Add parallel Print Page Options

Edom, Moab en Ammon

Toen keerden we om en vertrokken in de richting van de woestijn. We gingen in de richting van de Rietzee, zoals de Heer tegen mij had gezegd. Dagenlang trokken we om de bergen van Seïr heen. Toen zei de Heer tegen mij: 'Jullie hebben nu lang genoeg om deze bergen heen getrokken. Buig nu af naar het noorden. Zeg tegen het volk: Jullie zullen nu door het gebied van jullie broeders trekken: het volk van Ezau in Seïr.[a] Ze zullen bang voor jullie zijn, maar denk er om: daag hen niet uit. Want Ik zal jullie niets van hun land geven. Nog geen voetbreed mogen jullie ervan hebben. Want de bergen van Seïr heb Ik aan het volk van Ezau gegeven. Als jullie eten willen hebben, moeten jullie daarvoor betalen. Ook voor het water dat jullie er drinken moeten jullie betalen. Want bij alles wat jullie doen, ben Ik goed voor jullie geweest. Ik heb op deze hele tocht door de woestijn voor jullie gezorgd. Ik ben deze 40 jaar met jullie geweest, en jullie hebben aan niets tekort gehad.' We trokken weer bij het volk van Ezau in Seïr vandaan, weg van de vlakte van Elat en Ezeon-Geber. We sloegen de richting in van de woestijn van Moab.

Toen zei de Heer tegen mij: 'Maak het volk Moab niet kwaad en daag het niet uit. Want Ik zal jullie niets van zijn land geven. Want het land Ar heb Ik aan het volk van Lot gegeven.'[b] 10 (Vroeger hadden de Emieten daar gewoond. Dat was een sterk en groot volk, met mensen die net zo groot waren als de Enakieten. 11 Ze werden reuzen genoemd, net als de Enakieten. Men zei dat ze van de Refaïeten afstamden. De Moabieten noemden hen Emieten. 12 En in Seïr woonden vroeger de Horieten. Maar het volk van Ezau had hen uit hun land weggejaagd en hen vernietigd. Daarna waren ze zelf in dat land gaan wonen, net zoals Israël heeft gedaan met het land dat de Heer hun had gegeven.) 13 De Heer zei: 'Ik wil dat jullie de beek Zered oversteken.' Toen staken we de beek Zered over. 14 Er was 38 jaar voorbij gegaan sinds we van Kades-Barnea vertrokken waren. In die jaren waren alle mannen die met het leger konden meegaan tot de laatste man gestorven. 15 Want de Heer had gezworen dat hij hen tot de laatste man zou doden. 16 Toen alle krijgers van het leger tot de laatste man waren gestorven, 17 zei de Heer tegen mij: 18 'Trek nu langs het land van Moab, langs de stad Ar. 19 Dan komen jullie in de buurt van de Ammonieten. Maar denk er om: daag hen niet uit. Ik zal jullie niets van het land van de Ammonieten geven. Want Ik heb het aan het volk van Lot gegeven.'[c]

20 (Ook in dit land hadden eerst reuzen gewoond. De Ammonieten noemden hen Zamzummieten. 21 Dat was een sterk en groot volk van mensen die zo groot waren als de Enakieten. Maar de Heer had de Zamzummieten laten verjagen en vernietigen door de Ammonieten. En de Ammonieten waren in dat land gaan wonen. 22 Net zoals de Heer de Horieten uit het land Seïr had laten verjagen en vernietigen door het volk van Ezau, en het volk van Ezau in Seïr was gaan wonen. Daar wonen ze nu nog steeds. 23 En de Kaftorieten, die uit Kaftor waren gekomen, hebben de Avvieten verjaagd en vernietigd en zijn in hun land gaan wonen, vanaf Hazerim tot aan Gaza.)

24 De Heer had gezegd: 'Breek nu het tentenkamp af en steek de beek de Arnon over, het land van de Amorieten in. Daag koning Sihon die in Hesbon woont uit voor de strijd. Verover zijn land. 25 Want Ik geef hem en zijn land in jullie macht. Ik zal ervoor zorgen dat vanaf nu de mensen bang voor jullie zullen zijn. Ze zullen beven van angst als ze over jullie horen.'

Hoe koning Sihon werd verslagen

26 Toen stuurde ik vanuit de Kedemot-woestijn boodschappers met een vredes-boodschap naar koning Sihon in Hesbon. 27 Ze moesten hem zeggen: 'Mogen we alstublieft door uw land trekken. We zullen op de grote weg blijven en er niet vanaf gaan. 28 Laat ons te voet door uw land trekken. En geef ons alstublieft water en brood. We zullen u ervoor betalen. 29 Het volk van Ezau in Seïr heeft ons ook door hun land laten gaan, en de Moabieten in Ar ook. We willen graag door uw land naar de Jordaan trekken. Die zullen we oversteken naar het land dat onze Heer God ons zal geven.' 30 Maar koning Sihon wilde ons niet door zijn land laten trekken. Want de Heer maakte hem koppig. Hij wilde hem door jullie laten overwinnen, en dat is ook gebeurd.

31 Toen zei de Heer tegen mij: 'Ik zal allereerst Sihon en zijn land aan jullie geven. Verover zijn land.' 32 Koning Sihon kwam ons met zijn hele leger tegemoet. Bij Jahaz viel hij ons aan. 33 Maar onze Heer God zorgde ervoor dat we hem, zijn zonen en zijn hele leger konden verslaan. 34 We veroverden en verwoestten al zijn steden. We doodden alle mannen, vrouwen en kinderen. We lieten niemand in leven. 35 Alleen het vee en alle spullen uit de steden die we hadden veroverd, namen we mee als buit. 36 We veroverden alle steden vanaf de stad Aroër langs de oever van de Arnon, tot aan Gilead. De Heer God gaf ze allemaal aan ons.

37 Alleen het gebied van de Ammonieten veroverden we niet. Het dal waar de Jabbok stroomt en de grote steden in de bergen veroverden we niet. Want onze Heer God verbood ons om daarheen te gaan.

Footnotes

  1. Deuteronomium 2:4 Ezau was de voorvader van de Edomieten. Hij was de tweelingbroer van Jakob, die later de naam Israël kreeg. Uit Israël is het volk Israël ontstaan. Daarom is het volk van Ezau 'familie' van het volk Israël.
  2. Deuteronomium 2:9 Moab was een zoon van Lot. Lees Genesis 19:30-38.
  3. Deuteronomium 2:19 Ammon was een zoon van Lot. Lees Genesis 19:30-38.

旷野飘流

“以后,我们照着耶和华吩咐我的,回转过来,沿着往红海的路起程到旷野去;我们在西珥山绕行了很多日子。 耶和华对我说: ‘你们绕行这山的日子已经够了;现在要转向北去。 你要吩咐人民说:“你们的兄弟以扫的子孙,住在西珥,你们现在要经过他们的境界;他们必惧怕你们,所以你们要十分谨慎。 不要与他们争执;他们的地,连脚掌那么大的一块,我都不给你们,因为我已经把西珥山赐给以扫作产业。 你们要用银子向他们买食物吃;也要用银子向他们买水喝。 因为耶和华你的 神,对于你手里所作的一切事,都已经赐福给你;他也知道你怎样走这大旷野;这四十年来,耶和华你们的 神常与你同在,使你毫无缺乏。”’

“于是我们离开我们住在西珥的兄弟以扫的子孙,继续前行;沿着亚拉巴的路,到了以拉他和以旬.迦别,然后转向摩押旷野的路去。 耶和华对我说:‘你不可敌视摩押人,也不可与他们争战;他们的地我不赐给你作产业,因为我已经把亚珥赐给了罗得的子孙作产业。 10 (以前有以米人住在那里,这族人人数众多,身体高大,像亚衲族人一样。 11 这以米人,像亚衲族人一样,也算为利乏音人;但摩押人称他们为以米人。 12 以前何利人也住在西珥,但以扫的子孙占领了他们的产业,消灭了他们,住在他们那里,就像以色列在耶和华赐给他们作产业的地上所行的一样。) 13 现在你们要起来,过撒烈溪。’于是我们过了撒烈溪。 14 自从我们离开加低斯.巴尼亚,直到过了撒烈溪的日子,共有三十八年,等到那世代的战士都从营中灭绝为止,正像耶和华向他们所起的誓一样。 15 耶和华的手攻击了他们,把他们从营中除灭,直到灭尽为止。

16 “所有战士都从民中死尽以后, 17 耶和华就对我说: 18 ‘你今天要经过摩押的境界亚珥; 19 你走近亚扪人面前的时候,不可敌视他们,也不可与他们争执;亚扪人的地我不赐给你们作产业,因为我已经把那地赐给了罗得的子孙作产业。 20 (那地也算为利乏音人的地,以前利乏音人住在那里,但亚扪人称他们为散送冥。 21 这族人人数众多,身体高大,像亚衲族人一样;但耶和华从亚扪人面前消灭了他们,亚扪人就占领了他们的地业,住在那里, 22 好象耶和华从前为住在西珥的以扫的子孙所作的一样,就是把何利人从他们面前消灭,他们就占领了他们的地业,住在他们那里,直到今日。 23 还有亚卫人,原先住在迦萨附近的各村庄里,有从迦斐托出来的迦斐托人把他们消灭了,住在他们那里。) 24 现在你要起来,出发,过亚嫩谷;看哪,我已经把亚摩利人希实本王西宏和他的土地,交在你的手里了;你要开始占领那地作产业,与他争战。 25 就在今天,我要使天下万民听见你的消息都惊慌惧怕,而且因你的缘故发抖疼痛。’

击败希实本王西宏(A)

26 “我从基底莫的旷野,派使者到希实本王西宏那里去,用和平的话说: 27 ‘求你让我从你的地经过;我只走大道,不偏左也不偏右。 28 你可以按着价钱把食物卖给我吃,也可以按着价钱把水卖给我喝;只要让我步行过去就是了; 29 好象住在西珥的以扫子孙,和住在亚珥的摩押人待我一样,等我过约旦河,进到耶和华我们的 神赐给我们的地去。’ 30 但是希实本王西宏不肯让我们从他那里经过,因为耶和华我们的 神使他的心意顽固,使他的心刚硬,为要把他交在你的手里,像今日一样。 31 耶和华对我说:‘看哪,我已经把西宏和他的地交给你了,你可以占领他的地作产业。’

32 “那时西宏和他所有的人民都出来,攻击我们,在雅杂与我们作战。 33 耶和华我们的 神把他交给了我们,我们就把他、他的儿子们和他所有的人民都击杀了。 34 那时我们夺取了他所有的城邑,把每一座城,连男带女,以及小孩子都全部毁灭,没有留下一个存活的; 35 只留下我们掠为己有的牲畜,和我们夺取城邑所得的战利品。 36 从亚嫩谷旁边的亚罗珥和谷中的城,直到基列,没有一座城太高,是我们不能攻下的;耶和华我们的 神把这一切都交给我们了。 37 只有亚扪人的地,雅博河一带的地方,和山地的城市,以及耶和华我们的 神吩咐我们不可去的地方,我们都没有走近。”

God leidt het volk

‘Vervolgens gingen wij via de woestijn terug in de richting van de Rietzee, want dat had de Here mij opgedragen. Wij zwierven een lange tijd rond in de omgeving van de berg Seïr. Eindelijk zei de Here: “U bent hier nu lang genoeg geweest. Trek in noordelijke richting. 4,5 Breng het volk ervan op de hoogte dat het door het land zal trekken dat aan zijn broeders, de Edomieten, de afstammelingen van Esau, die in Seïr wonen, behoort. De Edomieten zullen bang voor u worden, maar u mag geen vijandelijkheden uitlokken! Ik heb hun het land rond de berg Seïr in bezit gegeven. Betaal hun voor het water en voedsel dat u gebruikt. De Here, uw God, heeft u gezegend en beschermd gedurende de veertig jaar die u in de woestijn rondzwierf, Hij hielp u en in al die tijd bent u niets tekort gekomen.”

Zo trokken wij door Edom waar onze broeders woonden, kruisten de Arabah-weg, die naar Elat en Esjon-Geber in het zuiden voert, en trokken verder in noordelijke richting naar de woestijn Moab. Toen waarschuwde de Here ons: “Val de Moabieten niet aan, want ook van hun land krijgt u niets. Ik heb dat land aan de nakomelingen van Lot gegeven.” 10 De Emieten woonden vroeger in dat gebied. Het was een erg grote stam en de leden ervan waren net zo groot als de Enakieten. 11 De Emieten en de Enakieten werden vaak Refaïeten genoemd, maar de Moabieten noemden hen Emieten. 12 Vroeger woonden de Chorieten in Seïr, maar de Edomieten, nakomelingen van Esau, hadden hen verdreven en uitgeroeid en hebben zich daar gevestigd, net zoals de Israëlieten gedaan hebben in het land dat de Here hun had toegewezen. 13 “Steek nu de beek Zered over,” zei de Here. Dat deden wij. 14,15 Zo kostte het ons achtendertig jaar om vanuit Kades-Barnea de beek Zered over te steken! Want de Here had bepaald dat wij niet konden oversteken voordat alle mannen die achtendertig jaar geleden oud genoeg waren om in het leger te dienen, dood waren. Ja, de hand van de Here was tegen hen tot zij allen waren gestorven. 16 Toen deze mannen gestorven waren, 17 zei de Here tegen mij: 18 “Vandaag zal Israël de grens van Moab bij Ar overschrijden 19 en het land van de Ammonieten binnentrekken. Val hen echter niet aan, want Ik zal u niets van hun land geven. Ik heb het aan de nakomelingen van Lot gegeven.” 20 Ook dat gebied werd vroeger bewoond door de reuzen. De Ammonieten noemden hen Zamzummieten. 21 Zij waren een groot en sterk volk en de mannen waren even lang als de Enakieten. De Here vernietigde hen echter toen de Ammonieten binnentrokken en die namen hun gebied in. 22 De Here hielp de nakomelingen van Esau die bij de berg Seïr woonden, op dezelfde manier door de Chorieten die daar woonden, voor hen te vernietigen. 23 Hetzelfde gebeurde toen de Kaftorieten een inval deden in het gebied van de Awwieten, die in de dorpen leefden die op het platteland verspreid lagen tot bij Gaza. De stam van de Awwieten werd toen ook vernietigd. 24 Toen zei de Here: “Steek de rivier de Arnon over en trek het land binnen van de Amoriet Sichon, die koning van Chesbon is. Verover zijn gebied en trek tegen hem ten strijde. 25 Vanaf vandaag zullen de volken over de hele aarde beven van schrik wanneer over u wordt gesproken. Zij zullen angst hebben voor uw komst.” 26 Vanuit de woestijn Kedemoth stuurde ik boodschappers met een vreedzaam voorstel naar koning Sichon van Chesbon. 27 “Laat ons door uw land trekken,” zeiden wij. “Wij zullen op de hoofdweg blijven en de velden aan weerszijden van de weg niet betreden. 28 Wij zullen alles betalen wat wij eten en drinken. Het enige dat wij willen, is dat u ons door uw land laat trekken. 29 De Edomieten in Seïr en de Moabieten, die Ar als hoofdstad hebben, gaven ons ook toestemming door hun gebied te trekken. Wij zijn op weg naar het land aan de overkant van de Jordaan. Dat land heeft de Here, onze God, ons gegeven.”

30 Maar koning Sichon weigerde, omdat de Here hem koppig maakte, zodat Hij Sichon aan Israël kon uitleveren. Dat is ook gebeurd. 31 Toen zei de Here tegen mij: “Ik ben begonnen u het land van koning Sichon te geven, neem het in bezit.” 32 Koning Sichon verklaarde ons toen de oorlog en trok zijn troepen samen bij Jahas. 33,34 Maar de Here, onze God, leverde hem aan ons uit. Wij veroverden alle steden en lieten niemand in leven, ook de vrouwen en kinderen niet. 35,36 Het vee namen wij als buit mee en ook de goederen die wij buitmaakten bij de plundering van de veroverde steden. Wij veroverden alles van Aroër tot Gilead, aan de rand van het dal van de Arnon en alle steden in het dal. Geen stad kon tegen ons standhouden, want de Here, onze God, gaf ze ons in handen. 37 We bleven echter uit de buurt van de Ammonieten, de rivier de Jabbok en de steden in het bergland. Dat waren de plaatsen waarvan de Here, onze God, ons had verboden die binnen te trekken.’

旷野漂流

“之后,我们遵照耶和华的吩咐掉转头,沿红海的路前往旷野,在西珥山区绕行了很久。 后来,耶和华对我说, ‘你们在这山区绕行的日子够了,现在转向北方吧。 你告诉众人,你们将经过西珥,那里住着你们的亲属以扫的子孙。他们惧怕你们,所以要格外谨慎, 不要惹他们,因为我已把西珥山赐给以扫作产业,他们的土地,我一寸也不会赐给你们。 你们吃的、喝的,都要花钱向他们买。 你们的上帝耶和华使你们凡事蒙福,看顾着你们走过这辽阔的旷野,四十年来与你们同在,使你们一无所缺。’

“于是,我们绕过我们亲属以扫的子孙所住的西珥,沿亚拉巴的路,经过以拉他、以旬·迦别,向摩押旷野走去。 耶和华对我说,‘不可骚扰摩押人,不可与他们争战,因为我不会把他们的土地赐给你,我已把亚珥赐给罗得的子孙为业。’

10 “从前以米人住在亚珥,他们人数众多,像亚衲人一样身材高大。 11 以米人同亚衲人一样也被称为利乏音人,但摩押人称他们为以米人。 12 以前,何利人也住在西珥,但以扫的子孙消灭了他们,占领了他们的土地,住在那里,正如后来以色列人占领了耶和华赐给他们的土地。 13 耶和华又说,‘现在,你们要动身过撒烈溪。’于是,我们过了撒烈溪。 14 我们从离开加低斯·巴尼亚到穿过撒烈溪用了三十八年。期间,那一代战士都死光了,正如耶和华的誓言。 15 其实是耶和华的手攻击他们,直到把他们从营中全部消灭。

16 “所有的战士都死后, 17 耶和华对我说, 18 ‘今天你要从亚珥绕过摩押边境。 19 到亚扪人之地后,不可骚扰他们,不可与他们争战,因为我不会把他们的土地赐给你们,我已把那里赐给罗得的子孙作产业。’ 20 那里以前也是利乏音人住的地方,亚扪人称利乏音人为散送冥, 21 利乏音族人数众多,像亚衲人一样身材高大。耶和华消灭了他们,让亚扪人占领他们的土地,住在那里。 22 耶和华也曾为以扫的子孙消灭住在西珥的何利人,让他们占据何利人的土地,住在那里,直到今日。 23 同样,来自克里特的迦斐托人消灭了迦萨附近的亚卫人,住在那里。 24 耶和华说,‘起来穿过亚嫩谷,我已将亚摩利人希实本王西宏和他的土地交在你手中,你要攻打他,占领他的土地。 25 从今天起,我要使天下万民在你面前惊恐万状,一听到你的名字就吓得发抖。’

击败希实本王

26 “于是,我从基底莫旷野派使者去见希实本王西宏,提出和平的建议,说, 27 ‘请允许我们从贵国经过,我们只走大路,不会偏离。 28 我们吃的喝的,都会按价向你买,只求让我们借道经过, 29 就像西珥的以东人和亚珥的摩押人那样对待我们。我们只想过约旦河,去我们的上帝耶和华所赐之地。’ 30 希实本王西宏却拒绝我们的请求,因为我们的上帝耶和华使他顽固不化,好让我们击败他,正如今日的情形。 31 耶和华对我说,‘看啊,我已把西宏和他的土地交给你了,去占领那里,夺取他的土地吧。’ 32 西宏率领全军在雅杂与我们交战。 33 我们的上帝耶和华使西宏父子及其军队败在我们手下,全军覆没。 34 我们攻占了西宏的所有城邑,将其夷为平地,杀光城中的男女老幼,一个不留, 35 只留下牲畜和财物作战利品。 36 从亚嫩谷边的亚罗珥和谷中的城,直到基列的所有城邑全被我们攻克,我们的上帝耶和华把这一切都交给了我们。 37 我们遵照我们的上帝耶和华的吩咐,没有侵犯亚扪人的土地,即雅博河一带和山区的城邑。