Ecclesiaste 8
Conferenza Episcopale Italiana
8 Chi è come il saggio?
Chi conosce la spiegazione delle cose?
La sapienza dell'uomo ne rischiara il volto,
ne cambia la durezza del viso.
2 Osserva gli ordini del re e, a causa del giuramento fatto a Dio, 3 non allontanarti in fretta da lui e non persistere nel male; perché egli può fare ciò che vuole. 4 Infatti, la parola del re è sovrana; chi può dirgli: «Che fai?». 5 Chi osserva il comando non prova alcun male; la mente del saggio conosce il tempo e il giudizio.
6 Infatti, per ogni cosa vi è tempo e giudizio e il male dell'uomo ricade gravemente su chi lo fa. 7 Questi ignora che cosa accadrà; chi mai può indicargli come avverrà? 8 Nessun uomo è padrone del suo soffio vitale tanto da trattenerlo, né alcuno ha potere sul giorno della sua morte, né c'è scampo dalla lotta; l'iniquità non salva colui che la compie.
9 Tutto questo ho visto riflettendo su ogni azione che si compie sotto il sole, quando l'uomo domina sull'altro uomo, a proprio danno. 10 Frattanto ho visto empi venir condotti alla sepoltura; invece, partirsene dal luogo santo ed essere dimenticati nella città coloro che avevano operato rettamente. Anche questo è vanità. 11 Poiché non si dà una sentenza immediata contro una cattiva azione, per questo il cuore dei figli dell'uomo è pieno di voglia di fare il male; 12 poiché il peccatore, anche se commette il male cento volte, ha lunga vita. Tuttavia so che saranno felici coloro che temono Dio, appunto perché provano timore davanti a lui, 13 e non sarà felice l'empio e non allungherà come un'ombra i suoi giorni, perché egli non teme Dio. 14 Sulla terra si ha questa delusione: vi sono giusti ai quali tocca la sorte meritata dagli empi con le loro opere, e vi sono empi ai quali tocca la sorte meritata dai giusti con le loro opere. Io dico che anche questo è vanità.
15 Perciò approvo l'allegria, perché l'uomo non ha altra felicità, sotto il sole, che mangiare e bere e stare allegro. Sia questa la sua compagnia nelle sue fatiche, durante i giorni di vita che Dio gli concede sotto il sole.
16 Quando mi sono applicato a conoscere la sapienza e a considerare l'affannarsi che si fa sulla terra - poiché l'uomo non conosce riposo né giorno né notte - 17 allora ho osservato tutta l'opera di Dio, e che l'uomo non può scoprire la ragione di quanto si compie sotto il sole; per quanto si affatichi a cercare, non può scoprirla. Anche se un saggio dicesse di conoscerla, nessuno potrebbe trovarla.
Prediker 8
Het Boek
Gehoorzaamheid aan God gaat boven alles
8 Wat is het heerlijk wijs te zijn, dingen te begrijpen, te bestuderen en te kunnen uitleggen! Wijsheid legt een glans over het gezicht van een mens en verzacht zijn hardheid. 2 Gehoorzaam de koning zoals u hebt gezworen te doen. 3 Probeer niet onder uw plichten uit te komen en verzet u niet tegen hem, want wat de koning wil, gebeurt toch wel. 4 Achter het bevel van de koning staat een grote macht, waaraan niemand kan twijfelen en waartegen niemand is opgewassen.
5 Wie de geboden gehoorzaamt, zal niets overkomen. De wijze weet wanneer en hoe hij moet handelen. 6 Voor alles is een tijd en een manier, ook al drukken de problemen van een mens zwaar op hem, 7 want wie weet wat er komen gaat? Wie kan het hem vertellen? 8 Niemand kan zijn geest ervan weerhouden hem te verlaten, geen enkel mens heeft de mogelijkheid zijn sterfdag te verzetten, want aan die duistere strijd ontkomt niemand. Het zal duidelijk zijn dat de goddeloosheid van een mens hem bij die gelegenheid niet te hulp komt. 9 Ik heb diep nagedacht over alles wat plaatsvindt op deze aarde, waar de mensen de mogelijkheid hebben elkaar kwaad te doen.
10 Ik heb gezien hoe goddeloze mensen eervol werden begraven, terwijl rechtvaardige mensen de heilige stad Jeruzalem moesten verlaten en vergeten werden. Ook dat is zinloos. 11 Omdat God zondaars niet onmiddellijk straft, denken veel mensen dat zij rustig kwaad kunnen doen. 12 Maar ook al blijft een mens, na honderd keer te hebben gezondigd, gewoon leven, toch weet ik heel goed dat zij die God vrezen beter af zijn. 13 Maar de goddelozen daarentegen zullen geen lang en gelukkig leven leiden: hun levensdagen zullen als schaduwen voorbijschieten, omdat zij geen ontzag voor God hebben.
14 Er gebeurt iets vreemds hier op aarde: sommige rechtvaardige mensen worden behandeld alsof zij zondaars zijn en sommige zondaars alsof zij rechtvaardig zijn. Ook dat is een vreemde en zinloze zaak. 15 Daarom lijkt het mij beter dat een mens geniet van zijn leven, want niets is beter dan dat een mens geniet van eten en drinken. De vreugde is het enige dat de mens heeft bij al het harde werk tijdens het leven dat God hem geeft.
16 Terwijl ik naar wijsheid zocht, keek ik oplettend naar alles wat op aarde gebeurde, de voortdurende activiteit die dag en nacht doorging: 17 ik zag in dat geen mens Gods werk hier op aarde kan begrijpen. Zelfs de meest wijze man, die zegt dat hij het begrijpt, vergist zich.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.