Add parallel Print Page Options

Jeruzalem wordt veroverd door koning Nebukadnezar van Babel

Toen Jojakim drie jaar koning van Juda was, kwam koning Nebukadnezar van Babel met zijn leger bij Jeruzalem aan.[a] Hij omsingelde en veroverde de stad. De Heer leverde koning Jojakim aan hem uit. Nebukadnezar nam hem mee naar Babel. Ook nam hij de voorwerpen uit de tempel van God mee naar Babel.[b] Daar borg hij ze op in de schatkamer van de tempel van zijn god.

Daniël en zijn vrienden aan het hof van de koning

De koning liet Aspenaz, het hoofd van zijn hofdienaren, bij zich komen. Hij gaf hem het bevel een aantal jongemannen die gevangen uit Israël waren meegenomen, naar het paleis te brengen. Het moesten zonen zijn van belangrijke families en prinsen uit de koninklijke familie. Ze moesten er knap uitzien en helemaal gezond zijn. Ze moesten intelligent zijn en een goede opleiding gehad hebben. Kortom: ze moesten geschikt zijn om voor de koning in het paleis te werken. Daar zouden ze les krijgen in de wetenschap en de taal van de Babyloniërs. De koning bepaalde wat en hoeveel ze elke dag zouden eten. Ze zouden mee-eten van de koninklijke maaltijden, en drinken van de wijn van de koning. Ze moesten drie jaar lang opgeleid worden. Daarna zouden ze bij de koning in dienst komen.

Vier van de jongemannen die uitgekozen werden, waren de Judeeërs Daniël, Hananja, Misaël en Azarja. Aspenaz gaf hun andere namen: Daniël noemde hij Beltsazar, Hananja noemde hij Sadrach, Misaël noemde hij Mesach en Azarja noemde hij Abednego. Daniël besloot om niet mee te eten van de maaltijden van de koning of mee te drinken van de wijn van de koning. Want hij wilde niet onrein worden, maar zich houden aan Gods regels voor het eten. Daarom vroeg hij aan Aspenaz toestemming om er niet van mee te hoeven eten. God zorgde ervoor dat de man naar hem wilde luisteren. 10 Maar hij zei tegen Daniël: "Als je niet eet wat de koning bevolen heeft, ben ik bang dat de koning straks zal vinden dat je er minder goed uitziet dan de andere jongemannen die zijn uitgekozen. En daar zal hij míj de schuld van geven."

11 Nu was het zo, dat Aspenaz een hofdienaar had aangewezen om Daniël, Hananja, Misaël en Azarja te bewaken en te verzorgen. Dat was de Melzar.[c] Toen vroeg Daniël aan de Melzar: "Geef ons alstublieft een proeftijd van tien dagen. 12 Tien dagen lang zullen we alleen brood en groenten eten en water drinken. 13 Daarna vergelijkt u ons met de jongens die mee-eten met de maaltijden van de koning. Dan kunt u zien of wij er net zo goed uitzien als zij. Beslis dan wat we voortaan zullen eten." 14 De dienaar deed wat ze vroegen en gaf hun een proeftijd van tien dagen. 15 Na die tien dagen zag hij dat zij er gezonder en steviger uitzagen dan de andere jongemannen, die wel hadden gegeten van de maaltijden van de koning. 16 Voortaan haalde de Melzar het eten en de wijn die de koning hun liet brengen, weg, en gaf hun brood, groenten en water.

17 En God maakte deze vier jongens wijs en verstandig. Alles wat ze moesten leren, begrepen ze goed. Bovendien gaf God aan Daniël wijsheid om dromen uit te leggen.

18 Na de door de koning afgesproken tijd van drie jaar moesten de jongemannen bij de koning komen. Aspenaz bracht hen naar koning Nebukadnezar. 19 De koning sprak met hen, en geen één van de andere jongemannen was te vergelijken met Daniël, Hananja, Misaël en Azarja. Daarom kwamen zij in dienst van de koning. 20 Elke keer als de koning hen om raad vroeg, wisten ze hem wijs en knap te antwoorden. Ze waren tien keer beter dan de geleerden en tovenaars uit zijn hele koninkrijk.

21 Daniël bleef daar aan het hof tot Kores koning werd.[d]

De droom van koning Nebukadnezar

Toen Nebukadnezar twee jaar koning was, had hij een droom die hem heel onrustig maakte. Hij kon er niet meer van slapen. Daarom liet hij de geleerden, waarzeggers, tovenaars en wijzen roepen. Hij wilde dat ze hem zouden vertellen wat hij gedroomd had. Ze kwamen voor de koning staan. De koning vertelde hun: "Ik heb een droom gehad. Ik ben er helemaal onrustig van geworden en daarom wil ik weten wat ik gedroomd heb." Ze antwoordden hem: "Mijn heer de koning, leef in eeuwigheid! Vertel ons uw droom, dan zullen we u uitleggen wat hij betekent." De koning antwoordde: "Ik heb besloten dat júllie mij moeten vertellen wat ik heb gedroomd. Daarna moeten jullie de droom uitleggen. Als jullie mij niet vertellen wat ik heb gedroomd en wat de droom betekent, zal ik jullie in stukken laten hakken en jullie huizen laten verwoesten. Maar als jullie mij vertellen wat ik heb gedroomd en wat het betekent, zal ik jullie een grote beloning geven. Ik zal jullie geschenken en grote eer geven. Vertel mij dus wat ik heb gedroomd en wat het betekent."

Toen antwoordden zij hem opnieuw: "Mijn heer de koning, vertel ons wat u heeft gedroomd. Dán zullen wij uitleggen wat de droom betekent." Maar de koning zei: "Ik zie wel dat jullie proberen tijd te winnen. Want jullie zien dat mijn besluit vaststaat. Als jullie mij niet mijn droom vertellen, zullen jullie allemaal dezelfde straf krijgen. Daarom bedriegen jullie mij. Jullie hebben met elkaar afgesproken daarmee tijd te winnen, totdat ik van gedachten verander. Maar júllie moeten mij de droom vertellen. Dan weet ik zeker dat jullie hem ook kunnen uitleggen." 10 Ze antwoordden: "Geen mens op aarde kan doen wat u heeft gevraagd, mijn heer de koning. Daarom heeft ook geen enkele koning, hoe groot en machtig hij ook was, ooit zoiets van een geleerde of tovenaar, waarzegger of wijze gevraagd. 11 Wat u vraagt is te moeilijk, mijn heer de koning. Niemand kan u dat vertellen. Alleen de goden kunnen het u vertellen, maar zij zijn niet bij de mensen." 12 Toen werd de koning woedend. Hij gaf het bevel alle wijze mannen van Babel te doden. 13 De wet werd bekend gemaakt en men begon de wijze mannen te doden. Ook Daniël en zijn vrienden werden gezocht en hun leven kwam in gevaar.

Daniël bidt om de droom van de koning

14 Arioch, de aanvoerder van de lijfwacht van de koning, had de opdracht gekregen om alle wijze mannen van Babel te doden. Daniël ging naar hem toe en dacht goed na wat hij moest zeggen. 15 Hij vroeg hem: "Waarom heeft de koning plotseling dit verschrikkelijke bevel gegeven?" Arioch vertelde hem wat er was gebeurd.

16 Toen ging Daniël naar de koning. Hij vroeg de koning of hij hem de tijd wilde geven om hem zijn droom uit te leggen. 17 Daarna ging hij naar huis en vertelde alles aan zijn vrienden Hananja, Misaël en Azarja. 18 Hij vroeg hun ook om te bidden of God medelijden met hen zou willen hebben en aan Daniël de droom en de betekenis ervan te vertellen. Want dan zouden Daniël en zijn vrienden en de rest van de wijze mannen niet gedood worden.

19 Toen droomde Daniël 's nachts de droom die de koning had gehad. En God vertelde hem ook wat hij betekende. 20 Daniël dankte de God van de hemel en zei: "Ik prijs onze Heer God! Hij is het waard om voor eeuwig geprezen te worden. Want Hij heeft alle wijsheid en alle macht. 21 Want Hij is het die de geschiedenis bepaalt. Hij onttroont koningen en stelt koningen aan. Hij geeft wijsheid aan wijze mensen en verstand aan verstandige mensen. 22 Hij laat dingen zien die tot dan toe verborgen waren. Hij weet wat er in het donker verborgen is, want bij Hem is alles licht. 23 God van mijn voorouders, ik prijs U omdat U mij wijsheid en kennis heeft gegeven. U heeft mij gegeven waar wij U om gebeden hadden. Want U heeft ons alles verteld over de droom van de koning."

Daniël vertelt de droom aan de koning

24 De volgende dag ging Daniël naar Arioch, aan wie de koning het bevel had gegeven alle wijze mannen van Babel te doden. Hij zei tegen hem: "Stop met het doden van de wijze mannen van Babel! Breng me naar de koning. Dan zal ik hem uitleggen wat hij heeft gedroomd." 25 Arioch bracht Daniël haastig naar de koning. Hij zei tegen de koning: "Bij de mensen die gevangen uit Juda meegenomen zijn, heb ik iemand gevonden die u kan uitleggen wat u heeft gedroomd." 26 De koning zei tegen Daniël (die Beltsazar werd genoemd): "Kun jij me inderdaad vertellen wat ik heb gedroomd, en het ook uitleggen?" 27 Daniël antwoordde hem: "Mijn heer de koning, wat u vraagt, is onmogelijk voor mensen. Geen wijze, tovenaar, geleerde of waarzegger zal u kunnen vertellen wat u heeft gedroomd. 28 Maar er is een God in de hemel die verborgen dingen bekend maakt. Hij laat u, koning Nebukadnezar, weten wat er in de verre toekomst gaat gebeuren. 29 Mijn heer de koning, u lag in uw bed na te denken over de toekomst. Toen gaf God u een droom. De toekomst is verborgen voor de mensen. Maar God heeft u laten weten wat er in de toekomst gaat gebeuren. 30 Ook aan mij heeft God die verborgen dingen verteld. Ik weet het niet omdat ik wijzer zou zijn dan elk ander mens, maar omdat God het mij heeft verteld. Hij wil dat u weet wat u gedroomd heeft en wat die droom betekent.

31 Mijn heer de koning, u zag plotseling in uw droom een enorm groot beeld. Het was heel hoog en zag er schitterend uit. Het stond vlak vóór u en zag er heel indrukwekkend uit. 32 Het hoofd van het beeld was van zuiver goud, zijn borst en armen waren van zilver, zijn buik en zijden waren van koper, 33 zijn heupen en bovenbenen waren van ijzer en zijn onderbenen en voeten van een mengsel van ijzer en klei. 34 Terwijl u keek, werd er een steen losgehakt, zonder dat een mens dat deed. De steen rolde naar beneden en raakte de voeten van het beeld. Hij verbrijzelde de voeten die van ijzer en klei waren. 35 Onmiddellijk viel het beeld helemaal uit elkaar: het ijzer, de klei, het koper, het zilver en het goud vielen helemaal tot stof uit elkaar. Het stof werd door de wind weggeblazen. Al gauw was er niets meer van te vinden. Maar de steen die het beeld had geraakt, werd groter en groter. Hij werd zo groot als een berg die de hele aarde vulde."

De betekenis van de droom

36 Daniël zei: "Dit is de droom. Nu zal ik u vertellen wat hij betekent. 37 Mijn heer de koning, u bent een zeer machtig koning. Want de God van de hemel heeft u het koningschap gegeven en u machtig, sterk en beroemd gemaakt. 38 U heerst over alle mensen, waar zij ook wonen, en over alle wilde dieren en de vogels. U bent dat gouden hoofd. 39 Maar na u zal er een ander koninkrijk ontstaan, dat minder glorieus is dan dat van u.[e] Daarna komt er nóg een rijk, een derde koninkrijk. Dat is het koninkrijk van koper. Het zal over de hele wereld heersen.[f] 40 Het vierde en laatste koninkrijk zal zo hard zijn als ijzer. IJzer kan alles verbrijzelen en verpletteren. Net als ijzer zal dit koninkrijk verbrijzelen en verpletteren.[g] 41 U zag de onderbenen met de tenen die voor een deel van klei en voor een deel van ijzer waren. Dat betekent dat dit laatste koninkrijk verdeeld zal zijn. Maar het zal zo sterk zijn als ijzer. Want u zag dat de benen en voeten van ijzer waren, vermengd met klei. 42 De tenen waren voor een deel van ijzer en voor een deel van klei. De delen van dat koninkrijk zullen voor een deel zo hard zijn als ijzer, maar ook zo zwak zijn als klei. 43 U zag dus dat ijzer vermengd was met klei. Het is een mengsel. Dat betekent dat de afstammelingen van het volk zich niet blijvend zullen mengen met het andere volk. Het mengsel kan niet echt één geheel worden. Net zoals ijzer niet één geheel wordt met klei.[h]

44 Maar in de tijd dat die koningen er zijn, zal de God van de hemel een koninkrijk stichten dat nooit vernietigd zal worden. Het zal nooit door een ander koninkrijk overwonnen worden. Het zal al die koninkrijken verpletteren en er een einde aan maken. Maar zelf zal dat koninkrijk voor eeuwig blijven bestaan.[i] 45 Daarom heeft u dit gezien. Dat koninkrijk zal ontstaan zonder dat een mens dat doet. Net zoals de steen in uw droom werd losgehakt zonder dat een mens dat deed, en het ijzer, het koper, de klei, het zilver en het goud verpletterde. De grote God heeft aan de koning laten weten wat er in de toekomst zal gebeuren. De droom zal werkelijkheid worden. En u kan er op vertrouwen dat dit de betekenis ervan is."

46 Toen knielde koning Nebukadnezar voor Daniël neer en eerde hem. Hij gaf het bevel om een vlees-offer, wierook-offer en wijn-offer te offeren voor Daniël. 47 En hij zei tegen Daniël: "Werkelijk, jouw God is de machtigste God van alle goden en de Heer van alle koningen. Hij is het die verborgen dingen bekend maakt. Daardoor heb je mij dit kunnen vertellen." 48 En de koning gaf Daniël veel kostbare geschenken. Ook maakte hij hem bestuurder van de hele provincie Babel, en hoofd van alle wijze mannen van Babel. 49 Maar Daniël vroeg aan de koning of zijn vrienden Sadrach, Mesach en Abednego in zijn plaats Babel mochten besturen. Zelf bleef hij aan het hof van de koning.

Het beeld van koning Nebukadnezar

Op een keer liet koning Nebukadnezar een gouden beeld maken van 60 el (27 m) hoog en 6 el (2,70 m) breed. Hij liet het neerzetten in het Dura-dal in de provincie Babel. Daarna liet hij alle bestuurders, ministers, raadgevers, rechters en legeraanvoerders van alle provincies komen. Alle hoge ambtenaren moesten aanwezig zijn bij de inwijding van het beeld. Zo kwamen ze allemaal voor de inwijding van het beeld dat koning Nebukadnezar had laten neerzetten. Ze gingen allemaal vóór het beeld staan. En een dienaar riep luid: "Luister goed naar het volgende bevel, iedereen die hier verzameld is! Zodra de muziek begint te spelen, moeten jullie neerknielen en je diep buigen en het gouden beeld aanbidden dat koning Nebukadnezar heeft neergezet. Wie dat niet doet, zal onmiddellijk in de brandende oven worden gegooid." Daarom boog iedereen zich diep zodra de muziek begon te spelen. Iedereen die daar was, van welk land dan ook, knielde neer, boog zich diep en aanbad het gouden beeld dat koning Nebukadnezar had neergezet.

Op dat moment kwamen er een paar Babyloniërs bij de koning. Ze beschuldigden de Judeeërs. Ze zeiden tegen koning Nebukadnezar: "Mijn heer de koning, leef in eeuwigheid! 10 U heeft het bevel gegeven dat, zodra de muziek begon te spelen, iedereen moest neerknielen en zich diep moest buigen om het gouden beeld te aanbidden. 11 Ook heeft u gezegd dat wie dat niet deed, in de brandende oven gegooid zou worden. 12 Mijn heer de koning, een aantal mannen heeft zich niets van u aangetrokken. Het zijn de mannen uit Juda die u heeft aangewezen tot bestuurders van de provincie Babel, namelijk Sadrach, Mesach en Abednego. Ze willen uw goden niet aanbidden. Ook het gouden beeld niet dat u heeft neergezet."

13 Koning Nebukadnezar werd woedend. Hij gaf het bevel om Sadrach, Mesach en Abednego te halen. Ze werden bij de koning gebracht. 14 De koning zei tegen hen: "Sadrach, Mesach en Abednego, is het waar dat jullie weigeren om mijn goden te aanbidden? En dat jullie niet willen neerknielen voor het beeld dat ik heb neergezet? 15 De muziek zal weer gaan spelen. Zorg ervoor dat jullie klaarstaan. Als jullie de muziek horen, zorg dan dat jullie neerknielen, je diep buigen en het beeld aanbidden dat ik heb gemaakt. Als jullie dat niet doen, zullen jullie onmiddellijk in de brandende oven worden gegooid. En welke god zal jullie dan nog kunnen redden?" 16 Toen antwoordden Sadrach, Mesach en Abednego: "Mijn heer de koning, het is niet nodig dat wij ons tegenover u verdedigen. 17 Het is zó: de God die wij aanbidden is in staat om ons te redden. Hij zal ons uit de brandende oven en uit uw macht redden. 18 Maar ook als Hij dat niet doet, mijn heer de koning, zullen we uw goden niet aanbidden. En we zullen ook niet buigen voor het gouden beeld dat u heeft neergezet."

De mannen in de brandende oven

19+20 Toen werd Nebukadnezar razend. Ziedend van woede gaf hij het bevel dat Sadrach, Mesach en Abednego in het vuur moesten worden gegooid. Maar eerst liet hij het vuur nog zeven keer zo heet stoken als normaal. Toen gaf hij een paar sterke mannen uit zijn lijfwacht bevel de drie vast te binden en in het vuur te gooien. 21 Ze werden vastgebonden, met hun mantels, broeken, mutsen en andere kleren nog aan. Zo werden ze in de brandende oven gegooid. 22 Dit werd onmiddellijk gedaan, op bevel van de koning. Doordat de koning de oven zo heet had laten opstoken, verbrandden de mannen die Sadrach, Mesach en Abednego naar boven hadden gebracht, door de hitte die van de oven afkwam. 23 Sadrach, Mesach en Abednego vielen vastgebonden in de oven.

24 Toen schrok koning Nebukadnezar hevig. Hij sprong overeind en vroeg aan zijn raadgevers: "We hebben toch dríe mannen in het vuur gegooid? En ze waren toch gebonden?" Zij antwoordden: "Jazeker, mijn heer de koning." 25 De koning riep: "Maar ik zie víer mannen vrij in het vuur rondwandelen! En het vuur doet hun niets! En die vierde man lijkt wel een zoon van de goden!" 26 Toen liep Nebukadnezar naar de deur van de oven en riep: "Sadrach, Mesach en Abednego, dienaren van de Allerhoogste God! Kom eruit en kom hier!" Toen stapten Sadrach, Mesach en Abednego uit het vuur. 27 En de bestuurders, ministers, raadgevers, rechters en aanvoerders van de koning dromden om hen heen. Ze zagen dat het vuur hun niets had gedaan. Ze hadden geen brandwonden en hun haar was niet verschroeid. Hun kleren waren nog heel en er hing zelfs geen brandlucht aan.

28 Toen zei Nebukadnezar: "Prijs de God van Sadrach, Mesach en Abednego! Hij heeft zijn engel gestuurd om zijn dienaren te redden. Want ze vertrouwden op Hem. Ze waren ongehoorzaam aan mijn bevel. Ze waren bereid te sterven omdat ze alleen hun eigen God wilden aanbidden en geen enkele andere god. 29 Daarom geef ik vandaag het bevel dat iedereen die de God van Sadrach, Mesach en Abednego beledigt, in stukken gehakt zal worden. Het maakt niet uit van welk volk hij is. Ook zal zijn huis worden verwoest. Want geen één andere god kan zó mensen redden als deze God!"

30 Toen gaf de koning aan Sadrach, Mesach en Abednego als beloning een hoge positie in de provincie Babel.

De tweede droom van koning Nebukadnezar

Dit is een boodschap van koning Nebukadnezar aan alle volken en landen van de wereld.[j]

Ik wens u allemaal grote vrede toe. Ik wil u vertellen wat voor wonderlijke dingen de Allerhoogste God met mij heeft gedaan. Want Hij doet geweldige dingen! Indrukwekkende wonderen! Hij is voor altijd Koning, Hij regeert door alle eeuwen heen!

Ik, Nebukadnezar, woonde rustig en gezond in mijn paleis. Op een nacht had ik een vreselijke droom. Ik was erg onrustig over wat ik in die droom had gezien. Het maakte mij bang. Daarom liet ik alle wijze mannen van Babel bij mij komen om mij de droom uit te leggen. Ze kwamen allemaal: de geleerden, de tovenaars en de waarzeggers. Ik vertelde hun mijn droom, maar ze konden me niet vertellen wat hij betekende.

Tenslotte kwam Daniël bij mij (ik had hem naar mijn god vernoemd en de naam Beltsazar gegeven. In hem woont de geest van de heilige goden). Ik vertelde hem mijn droom. Ik zei: "Beltsazar, jij bent het hoofd van de wijze mannen, want ik weet dat in jou de geest van de heilige goden woont. Jij kan elk raadsel oplossen. Vertel mij dus de betekenis van de droom die ik heb gehad.

10 Dit is wat ik droomde. Ik zag plotseling midden op de aarde een heel hoge boom staan. 11 Die boom werd steeds groter en sterker en zijn top kwam tot aan de hemel. Hij was tot aan het eind van de aarde te zien. 12 Hij stond prachtig in blad, en er zaten zoveel vruchten aan dat er genoeg was voor iedereen. De wilde dieren zochten bescherming in de schaduw van de boom. Tussen de takken woonden de vogels. 13 De droom ging verder terwijl ik zo in mijn bed lag. Ik zag een wachter, een engel, uit de hemel komen. 14 Hij riep luid: 'Hak de boom om en kap zijn takken af. Stroop zijn bladeren af en gooi de vruchten weg. Jaag de wilde dieren bij hem vandaan. Jaag de vogels weg uit zijn takken. 15 Maar laat de stronk in de grond staan. Doe er een band omheen van ijzer en koper. Laat hem zo in het gras staan. Hij zal water krijgen van de dauw en tussen de wilde dieren staan. 16 Zijn binnenste zal veranderen, zodat hij zich niet langer als een mens gedraagt, maar als een dier. Dit zal zeven jaar duren. 17 Dat is het vonnis van de wachters. Het is een bevel van de heilige engelen. Hierdoor zullen de mensen toegeven dat de Allerhoogste God de macht heeft over de koninkrijken van de mensen. Hij maakt koning wie Hij wil. Ja, zelfs de gewoonste mens kan Hij koning maken.'

18 Dit is de droom die ik had. Beltsazar, vertel mij wat het betekent, want niemand van de wijze mannen uit mijn koninkrijk kon dat. Maar jij kan dat wel, omdat de geest van de heilige goden in jou woont."

De betekenis van de droom

19 De koning vertelt verder: Beltsazar was geschokt en bleef een poosje zwijgend staan. Ik zei: "Beltsazar, wees niet bang mij te vertellen wat de droom betekent." Beltsazar antwoordde: "Mijn heer de koning, ik zou willen dat de droom over uw vijanden ging. 20 U zag een grote, sterke boom, die zo hoog was dat hij tot aan de hemel kwam. Hij was tot aan het eind van de aarde te zien. 21 Er zaten zoveel bladeren en vruchten aan dat er genoeg te eten was voor iedereen. De wilde dieren zochten er bescherming onder en de vogels woonden tussen de takken. 22 Die boom bent u, mijn heer de koning. U bent groot en machtig geworden. Uw macht reikt tot aan de hemel. U heerst over de hele aarde.

23 Toen zag u een wachter, een engel, uit de hemel komen. Die zei: 'Hak de boom om en vernietig hem. Maar laat de stronk in de grond staan, met een band er omheen van ijzer en koper. Laat hem in het gras staan. Hij zal water krijgen van de dauw en tussen de wilde dieren staan. Dat zal zeven jaar duren.'

24 Dit is wat dat betekent, mijn heer de koning. Het is de straf die de Allerhoogste God u gaat geven. 25 U zal bij de mensen weggejaagd worden en tussen de wilde dieren wonen. U zal gras eten als een koe en van de dauw drinken. Er zullen zeven jaar voorbij gaan, totdat u zal toegeven dat de Allerhoogste God de macht heeft over de koninkrijken van de mensen. Dat Hij de macht geeft aan wie Hij wil.

26 De engel zei dat de stronk van de boom moest blijven staan. Dat betekent dat u weer als koning zal regeren zodra u toegeeft dat de God van de hemel regeert.

27 Daarom wil ik u deze raad geven, mijn heer de koning: stop met het doen van dingen die God niet goed vindt. Wees goed voor de arme mensen en heers als een rechtvaardig koning. Dan zal dit allemaal misschien niet met u gebeuren, maar zult u in vrede blijven leven."

28 Maar wat ik gedroomd had, gebeurde met mij, koning Nebukadnezar. 29 Want toen er twaalf maanden voorbij waren, wandelde ik op een keer op het dakterras van mijn koninklijk paleis in Babel. 30 En ik zei: "Kijk toch eens! Wat heb ik van Babel toch een prachtige stad gemaakt. Dankzij mij is Babel zo geweldig geworden!" 31 Ik was nog maar net uitgesproken, of er klonk een stem uit de hemel: "Ik zeg u, koning Nebukadnezar, dat u vanaf dit moment geen koning meer zal zijn. 32 U zal bij de mensen worden weggejaagd en tussen de wilde dieren wonen. U zal gras eten als een koe en er zal zeven jaar voorbij gaan, totdat u toegeeft dat de Allerhoogste God de macht heeft over de koninkrijken van de mensen. Dat Hij de macht geeft aan wie Hij wil." 33 Op datzelfde moment gebeurde wat ik had gedroomd: ik werd bij de mensen weggejaagd, at gras als een koe en dronk van de dauw. Mijn haar werd zo lang als de veren van een arend en mijn nagels werden zo lang als de klauwen van een vogel.

34 Maar aan het eind van die tijd keek ik, Nebukadnezar, omhoog naar de hemel en kwam mijn verstand terug. Toen prees ik de Allerhoogste God. Want Hij is de God die eeuwig leeft. Hij is voor eeuwig Koning: Hij regeert door alle eeuwen heen. 35 Vergeleken bij Hem zijn de mensen helemaal niets. Hij doet wat Hij wil met de bewoners van de hemel en met de mensen op de aarde. Niemand kan Hem tegenhouden als Hij besloten heeft iets te doen. Niemand kan tegen Hem zeggen: 'Wat doet U daar?' 36 In de tijd dat mijn verstand terug kwam, kreeg ik ook het koningschap terug. Ik werd weer geëerd. Mijn raadgevers en ministers kwamen weer naar mij toe en ik regeerde weer als koning. Ik werd nog machtiger dan daarvoor. 37 En nu eer en prijs ik, Nebukadnezar, de Koning van de hemel. Alles wat Hij doet is goed en rechtvaardig. Hij weet trotse mensen weer nederig te maken.

Footnotes

  1. Daniël 1:1 Dat was in 605 vóór het jaar nul. De verovering van Jeruzalem was in feite maar een klein voorval in een grote oorlog tussen de machtige landen Egypte en Babylonië. Jeruzalem was al veroverd door Egypte en werd daarna veroverd door Babylonië. Het ging als het ware gewoon in andere handen over.
  2. Daniël 1:2 Lang daarvóór had God al gezegd dat dit zou gebeuren. Lees 2 Koningen 20:16-18.
  3. Daniël 1:11 Waarschijnlijk is 'melzar' geen naam, maar geeft het woord een bepaalde functie aan.
  4. Daniël 1:21 Koning Kores was koning van Medië en Perzië. Hij veroverde Babel. In het jaar dat hij in Babel de macht overnam, liet hij de Judeeërs die gevangen in Babel woonden, teruggaan naar hun land (lees Ezra 1:1-4).
  5. Daniël 2:39 Het rijk van Medië en Perzië.
  6. Daniël 2:39 Het rijk van de Grieken onder Alexander de Grote.
  7. Daniël 2:40 Het Romeinse rijk, dat later in tweeën werd gedeeld: een westelijk en een oostelijk rijk. Dat zijn de twee benen van het beeld.
  8. Daniël 2:43 Het gedeelte van vers 40 tot 43 is moeilijk te begrijpen. Maar het gaat voor de BasisBijbel te ver om te proberen dit allemaal uit te leggen. Vooral omdat er verschillende meningen bestaan over de juiste vertaling en de juiste betekenis.
  9. Daniël 2:44 Dit gaat over de heerschappij van Jezus. Zijn Koninkrijk zal uiteindelijk plotseling een einde maken aan alle menselijke koninkrijken. Zijn Koninkrijk zal nooit vernietigd worden.
  10. Daniël 4:1 Voor koning Nebukadnezar was zijn eigen enorme rijk gelijk aan 'de hele wereld'. Dit hoofdstuk is een soort brief aan de bestuurders en bewoners van zijn rijk.