Deuteronomium 12
BasisBijbel
Er mogen alleen offers gebracht worden in de plaats waar God wil wonen
12 Dit zijn de wetten en leefregels waar jullie je aan moeten houden in het land dat de Heer, de God van jullie voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob, voor altijd aan jullie zal geven.
2 De volken die er nu nog wonen, hebben eigen goden gediend. Dat hebben ze gedaan op allerlei bergen en heuvels en onder allerlei bomen. Wanneer jullie het land veroveren, moeten jullie al die heilige plaatsen vernietigen. 3 Breek de altaren af, sla de heilige stenen kapot, verbrand de heilige palen en hak de godenbeelden om. Vernietig alles wat met hun goden te maken had. 4 Jullie mogen je Heer God niet op hun manier dienen. 5 Maar jullie Heer God zal in het gebied van één van de stammen een plaats uitkiezen waar Hij wil wonen. Dáár moeten jullie heen gaan om de Heer te aanbidden. 6 Dáár moeten jullie je brand-offers en vlees-offers heen brengen, het tiende deel van de oogsten,[a] jullie beweeg-offers, belofte-offers en vrijwillige offers, en de eerstgeboren dieren van jullie koeien, schapen en geiten.[b] 7 Dáár moeten jullie samen met je gezin feestvieren bij je Heer God over het werk dat jullie hebben gedaan en dat de Heer God gezegend heeft.
8 Jullie mogen niet meer offeren waar je maar wil, zoals jullie tot nu toe hebben gedaan. 9 Tot nu toe was dat goed. Want nu zijn jullie nog niet gekomen op de plaats van de rust, het land dat jullie Heer God aan jullie gaat geven. 10 Maar straks zijn jullie aan de overkant van de Jordaan. Dan zullen jullie in het land wonen dat jullie Heer God aan jullie gaat geven. Dan zal Hij jullie aan alle kanten vrede en rust geven. Hij zal ervoor zorgen dat jullie daar veilig wonen. 11 Daar zal jullie Heer God een plaats uitkiezen waar Hij wil wonen. Naar die plaats moeten jullie gaan om de Heer alles te brengen wat ik jullie beveel: jullie brand-offers en vlees-offers, het tiende deel van jullie oogsten, en jullie beweeg-offers en alle belofte-offers. 12 Daar zullen jullie feestvieren bij de Heer God, samen met jullie zonen, dochters, knechten en slavinnen. Nodig ook de Levieten uit die bij jullie wonen, want zij hebben geen eigen stuk grond gekregen zoals jullie.
13 Denk erom dat jullie je brand-offers niet zomaar ergens mogen offeren. 14 Jullie moeten ze offeren in de plaats die de Heer in het gebied van één van jullie stammen zal uitkiezen. Dáár moeten jullie je brand-offers brengen op de manier die ik jullie heb bevolen. 15 Maar als jullie dieren slachten gewoon om te eten, mogen jullie overal in het land net zoveel dieren slachten als jullie zelf willen. Onreine en reine mensen mogen daarvan eten,[c] net zoals van het vlees van een hert of ander wild dier dat jullie hebben geschoten. 16 Alleen het bloed mogen jullie niet eten. Het bloed moeten jullie op de aarde uitgieten, zoals je water uitgiet.
17 Maar een tiende deel van de oogst van het graan, de druiven en de olijf-olie mogen jullie níet in jullie woonplaatsen opeten. Ook de eerstgeboren dieren van jullie koeien, schapen en geiten niet. Ook mogen jullie je belofte-offers, vrijwillige offers en beweeg-offers daar niet opeten. 18 Die moeten jullie eten bij je Heer God, in de plaats die Hij zal uitkiezen. Jullie moeten die eten met jullie dochters, zonen, knechten en slavinnen, en met de Levieten die in jullie steden wonen. Vier feest bij je Heer God en wees blij over alles wat jullie hebben gedaan. 19 Denk erom dat jullie, als jullie eenmaal in het land wonen, de Levieten nooit aan hun lot overlaten.
20 Jullie Heer God zal jullie gebied nog veel groter maken, zoals Hij heeft beloofd. Als jullie dan zin hebben om vlees te eten, mogen jullie net zoveel vlees eten als jullie willen. 21 Stel dat jullie dan ver weg wonen van de plaats waar jullie Heer God wil wonen. Als jullie dan vlees willen eten, mogen jullie net zoveel vlees eten als jullie willen. Maar jullie moeten de koeien, schapen of geiten slachten op de manier die ik jullie heb bevolen. 22 Jullie mogen dat vlees eten zoals jullie het vlees eten van een hert of ander wild dier dat je hebt geschoten: reine en onreine mensen mogen ervan eten. 23 Maar denk erom dat jullie geen vlees eten waar het bloed nog in zit. Want in het bloed is het leven. Jullie mogen niet het leven samen met het vlees opeten. 24 Eet dus geen bloed, maar giet het op de aarde uit zoals je water uitgiet. 25 Jullie mogen het niet eten. Als jullie je daaraan houden, zal het goed gaan met jullie en met jullie kinderen. Want dan doen jullie wat de Heer wil. 26 Maar alle geschenken aan de Heer en alle belofte-offers moeten jullie meenemen naar de plaats die de Heer zal uitkiezen. 27 Jullie moeten het vlees en het bloed van jullie brand-offers offeren op het altaar van jullie Heer God. Van de vlees-offers moeten jullie het bloed rondom tegen de zijkanten van het altaar van jullie Heer God werpen. Maar het vlees mogen jullie opeten. 28 Luister goed naar al deze bevelen die ik jullie geef. Want dan zal het voor altijd goed gaan met jullie en met jullie kinderen. Want dan doen jullie wat je Heer God wil.
29 Jullie Heer God zal de volken vernietigen in het gebied waar jullie heen gaan. Jullie zullen straks hun gebied veroverd hebben. 30 Denk er dan om dat jullie niet hetzelfde gaan doen als zij. Denk erom dat jullie hun goden niet gaan aanbidden. Zeg niet: 'Laten we onze God op dezelfde manier aanbidden zoals deze volken hún goden aanbaden.' 31 Want jullie mogen jullie Heer God niet op die manier dienen. Want zij doen allerlei verschrikkelijke dingen voor hun goden. De Heer haat wat ze doen. Want ze verbranden zelfs hun kinderen voor hun goden.
32 Doe allemaal precies wat ik jullie heb bevolen. Jullie mogen er niets aan veranderen.
Footnotes
- Deuteronomium 12:6 Een tiende deel van elke oogst, dus van graan, druiven en olijf-olie, maar ook van de wol, was voor de Heer. Lees Leviticus 27:30.
- Deuteronomium 12:6 Alle eerstgeboren dieren waren voor de Heer. Lees Exodus 13:1.
- Deuteronomium 12:15 God had gezegd dat een mens van bepaalde dingen 'onrein' werd. Bijvoorbeeld van het aanraken van dode dieren, van het eten van 'onreine' dieren, van het aanraken van een dode, van bepaalde ziekten. Hierover is te lezen in het bijbelboek Leviticus, onder andere in Leviticus 5:2 en 3, Leviticus 11, Leviticus 12:2 en Leviticus 15:3. Onreine mensen mochten niet van de offers eten.
Второзаконие 12
Bulgarian Bible
12 Ето повеленията и съдбите, на които трябва да внимавате, за да ги вършите, през всичкото време, колкото живеете на света, в земята, която Господ Бог на бащите ти ти дава да притежаваш: -
2 Да разорите всичките места гдето народите, които ще завладеете, са служили на боговете си, по високите планини, по хълмовете и под всяко зелено дърво;
3 и да съсипете жертвениците им, да строшите стълбовете им, да изгорите с огън ашерите им, да съсечете изваяните образи на боговете им и да изличите имената им от онава място.
4 А спрямо Господа вашия Бог да не постъпвате така;
5 но да търсите мястото, което Господ вашият Бог избере между всичките ви племена, за да настани там Името Си, да бъде жилището Му, и там да идете;
6 там да принасяте всеизгарянията си, жертвите си, десетъците си, възвишаемите приноси на ръцете си, обреците си, доброволните си приноси и първородните от говедата и от овците си;
7 и там, пред Господа вашия Бог, да ядете; и да се веселите, вие и челядите ви, във всичките си предприятия, и в коквото те е благословил Господ твоят Бог.
8 Да не правите никак, както ние днес правим тук, - всеки каквото му се вижда за добро.
9 Защото още не сте дошли в почивката и в наследството, което Господ вашият Бог ви дава.
10 Но когато преминете Иордан и се заселите в земята, която Господ вашият Бог ви дава да наследите, и ви успокои от всичките неприятели около вас, та живеете безопасно,
11 тогава на мястото, което Господ вашият Бог избере, за да настани Името Си, там принасяйте всичко що ви заповядвам: всеизгарянията си, жертвите си, десетъците си, възвишаемите приноси на ръцете си и всичките отборни обреци, които сте обрекли Господу;
12 и да се веселите пред Господа вашия Бог, вие, синовете ви, дъщерите ви, слугите ви, слугините ви, и левитинът, който е отвътре портите ви (защото той няма нито наследство с вас).
13 Внимавай на себе си да не би да принасяш всеизгарянията си на кое да било място, което виждаш;
14 но на мястото, което Господ избере в едно от племената ти, там да принасяш всеизгарянията си, и там да вършиш всичко що ти заповядвам.
15 Бива обаче да колиш и да ядеш месо във всичките си жилища до колкото желае душата ти, според колкото Господ твоят Бог ще те е благословил; нечистият и чистият могат да ядат от него, както от сърна и както от елен.
16 Само кръвта да не ядете; да я изливате на земята като вода.
17 А не бива да ядеш в жилищата си десетъка от житото си, или от виното си, или от дървеното си масло, или първородните от говедата си, или от овците си, или кой да било от обреците, които си обрекъл, или доброволните си приноси, или възвишаемите приноси на ръцете си;
18 но пред Господа твоя Бог да ги ядеш, на мястото, което Господ твоят Бог избере, ти, синът ти, дъщерята ти, слугата ти, слугинята ти и левитинът, който е отвътре портите ти; и да се веселиш пред Господа твоя Бог във всичко на каквото туриш ръка.
19 Внимавай на себе си да не пренебрегваш левитина до тогаз, до когато живееш на земята си.
20 Когато Господ твоят Бог разшири пределите ти, според както ти се е обещал, а ти речеш: Ще ям месо, защото душата ти желае да яде месо, то бива да ядеш месо до колкото желае душата ти.
21 Ако е много далеч от тебе мястото, което Господ твоят Бог избере, за да настани Името Си там, тогава да колиш от говедата и от овците, които Господ ти е дал, според както ти заповядах, и да ядеш в жилищата си до колкото желае душата ти.
22 Както се яде сърна и елен, така да ядеш и тия; нечистият и чистият могат еднакво да ядат от тях.
23 Само строго да се вардиш да не ядеш кръвта: защото кръвта е животът, и не бива да ядеш живота с месото.
24 Да я не ядеш: да я изливаш на земята като вода.
25 Да я не ядеш, за да бъде добре и на тебе и на чадата ти след тебе, когато вършиш онова, което е право пред Господа.
26 Само колкото неща си посветил и обреците си да взимаш, та да отиваш на мястото, което избере Господ,
27 и да принасяш всеизгарянията си, месото и кръвта, върху олтара на Господа твоя Бог. Кръвта на жертвите ти да се излива върху олтара на Господа твоя Бог, а месото ти да ядеш.
28 Внимавай и слушай всички тия думи, които ти заповядвам, за да бъде добре на тебе и на чадата ти след тебе до века, когато вършиш онова, което е добро и право пред Господа твоя Бог.
29 Когато Господ твоят Бог изтреби от пред тебе народите на земята , гдето ти отиваш да ги завладееш, и ти ги завладяваш и се заселиш в земята им,
30 внимавай на себе си да се не улавяш в примка да ги последваш, когато бъдат изтребени от пред тебе; и да не изпитваш за боговете им, като казваш: Как служат тия народи на боговете си? - за да направя и аз така.
31 Да не постъпваш така спрямо Господа твоя Бог; защото те са извършили за боговете си всяка мерзост, която Господ мрази; понеже за боговете си са изгаряли с огън и синовете си и дъщерите си.
32 Внимавайте да вършите всичко що ви заповядвам; да не притуряш на него, нито да отнимаш от него.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016