Add parallel Print Page Options

God maakt altijd zijn plannen bekend aan zijn profeten

De Heer zegt: Israël, luister naar wat Ik zeg tegen jullie hele volk dat Ik uit Egypte heb bevrijd. Jullie zijn het enige volk op aarde dat Ik heb uitgekozen als mijn eigen volk. Daarom zijn jullie verantwoordelijk voor wat jullie hebben gedaan. Ik zal jullie straffen voor al jullie slechte daden.

Kunnen twee mensen samen op pad gaan, als ze dat niet eerst samen afgesproken hebben? Brult een leeuw tussen de struiken, als hij geen prooi heeft? Gromt een leeuwenjong in zijn hol, als hij niets heeft gevangen? Komt een vogel in een vangnet terecht, als er geen net klaarligt? Trek je een val dicht, als er nog geen dier ingelopen is? Als in een stad alarm wordt geblazen, zouden de bewoners dan niet bang worden? Als er in een stad slechte dingen gebeuren, zou Ik dan niets doen? Maar als Ik iets ga doen, doe Ik dat nooit onverwachts. Altijd maak Ik mijn plannen eerst aan mijn profeten bekend. De leeuw heeft gebruld. Wie zou dan niet bang zijn? Ik, de Heer, heb gesproken. Welke profeet zou dan kunnen zwijgen?

Israël zal worden gestraft voor alles wat het heeft gedaan

De Heer zegt: Stuur boodschappers naar de paleizen in Asdod in Filistea en naar de paleizen in Egypte. Zeg: "Kom allemaal naar de bergen van Samaria! Dan kunnen jullie alle verwarring en ellende in Samaria zien!" 10 Want de bewoners daar doen vreselijke dingen. Door geweld en onderdrukking worden de rijken nog rijker. Er is geen eerlijke rechtspraak meer. 11 Daarom zegt de Heer: De vijand komt eraan! Hij komt van alle kanten! Hij zal jullie forten veroveren. Jullie paleizen zullen worden geplunderd. 12 Als een leeuw een schaap rooft, kan de herder hooguit een pootje of een stukje oor uit de muil van de leeuw redden. Net zo weinig zal er van jullie gered worden. Jullie hangen nu nog heerlijk lui rond op je bed. Jullie leunen gemakkelijk achterover op je bank. Maar als de vijand komt, laat hij bijna niemand van jullie over.

13 Luister. Zeg tegen het volk Israël: 14 Ik zal de bewoners van Israël straffen voor wat ze hebben gedaan, zegt de Heer, de God van de hemelse legers. Ik zal hen straffen voor de altaren in Bet-El.[a] Ik zal die altaren vernietigen. Ik zal de horens op de hoeken eraf slaan. Ik zal die altaren tot de grond afbreken. 15 Ik zal alle huizen verwoesten: de winterhuizen en de zomerhuizen. Al die mooie ivoren paleizen en huizen van de rijken zullen verdwijnen, zegt de Heer.

Footnotes

  1. Amos 3:14 In Bet-El had koning Jerobeam van Israël een gouden kalf laten neerzetten om te aanbidden. Lees 1 Koningen 12:26-29.

Zonde brengt scheiding tussen God en het volk

Luister! Dit is uw vervloeking! De Here heeft die uitgesproken tegen Israël en Juda, tegen het hele volk dat Hij uit Egypte bevrijdde: ‘Uit alle volken heb Ik uitsluitend u gekozen. Daarom moet Ik u des te zwaarder straffen voor al uw zonden. Want hoe kunnen wij met elkaar praten als uw zonden ons scheiden en wij het niet eens worden? Zou Ik zonder reden brullen als een leeuw? Geloof Mij, Ik bereid Mij voor u te vernietigen. Zelfs een jonge leeuw laat door zijn grommen al merken dat hij voedsel heeft. Een val klapt pas dicht als iemand erop gaat staan, uw straf is welverdiend. De alarmklok heeft geluid. Luister en wees bang! Zal in uw land een ramp gebeuren zonder dat Ik daar de hand in heb? Maar Ik waarschuw altijd eerst, Ik vertel mijn profeten wat Ik ga doen.’

De leeuw heeft gebruld, beef van angst. De Oppermachtige Here heeft gesproken, dan moet ik er ook over profeteren.

Roep de Assyrische en Egyptische leiders vanaf de daken van hun burchten toe dat zij bijeen moeten komen en zeg: ‘Kom naar de bergen van Samaria, dan kunt u zien welke schandalige misdaden Israël heeft begaan. 10 Mijn onderdanen hebben vergeten wat het betekent het goede te doen,’ zegt de Here. ‘Hun prachtige huizen liggen vol met de buit van hun diefstallen en roofovervallen. 11 Daarom,’ zegt de Oppermachtige Here, ‘is een vijand in aantocht! Hij omsingelt hen en zal hun forten met de grond gelijkmaken en hun huizen leegplunderen.’

12 De Here zegt: ‘Een herder probeerde zijn schaap uit de klauwen van een leeuw te redden, maar het was te laat. Hij rukte alleen twee poten en een stuk van het oor uit de muil van de leeuw. Zo zal het ook zijn wanneer de Israëlieten in Samaria eindelijk weer in veiligheid zijn. Zij bezitten dan nog slechts wat schamele huisraad.’

13 ‘Luister naar deze aankondiging en maak hem in heel Israël bekend,’ zegt de Oppermachtige Here, de God van de hemelse legers: 14 ‘Op dezelfde dag dat Ik Israël voor haar overtredingen straf, zal Ik de afgodsbeelden in Betel verwoesten. De horens van het altaar zullen worden afgehakt. 15 Ik zal ook de prachtige huizen van de rijken, hun winterverblijven en hun zomerhuizen, verwoesten. Hetzelfde zal Ik doen met hun ivoren paleizen.’

Hear this word that Jehovah hath spoken against you, O children of Israel, against the whole family which I brought up out of the land of Egypt, saying, You only have I known of all the families of the earth: therefore I will visit upon you all your iniquities. Shall two walk together, except they have [a]agreed? Will a lion roar in the forest, when he hath no prey? will a young lion cry out of his den, if he have taken nothing? Can a bird fall in a snare upon the earth, where no gin is set for him? shall a snare spring up from the ground, and have taken nothing at all? Shall the trumpet be blown in a city, and the people not be afraid? shall evil befall a city, and Jehovah hath not done it? Surely the Lord Jehovah will do nothing, except he reveal his secret unto his servants the prophets. The lion hath roared; who will not fear? The Lord Jehovah hath spoken; who can but prophesy?

Publish ye [b]in the palaces at Ashdod, and [c]in the palaces in the land of Egypt, and say, Assemble yourselves upon the mountains of Samaria, and behold what great tumults are therein, and what oppressions in the midst thereof. 10 For they know not to do right, saith Jehovah, who store up violence and robbery in their palaces. 11 Therefore thus saith the Lord Jehovah: An adversary there shall be, even round about the land; and he shall bring down thy strength from thee, and thy palaces shall be plundered. 12 Thus saith Jehovah: As the shepherd rescueth out of the mouth of the lion two legs, or a piece of an ear, so shall the children of Israel be rescued that sit in Samaria in the corner of a couch, and [d]on the silken cushions of a bed.

13 Hear ye, and testify against the house of Jacob, saith the Lord Jehovah, the God of hosts. 14 For in the day that I shall visit the transgressions of Israel upon him, I will also visit the altars of Beth-el; and the horns of the altar shall be cut off, and fall to the ground. 15 And I will smite the winter-house with the summer-house; and the houses of ivory shall perish, and [e]the great houses shall have an end, saith Jehovah.

Footnotes

  1. Amos 3:3 Or, made an appointment
  2. Amos 3:9 Or, upon
  3. Amos 3:9 Or, upon
  4. Amos 3:12 According to some manuscripts, in Damascus on a bed.
  5. Amos 3:15 Or, many houses