Judgments on Israel’s Neighbors

The words of Amos, who was among the (A)sheepbreeders of (B)Tekoa, which he saw concerning Israel in the days of (C)Uzziah king of Judah, and in the days of (D)Jeroboam the son of Joash, king of Israel, two years before the (E)earthquake.

And he said:

“The Lord (F)roars from Zion,
And utters His voice from Jerusalem;
The pastures of the shepherds mourn,
And the top of (G)Carmel withers.”

Judgment on the Nations

Thus says the Lord:

“For three transgressions of (H)Damascus, and for four,
I will not turn away its punishment,
Because they have (I)threshed Gilead with implements of iron.
(J)But I will send a fire into the house of Hazael,
Which shall devour the palaces of (K)Ben-Hadad.
I will also break the gate (L)bar of Damascus,
And cut off the inhabitant from the Valley of Aven,
And the one who [a]holds the scepter from [b]Beth Eden.
The people of Syria shall go captive to Kir,”
Says the Lord.

Thus says the Lord:

“For three transgressions of (M)Gaza, and for four,
I will not turn away its punishment,
Because they took captive the whole captivity
To deliver them up to Edom.
(N)But I will send a fire upon the wall of Gaza,
Which shall devour its palaces.
I will cut off the inhabitant (O)from Ashdod,
And the one who holds the scepter from Ashkelon;
I will (P)turn My hand against Ekron,
And (Q)the remnant of the Philistines shall perish,”
Says the Lord God.

Thus says the Lord:

“For three transgressions of (R)Tyre, and for four,
I will not turn away its punishment,
Because they delivered up the whole captivity to Edom,
And did not remember the covenant of brotherhood.
10 But I will send a fire upon the wall of Tyre,
Which shall devour its palaces.”

11 Thus says the Lord:

“For three transgressions of (S)Edom, and for four,
I will not turn away its punishment,
Because he pursued his (T)brother with the sword,
And cast off all pity;
His anger tore perpetually,
And he kept his wrath forever.
12 But (U)I will send a fire upon Teman,
Which shall devour the palaces of Bozrah.”

13 Thus says the Lord:

“For three transgressions of (V)the people of Ammon, and for four,
I will not turn away its punishment,
Because they ripped open the women with child in Gilead,
That they might enlarge their territory.
14 But I will kindle a fire in the wall of (W)Rabbah,
And it shall devour its palaces,
(X)Amid shouting in the day of battle,
And a tempest in the day of the whirlwind.
15 (Y)Their king shall go into captivity,
He and his princes together,”
Says the Lord.

Footnotes

  1. Amos 1:5 Rules
  2. Amos 1:5 Lit. House of Eden

Inleiding

Dit is wat de Heer aan Amos liet zien over wat er met Israël zou gaan gebeuren. Dat was twee jaar voor de aardbeving. In die tijd was Uzzia koning van Juda.[a] Jerobeam, de zoon van Joas, was toen koning van Israël. Amos was een herder uit Tekoa.

De Heer spreekt

Amos zei: De Heer brult als een leeuw vanuit Jeruzalem. Hij laat zijn machtige stem vanuit Jeruzalem horen. Daardoor verdorren de graslanden en verdroogt de top van de Karmel.

Gods woorden over de landen rond Israël

De Heer zegt: Ik ga de bewoners van Damaskus straffen,[b] omdat ze zóveel vreselijke dingen hebben gedaan. Mijn besluit staat vast. Want ze hebben de bewoners van Gilead overwonnen en op een gruwelijke manier vermoord. Daarom zal Ik het paleis van koning Hazaël door oorlog verwoesten.[c] De paleizen van koning Benhadad zullen afbranden.[d] En Ik zal de grendels op de poortdeuren van Damaskus stukbreken. Ik zal de bewoners van de Avan-vlakte allemaal doden. Ook de koning in Bet-Eden. De bewoners van Aram zullen gevangen door Assur worden meegenomen naar Kir, zegt de Heer.

De Heer zegt: Ik ga de bewoners van Gaza straffen,[e] omdat ze zóveel vreselijke dingen hebben gedaan. Mijn besluit staat vast. Want ze hebben bewoners van mijn land[f] gevangen meegenomen en als slaven verkocht aan Edom. Daarom zal Ik Gaza door oorlog verwoesten. De paleizen zullen afbranden. Ik zal alle bewoners van Asdod doden. Ook de koning in Askelon. Ook Ekron zal Ik verwoesten. Er zal geen Filistijn overblijven, zegt de Heer.

De Heer zegt: Ik ga de bewoners van Tyrus straffen, omdat ze zóveel vreselijke dingen hebben gedaan. Mijn besluit staat vast. Want ze hebben alle bewoners van mijn land gevangen meegenomen en als slaven verkocht aan Edom. Ze hebben zich niets aangetrokken van het verbond dat ze hadden gesloten.[g] 10 Daarom zal Ik Tyrus door oorlog verwoesten. De paleizen zullen afbranden.

11 De Heer zegt: Ik ga de bewoners van Edom straffen, omdat ze zóveel vreselijke dingen hebben gedaan. Mijn besluit staat vast. Want Edom heeft aldoor oorlog gevoerd met zijn broer.[h] Hij heeft geen medelijden met hem gehad. Altijd heeft hij gestreden tegen Israël. 12 Daarom zal Ik de streek Teman door oorlog verwoesten. De paleizen van Bosra zullen afbranden.

13 De Heer zegt: Ik ga de Ammonieten straffen, omdat ze zóveel vreselijke dingen hebben gedaan. Mijn besluit staat vast. Want toen ze Gilead veroverden om hun eigen land groter te maken, hebben ze zelfs vrouwen die in verwachting waren gruwelijk vermoord. 14 Daarom zal Ik de stad Rabba door oorlog verwoesten. De paleizen zullen afbranden. Er zal krijgsgeschreeuw te horen zijn, bij zwaar onweer en een orkaan. 15 Hun koning zal gevangen meegenomen worden naar een ander land, samen met zijn leiders, zegt de Heer. (lees verder)

Footnotes

  1. Amos 1:1 Lees 2 Kronieken 26. Uzzia wordt op andere plaatsen in de bijbel ook wel 'Azarja' genoemd.
  2. Amos 1:3 Damaskus was de hoofdstad van Aram.
  3. Amos 1:4 Hazaël vermoordde koning Benhadad van Aram en werd in zijn plaats koning van Aram. Lees 2 Koningen 8:7-15. Later veroverde hij Gilead van Israël. Lees 2 Koningen 10:32 en 33. Hij deed daar de vreselijke dingen die de profeet in 2 Koningen 8:12 al van tevoren over hem had gezegd.
  4. Amos 1:4 Benhadad was vóór Hazaël koning van Aram. Hij was door Hazaël vermoord.
  5. Amos 1:6 Gaza, Ekron, Askelon en Asdod waren Filistijnse steden. Ze hadden alle vier een eigen stadskoning.
  6. Amos 1:6 Bedoeld worden de bewoners van de Judeese steden en dorpen langs de grens met Filistea.
  7. Amos 1:9 Koning Hiram van Tyrus had ooit een verbond gesloten met koning David. Lees 1 Koningen 5:12. Maar later trok hij zich daar niets meer van aan.
  8. Amos 1:11 Edom is een andere naam van Ezau (Lees Genesis 25:21-26 en Genesis 36:1). Ezau was de tweelingbroer van Jakob, die later de naam Israël kreeg. Uit Israël is het volk Israël ontstaan, uit Ezau is het volk Edom ontstaan. Daarom was het volk Edom de 'broer' van het volk Israël. Edom voerde altijd oorlog tegen Israël.