttijd. Lees Leviticus 23:33-36.

Laws of justice and mercy

23 ‘Do not spread false reports. Do not help a guilty person by being a malicious witness.

‘Do not follow the crowd in doing wrong. When you give testimony in a lawsuit, do not pervert justice by siding with the crowd, and do not show favouritism to a poor person in a lawsuit.

‘If you come across your enemy’s ox or donkey wandering off, be sure to return it. If you see the donkey of someone who hates you fallen down under its load, do not leave it there; be sure you help them with it.

‘Do not deny justice to your poor people in their lawsuits. Have nothing to do with a false charge and do not put an innocent or honest person to death, for I will not acquit the guilty.

‘Do not accept a bribe, for a bribe blinds those who see and twists the words of the innocent.

‘Do not oppress a foreigner; you yourselves know how it feels to be foreigners, because you were foreigners in Egypt.

Sabbath laws

10 ‘For six years you are to sow your fields and harvest the crops, 11 but during the seventh year let the land lie unploughed and unused. Then the poor among your people may get food from it, and the wild animals may eat what is left. Do the same with your vineyard and your olive grove.

12 ‘Six days do your work, but on the seventh day do not work, so that your ox and your donkey may rest, and so that the slave born in your household and the foreigner living among you may be refreshed.

13 ‘Be careful to do everything I have said to you. Do not invoke the names of other gods; do not let them be heard on your lips.

The three annual festivals

14 ‘Three times a year you are to celebrate a festival to me.

15 ‘Celebrate the Festival of Unleavened Bread; for seven days eat bread made without yeast, as I commanded you. Do this at the appointed time in the month of Aviv, for in that month you came out of Egypt.

‘No one is to appear before me empty-handed.

16 ‘Celebrate the Festival of Harvest with the firstfruits of the crops you sow in your field.

‘Celebrate the Festival of Ingathering at the end of the year, when you gather in your crops from the field.

17 ‘Three times a year all the men are to appear before the Sovereign Lord.

18 ‘Do not offer the blood of a sacrifice to me along with anything containing yeast.

‘The fat of my festival offerings must not be kept until morning.

19 ‘Bring the best of the firstfruits of your soil to the house of the Lord your God.

‘Do not cook a young goat in its mother’s milk.

God’s angel to prepare the way

20 ‘See, I am sending an angel ahead of you to guard you along the way and to bring you to the place I have prepared. 21 Pay attention to him and listen to what he says. Do not rebel against him; he will not forgive your rebellion, since my Name is in him. 22 If you listen carefully to what he says and do all that I say, I will be an enemy to your enemies and will oppose those who oppose you. 23 My angel will go ahead of you and bring you into the land of the Amorites, Hittites, Perizzites, Canaanites, Hivites and Jebusites, and I will wipe them out. 24 Do not bow down before their gods or worship them or follow their practices. You must demolish them and break their sacred stones to pieces. 25 Worship the Lord your God, and his blessing will be on your food and water. I will take away disease from among you, 26 and none will miscarry or be barren in your land. I will give you a full life span.

27 ‘I will send my terror ahead of you and throw into confusion every nation you encounter. I will make all your enemies turn their backs and run. 28 I will send the hornet ahead of you to drive the Hivites, Canaanites and Hittites out of your way. 29 But I will not drive them out in a single year, because the land would become desolate and the wild animals too numerous for you. 30 Little by little I will drive them out before you, until you have increased enough to take possession of the land.

31 ‘I will establish your borders from the Red Sea[a] to the Mediterranean Sea,[b] and from the desert to the Euphrates River. I will give into your hands the people who live in the land, and you will drive them out before you. 32 Do not make a covenant with them or with their gods. 33 Do not let them live in your land or they will cause you to sin against me, because the worship of their gods will certainly be a snare to you.’

Footnotes

  1. Exodus 23:31 Or the Sea of Reeds
  2. Exodus 23:31 Hebrew to the Sea of the Philistines

Legislación judicial

23 No divulgues rumores falsos, ni apoyes al malvado dando un falso testimonio.

Tampoco te inclines a hacer el mal, aunque la mayoría lo haga; ni declares en un juicio del lado de la mayoría, si con ello cometes injusticia. Tampoco favorezcas indebidamente al pobre en sus pleitos.

Si encuentras perdido el buey o el asno de tu enemigo, llévaselo. Si ves caído bajo el peso de su carga el burro de alguien que te odia, no te desentiendas y ayúdale a levantarlo.

No conculques el derecho de tu compatriota indigente cuando esté involucrado en un juicio.

No intervengas en causas fraudulentas. No condenes a muerte al inocente ni al justo, porque yo no absolveré al culpable.

No te dejes sobornar con regalos, porque el regalo ciega incluso al honesto y corrompe las causas de los justos.

No te aproveches del inmigrante: ustedes también fueron inmigrantes en Egipto y saben lo que es vivir en un país extraño.

Descanso obligatorio

10 Durante seis años sembrarás tu tierra y recogerás su cosecha. 11 Pero el séptimo la dejarás en barbecho, sin cultivar, para que encuentren allí comida los pobres de tu pueblo, y lo restante lo coman las bestias del campo. Esto mismo harás con tus viñas y tus olivares.

12 Durante seis días trabajarás y el séptimo descansarás, a fin de que descansen tu buey y tu asno, y recobren sus fuerzas el hijo de tu esclava y el inmigrante.

13 Presten atención a todo lo que les he dicho. No invoquen el nombre de otros dioses; que nadie lo oiga de sus labios.

Prescripciones cúlticas

14 Tres veces al año celebrarás fiesta en mi honor. 15 Celebrarás la fiesta de los Panes sin levadura. Durante siete días comerás panes sin levadura, como te lo mandé, en el tiempo señalado del mes de Abib, porque en ese mes saliste de Egipto. Nadie se presentará ante mí con las manos vacías. 16 Celebrarás la fiesta de la Siega, o sea, de las primicias de tus labores, de todo lo que hayas sembrado en el campo. Y celebrarás también la fiesta de la Recolección, a finales del año, cuando recojas de los campos el producto de tu trabajo. 17 Todos los varones se presentarán ante el Señor, tu Dios, tres veces al año.

18 Cuando me sacrifiques un animal, no acompañarás con pan fermentado su sangre, ni dejarás para el día siguiente la grasa de la víctima ofrecida en sacrificio. 19 Llevarás a la casa del Señor, tu Dios, las primicias de los frutos de tu tierra. No cocerás el cabrito en la leche de su madre.

El ángel del Señor

20 Yo enviaré un ángel delante de ti, para que te proteja en el camino, y te introduzca en el lugar que te he preparado. 21 Hazle caso y escucha su voz; no te rebeles contra él, porque mi autoridad reside en él, y no perdonará sus actos de rebeldía. 22 Si le haces caso y haces todo lo que yo te diga, seré enemigo de tus enemigos y adversario de tus adversarios, 23 porque mi ángel irá delante de ti y te conducirá a la tierra de los amorreos, hititas, fereceos, cananeos, jeveos y jebuseos, y yo los aniquilaré.

24 No te postrarás ante sus dioses ni les rendirás culto; no imitarás las costumbres de esos pueblos, sino que derribarás y harás trizas sus piedras votivas. 25 Darán culto al Señor su, y él bendecirá tu alimento y tu bebida. Yo mantendré alejadas de ti las enfermedades, 26 y en tu país ninguna mujer abortará o será estéril; te concederé vivir largos años.

27 Haré que a tu llegada se extienda el pánico y que huyan los pueblos que encuentres a tu paso. 28 Haré que el pánico cunda delante de ti, poniendo en fuga ante ti a jeveos, cananeos e hititas. 29 Pero no los expulsaré en un solo año, no sea que el país se convierta en un desierto y las fieras salvajes se multipliquen en perjuicio tuyo. 30 Los iré expulsando poco a poco, a medida que vayas haciéndote más numeroso y adueñándote del país.

31 Fijaré tus fronteras desde el mar de las Cañas hasta el mar de los filisteos, y desde el desierto hasta el río Éufrates. Yo he puesto en tus manos a los habitantes del país para que puedas expulsarlos. 32 Guárdate de hacer alianzas con ellos o con sus dioses. 33 Tampoco les permitas vivir en el país, para que no te inciten a pecar contra mí, dando culto a sus dioses; eso sería tu perdición.