Add parallel Print Page Options

De straf voor Juda en Israël

De Here zegt: ‘De inwoners van Moab hebben steeds weer gezondigd en dat is iets dat Ik niet zal vergeten. Ik zal hen niet langer ongestraft laten. Want zij ontwijdden het graf van de koningen van Edom, zonder respect te hebben voor de doden. Ik zal op mijn beurt vuur over Moab laten gaan en dat zal alle paleizen in Kerioth verwoesten. Moab zal met veel lawaai ten onder gaan, met schreeuwende strijders en fel klinkende trompetstoten. En Ik zal hun regent en al zijn leiders uitroeien.’

De Here zegt: ‘De inwoners van Juda hebben steeds opnieuw gezondigd en dat zal Ik niet vergeten. Ik laat hen er niet ongestraft van afkomen. Want zij hebben de wetten van God de rug toegekeerd en weigerden ze te gehoorzamen. Zij hebben hun harten verhard en op dezelfde manier gezondigd als hun voorouders. Daarom zal Ik Juda met vuur verwoesten en al Jeruzalems paleizen en forten platbranden.’

De Here zegt: ‘De inwoners van Israël hebben steeds weer gezondigd en dat is iets dat Ik niet vergeet. Ook zij zullen er niet ongestraft van afkomen. Want zij hebben het recht geweld aangedaan door zich te laten omkopen en zij verkochten de armen, die hun schulden niet konden afbetalen, als slaven. Zij verkopen die mensen zelfs om een paar sandalen. Zij trappen de armen in het stof en lopen over de weerlozen heen. En een man en zijn vader gaan naar hetzelfde meisje en ontwijden zo mijn heilige naam. Tijdens hun godsdienstige feesten lopen zij in kleren die ze in onderpand hebben. In hun godshuizen brengen zij wijnoffers die zij kochten met geld dat zij als boete hadden ontvangen. En denk dan eens aan alles wat Ik voor hen heb gedaan! Voor hen uitgaand, maakte Ik het land van de Amorieten voor hen vrij, terwijl de Amorieten toch boomlange kerels zijn en sterk als ossen! Ik beroofde hen van hun vruchten en sneed hun wortels door. 10 Ik bevrijdde u ook nog uit Egypte, leidde u veertig jaar door de woestijn, waarna u het land van de Amorieten in bezit kreeg. 11 Ik verkoos sommigen van uw zonen tot Nazireeërs en profeten. Kunt u dat ontkennen, Israël?’ vraagt de Here. 12 ‘Maar u liet de Nazireeërs zondigen door hen te dwingen uw wijn te drinken en u legde mijn profeten het zwijgen op door te zeggen: “U mag niet profeteren!”

13 Luister goed! Ik zal u laten kreunen als een wagen die volgeladen is met korenschoven. 14 Uw snelste strijders zullen struikelen tijdens hun vlucht. Alle sterken zullen zwak zijn en de hooggeplaatsten kunnen zichzelf niet meer in veiligheid brengen. 15 Hulp van de boogschutters zal niet baten en zelfs de snelste renners zullen niet meer kunnen vluchten. Ook de beste ruiters ontkomen dan niet aan het gevaar. 16 De moedigsten onder uw heldhaftige mannen zullen hun wapens weggooien en die dag voor hun leven rennen,’ zegt de Oppermachtige Here.

This is what the Lord says:

“For three sins of Moab,(A)
    even for four, I will not relent.
Because he burned to ashes(B)
    the bones of Edom’s king,
I will send fire on Moab
    that will consume the fortresses of Kerioth.[a](C)
Moab will go down in great tumult
    amid war cries(D) and the blast of the trumpet.(E)
I will destroy her ruler(F)
    and kill all her officials with him,”(G)
says the Lord.(H)

This is what the Lord says:

“For three sins of Judah,(I)
    even for four, I will not relent.
Because they have rejected the law(J) of the Lord
    and have not kept his decrees,(K)
because they have been led astray(L) by false gods,[b](M)
    the gods[c] their ancestors followed,(N)
I will send fire(O) on Judah
    that will consume the fortresses(P) of Jerusalem.(Q)

Judgment on Israel

This is what the Lord says:

“For three sins of Israel,
    even for four, I will not relent.(R)
They sell the innocent for silver,
    and the needy for a pair of sandals.(S)
They trample on the heads of the poor
    as on the dust of the ground
    and deny justice to the oppressed.
Father and son use the same girl
    and so profane my holy name.(T)
They lie down beside every altar
    on garments taken in pledge.(U)
In the house of their god
    they drink wine(V) taken as fines.(W)

“Yet I destroyed the Amorites(X) before them,
    though they were tall(Y) as the cedars
    and strong as the oaks.(Z)
I destroyed their fruit above
    and their roots(AA) below.
10 I brought you up out of Egypt(AB)
    and led(AC) you forty years in the wilderness(AD)
    to give you the land of the Amorites.(AE)

11 “I also raised up prophets(AF) from among your children
    and Nazirites(AG) from among your youths.
Is this not true, people of Israel?”
declares the Lord.
12 “But you made the Nazirites drink wine
    and commanded the prophets not to prophesy.(AH)

13 “Now then, I will crush you
    as a cart crushes when loaded with grain.(AI)
14 The swift will not escape,(AJ)
    the strong(AK) will not muster their strength,
    and the warrior will not save his life.(AL)
15 The archer(AM) will not stand his ground,
    the fleet-footed soldier will not get away,
    and the horseman(AN) will not save his life.(AO)
16 Even the bravest warriors(AP)
    will flee naked on that day,”
declares the Lord.

Footnotes

  1. Amos 2:2 Or of her cities
  2. Amos 2:4 Or by lies
  3. Amos 2:4 Or lies