Add parallel Print Page Options

Klaaglied voor Israël

Droevig zing ik dit klaaglied voor u, Israël: ‘Het mooie Israël ligt gebroken en vertrapt op de grond en kan niet meer opstaan. Niemand zal te hulp komen. Zij is alleen gelaten op haar eigen bodem en wacht op de dood.’ Want de Oppermachtige Here zegt: ‘Naar de stad die duizend man de oorlog instuurt, zullen honderd mannen terugkeren. Naar de stad die honderd man stuurt, zullen slechts tien overlevenden terugkeren.’

Want de Here zegt tegen het volk Israël: ‘Zoek Mij en leef. Zoek niet de afgoden van Betel, Gilgal of Berseba op, want de inwoners van Gilgal zullen als ballingen worden weggevoerd en de inwoners van Betel zullen verloren gaan.’ Zoek de Here en leef, anders zal Hij als een vuurvlam door Israël schieten en haar verteren. Geen van de afgoden in Betel zal die vlam kunnen doven.

Slechte mannen, u maakt de rechtvaardigheid tot een aanfluiting voor de armen en de verdrukten. ‘Gerechtigheid’ en ‘eerlijke behandeling’ betekenen niets voor u! Hij die het Zevengesternte en de Orion maakte, die de duisternis verandert in de ochtend en de dag in de nacht, die het water uit de zeeën oproept en in de vorm van regen over het land uitgiet, is de Here. De Eeuwige is zijn naam. Met verwoestende snelheid en kracht brengt Hij vernietiging over de sterken en doorbreekt alle verdedigingen. 10 Wat hebt u een hekel aan hen die in de poort opkomen voor het recht! Wat een verachting koestert u voor mensen die oprecht de waarheid spreken! 11 U vertrapt de armen en ontneemt hun zelfs de laatste kruimel met al uw belastingen, boetes en buitensporig hoge rentes, daarom zult u nooit wonen in de prachtige huizen die u voor uzelf bouwt en nooit een druppel wijn drinken van de wijngaarden die u plant.

12 Want uw zonden en overtredingen zijn talrijk en groot. Ik ken ze allemaal zo goed. U bent vijanden van alles wat goed is, u laat zich omkopen en weigert de armen rechtvaardig te behandelen.

13 Daarom zullen de verstandige mensen wel zo wijs zijn zich nergens in te mengen op de vreselijke dag van uw bestraffing.

14 Wees goed, houd u verre van het kwaad, dán zult u leven! Dan zal de Here, de God van de hemelse legers, een echte helper blijken, zoals u van Hem verwacht. 15 Haat het kwaad en houd van het goede, verander uw gerechtsgebouwen in echte bolwerken van rechtvaardigheid. Misschien zal de Oppermachtige Here, de God van de hemelse legers, dan nog genade voor recht laten gelden voor zijn onderdanen die overblijven. 16 Daarom zegt de Oppermachtige Here, de God van de hemelse legers, het volgende: ‘In alle straten en op alle wegen zal worden gehuild. Roep ook de boeren op met u mee te huilen, roep de beroepsklagers erbij om te huilen en te klagen. 17 In elke wijngaard zal worden gerouwd en gehuild, want Ik zal verwoestend tussen u door trekken.’

18 U zegt: ‘Kwam de dag van de Here maar, want dan zou God ons van al onze tegenstanders bevrijden.’ Maar u hebt geen idee wat u vraagt. Want die dag zal geen licht en voorspoed, maar duisternis en vervloeking brengen! Wat zal die duisternis vreselijk voor u zijn, er zal geen straaltje vreugde of hoop te bespeuren zijn. 19 Op die dag zult u zijn als een man die wordt achtervolgd door een leeuw en op zijn vlucht een beer ontmoet, of als een man in een donkere kamer die tegen een muur leunt en dan zijn hand op een slang laat rusten. 20 Ja, de dag van de Here zal een donkere en uitzichtloze dag voor u zijn.

21 ‘Ik haat uw vertoon en al datgene wat u beweert te zijn, uw schijnheiligheid en uw “verering” van Mij met uw godsdienstige feestdagen en uw plechtige bijeenkomsten. 22 Ik zal uw brandoffers en dankoffers niet aannemen. Ik weiger ook maar een blik te werpen op uw vredeoffers. 23 Weg met uw lofliederen. Ik beschouw ze alleen maar als lawaai. Ik zal geen minuut luisteren naar uw muziek, hoe mooi het ook klinkt. 24 Ik wil een stortvloed van rechtvaardigheid zien, een lawine van goede daden. 25-27 Israël, hebt u Mij tijdens de veertig jaar in de woestijn ooit zulke offers gebracht? Nee, u had al die tijd alleen maar aandacht voor andere goden: voor Sakkuth, uw koning, voor Kewan, uw god van de sterren en voor alle beelden die door uzelf waren gemaakt. Daarom zal Ik hen in gevangenschap met u meesturen naar het gebied ten oosten van Damascus,’ zegt de Here. God van de hemelse legers is zijn naam.

A Lament and Call to Repentance

Hear this word, Israel, this lament(A) I take up concerning you:

“Fallen is Virgin(B) Israel,
    never to rise again,
deserted in her own land,
    with no one to lift her up.(C)

This is what the Sovereign Lord says to Israel:

“Your city that marches out a thousand strong
    will have only a hundred left;
your town that marches out a hundred strong
    will have only ten left.(D)

This is what the Lord says to Israel:

“Seek(E) me and live;(F)
    do not seek Bethel,
do not go to Gilgal,(G)
    do not journey to Beersheba.(H)
For Gilgal will surely go into exile,
    and Bethel will be reduced to nothing.[a](I)
Seek(J) the Lord and live,(K)
    or he will sweep through the tribes of Joseph like a fire;(L)
it will devour them,
    and Bethel(M) will have no one to quench it.(N)

There are those who turn justice into bitterness(O)
    and cast righteousness(P) to the ground.(Q)

He who made the Pleiades and Orion,(R)
    who turns midnight into dawn(S)
    and darkens day into night,(T)
who calls for the waters of the sea
    and pours them out over the face of the land—
    the Lord is his name.(U)
With a blinding flash he destroys the stronghold
    and brings the fortified city to ruin.(V)

10 There are those who hate the one who upholds justice in court(W)
    and detest the one who tells the truth.(X)

11 You levy a straw tax on the poor(Y)
    and impose a tax on their grain.
Therefore, though you have built stone mansions,(Z)
    you will not live in them;(AA)
though you have planted lush vineyards,
    you will not drink their wine.(AB)
12 For I know how many are your offenses
    and how great your sins.(AC)

There are those who oppress the innocent and take bribes(AD)
    and deprive the poor(AE) of justice in the courts.(AF)
13 Therefore the prudent keep quiet(AG) in such times,
    for the times are evil.(AH)

14 Seek good, not evil,
    that you may live.(AI)
Then the Lord God Almighty will be with you,
    just as you say he is.
15 Hate evil,(AJ) love good;(AK)
    maintain justice in the courts.(AL)
Perhaps(AM) the Lord God Almighty will have mercy(AN)
    on the remnant(AO) of Joseph.

16 Therefore this is what the Lord, the Lord God Almighty, says:

“There will be wailing(AP) in all the streets(AQ)
    and cries of anguish in every public square.
The farmers(AR) will be summoned to weep
    and the mourners to wail.
17 There will be wailing(AS) in all the vineyards,
    for I will pass through(AT) your midst,”
says the Lord.(AU)

The Day of the Lord

18 Woe to you who long
    for the day of the Lord!(AV)
Why do you long for the day of the Lord?(AW)
    That day will be darkness,(AX) not light.(AY)
19 It will be as though a man fled from a lion
    only to meet a bear,(AZ)
as though he entered his house
    and rested his hand on the wall
    only to have a snake bite him.(BA)
20 Will not the day of the Lord be darkness,(BB) not light—
    pitch-dark, without a ray of brightness?(BC)

21 “I hate,(BD) I despise your religious festivals;(BE)
    your assemblies(BF) are a stench to me.
22 Even though you bring me burnt offerings(BG) and grain offerings,
    I will not accept them.(BH)
Though you bring choice fellowship offerings,
    I will have no regard for them.(BI)
23 Away with the noise of your songs!
    I will not listen to the music of your harps.(BJ)
24 But let justice(BK) roll on like a river,
    righteousness(BL) like a never-failing stream!(BM)

25 “Did you bring me sacrifices(BN) and offerings
    forty years(BO) in the wilderness, people of Israel?
26 You have lifted up the shrine of your king,
    the pedestal of your idols,(BP)
    the star of your god[b]
    which you made for yourselves.
27 Therefore I will send you into exile(BQ) beyond Damascus,”
    says the Lord, whose name is God Almighty.(BR)

Footnotes

  1. Amos 5:5 Hebrew aven, a reference to Beth Aven (a derogatory name for Bethel); see Hosea 4:15.
  2. Amos 5:26 Or lifted up Sakkuth your king / and Kaiwan your idols, / your star-gods; Septuagint lifted up the shrine of Molek / and the star of your god Rephan, / their idols

Dëgjoni këtë fjalë, këtë vajtim që unë ngre mbi ju, o shtëpi e Izraelit.

Virgjëresha e Izraelit ra dhe nuk do të ngrihet më; ajo rri shtrirë në tokën e vet dhe askush nuk e ngre.

Sepse kështu thotë Zoti, Zoti: "Qyteti që dilte me njëmijë njerëz do të mbetet me njëqind, ndërsa ai që dilte me njëqind do të mbetet me dhjetë për shtëpinë e Izraelit".

Sepse kështu thotë Zoti shtëpisë së Izraelit: "Më kërkoni dhe do të rroni,

por mos kërkoni Bethelin, mos shkoni në Gilgal, mos vazhdoni deri në Beer-Sheba, sepse Gilgali do të shkojë me siguri në robëri dhe Betheli do të katandiset në asgjë.

Kërkoni Zotin dhe do të rroni, që të mos shpërthejë si zjarr në shtëpinë e Jozefit dhe ta gllabërojë pa qenë në gjendje ta shuajë askush në Bethel.

Ai braktis ata që e ndërrojnë ndershmërinë dhe drejtësinë në helm mbi tokë".

Ai ka bërë Plejadat dhe Orionin, e kthen hijen e vdekjes në agim dhe e bën ditën të errët si nata; thërret ujërat e detit dhe i derdh mbi faqen e dheut: emri i tij është Zoti.

Ata sjellin papritmas shkatërrimin mbi të fuqishmit, dhe kështu rrënimi u sulet fortesave.

10 Ata e urrejnë atë që i qorton te porta dhe kanë neveri për ata që flasin me ndershmëri.

11 Pastaj, duke qenë se keni shtypur të varfrin dhe kërkoni prej tij taksa në grurë, megjithëse keni ndërtuar shtëpi prej guri të palatuar, nuk do të banoni në to; keni mbjellë vreshta të mrekullueshme, por nuk do ta pini verën e tyre.

12 Unë, pra, njoh sa të shumta janë shkeljet tuaja dhe sa të rënda janë mëkatet tuaja; ju shtypni të drejtin, pranoni dhurata dhe u bëni padrejtësi të varfërve në gjyq.

13 Prandaj njeriu i matur në këtë kohë do të heshtë, sepse koha është e keqe.

14 Kërkoni të mirën dhe jo të keqen, që të rroni, dhe kështu Zoti, Perëndia i ushtrive, do të jetë me ju, ashtu si thoni ju.

15 Urreni të keqen, dashuroni të mirën dhe vendosni mirë drejtësinë në gjyq. Ndofta Zoti, Perëndia i ushtrive, do të tregojë dhemshurinë për ata që kanë mbetur nga Jozefi.

16 Prandaj kështu thotë Zoti, Perëndia i ushtrive, Zoti: "Në të gjitha sheshet do të ketë vajtime dhe në të gjitha rrugët do të thonë: "Vaj medet, vaj medet!". Atëherë do të thërrasin bujkun të mbajë zi dhe ata që janë të aftë të qajnë të vajtojnë.

17 Në të gjitha vreshtat do të ketë vajtim, sepse unë do të kaloj në mes teje," thotë Zoti.

18 Mjerë ju që dëshironi ditën e Zotit! Çfarë do të jetë vallë për ju dita e Zotit? Do të jetë një ditë terri dhe jo drite.

19 Do të jetë ashtu si dikush që fugon para një luani dhe ndesh një ujk; ose hyn në shtëpi, e mbështet dorën mbi mur dhe një gjarpër e kafshon.

20 Dita e Zotit a nuk është vallë terr dhe jo dritë, errësirë e madhe dhe pa asnjë shkëlqim?

21 Unë i urrej, i përçmoj festat tuaja, nuk ndiej asnjë gëzim në mbledhjet tuaja solemne.

22 Edhe sikur të më ofroni olokaustet tuaja dhe blatimet tuaja ushqimore, unë nuk do t’i pëlqej as do të shikoj me favor flijimet e falendërimit të kafshëve të majme.

23 Largo nga unë zhurmën e këngëve të tua, sepse nuk dua të dëgjoj muzikën e harpave të tua.

24 Por le të rrjedhë e drejta si uji dhe drejtësia si një burim i përhershëm uji.

25 O shtëpi e Izraelit, më keni ofruar vallë flijime dhe blatime ushqimore në shkretëtrë për dyzet vjet me radhë?

26 Ju keni mbartur gjithashtu Sikuthin, mbretin tuaj, dhe Kiunin, figurat tuaja, yllin e perëndive tuaja, që i keni bërë vetë.

27 Prandaj unë do të bëj që të shkoni në robëri matanë Damaskut," thotë Zoti, emri i të cilit është Perëndia i ushtrive.