Añadir traducción en paralelo Imprimir Opciones de la página

David brengt de ark naar Jeruzalem

1,2 Daarna bracht David opnieuw een speciale troepenmacht van dertigduizend man op de been en trok naar Baäla in Juda om de ark van de Here van de hemelse legers, die bij de engelen woont, naar huis terug te brengen. 3-5 De ark werd weggehaald uit het in de heuvels gelegen huis van Abinadab en daarna op een nieuwe wagen gezet. Twee zonen van Abinadab, Uzza en Ahio, begeleidden de wagen. Ahio liep voor de wagen, gevolgd door David en het volk. Zij zongen blij voor de Here en speelden op allerlei instrumenten: citers, harpen, tamboerijnen, rinkelbellen en cimbalen.

Bij de dorsvloer van Nachon struikelden de ossen voor de wagen en Uzza stak zijn hand uit om te voorkomen dat de ark zou vallen. Maar de Here richtte zijn toorn tegen Uzza en doodde hem ter plekke. Levenloos lag hij naast de ark. David was vreselijk ontsteld omdat de Here dit had gedaan en noemde deze plaats ‘De plaats van toorn tegen Uzza’ en zo heet hij vandaag de dag nog. Met bevend ontzag voor de Here vroeg David zich toen af hoe hij de ark ooit moest terugbrengen. 10 Hij besloot hem niet naar de Stad van David te brengen, maar bracht hem naar het huis van Obed-Edom, die afkomstig was uit Gath. 11 Daar bleef de ark drie maanden staan en de Here zegende Obed-Edom en zijn hele gezin.

12 Toen David dat hoorde, bracht hij de ark naar de Stad van David en maakte er een groot feest van. 13 Nadat de mannen die de ark droegen, zes passen hadden gedaan, stopten zij om David de gelegenheid te geven een rund en een gemest lam te offeren. 14 In priesterkleding gestoken, danste David uitbundig onder het oog van de Here voor de ark uit. 15 Zo brachten David en het volk Israël de ark van de Here met veel gejubel en bazuingeschal terug naar de plaats waar hij hoorde.

16 Sauls dochter Michal keek uit het raam toen de stoet de stad binnenkwam. Zij zag hoe koning David voor het oog van de Here danste en sprong en voelde diepe minachting voor hem. 17 De ark werd in de tent gezet die David voor dat doel had laten opzetten. Vervolgens bracht hij brandoffers en vredeoffers aan de Here. 18 Ook zegende hij het volk in de naam van de Here van de hemelse legers. 19 Hij gaf iedereen een geschenk, zowel de mannen als de vrouwen, in de vorm van brood, vlees en druivenkoeken. Toen de hele plechtigheid achter de rug was en iedereen naar huis was gegaan, 20 ging ook David naar huis om zijn gezin te zegenen. Maar Michal kwam hem tegemoet en zei met verachting in haar stem: ‘Wat heeft de koning van Israël zich vandaag weer prachtig gedragen! Als een losbandige ging hij halfnaakt over straat en liet zich bekijken door de meisjes langs de weg!’ 21 Maar David was het niet met haar eens. ‘Ik danste voor de Here,’ zei hij, ‘die aan mij de voorkeur gaf boven jouw vader en zijn familie en mij aanstelde als leider van zijn volk Israël! Daarom ben ik ook niet bang mijn vreugde in de Here te laten zien. 22 Ja, in de toekomst zal ik me nog meer moeten verlagen en vernederen, maar dan nog zullen de meisjes over wie je het had, net zo tegen mij opkijken!’ 23 Om haar minachtende houding bleef Michal haar hele verdere leven kinderloos.

De belofte van God aan David

Toen de Here eindelijk vrede gaf en Israël niet langer in oorlog was met de omringende volken, zei David tegen de profeet Nathan: ‘Luister eens! Ik woon hier in een prachtig paleis van cederhout, terwijl de ark van God buiten in een tent staat!’ ‘Doe gerust wat u van plan bent,’ zei Nathan, ‘want de Here zal u helpen.’

Maar die nacht zei de Here tegen Nathan: ‘Vertel mijn dienaar David dat hij het niet moet doen! Ik heb namelijk nooit in een tempel gewoond. Mijn huis is een tent geweest sinds de tijd dat Ik Israël uit Egypte haalde. Ik heb daarover ook nooit geklaagd tegen de leiders van Israël, de herders van mijn volk. Heb Ik hun ooit gevraagd waarom zij geen mooie cederhouten tempel voor Mij hadden gebouwd? Breng deze boodschap van de Here van de hemelse legers over aan David: “Ik heb u tot leider van mijn volk Israël gekozen en u daarvoor weggehaald bij de schapen die u hoedde. Ik heb u terzijde gestaan waar u ook ging en Ik heb uw vijanden verslagen. En Ik zal uw naam nog groter maken, zodat u een van de bekendste mannen ter wereld wordt! 10,11 Ik heb een vaderland uitgekozen voor mijn onderdanen dat zij nooit hoeven te verlaten. Het zal hun eigen land zijn, waarin de heidense volken hen niet meer zullen lastigvallen, zoals in de tijd toen de richters mijn volk regeerden. Er zullen geen vijanden meer tegen u optrekken en Ik zal u een rijk nageslacht geven! 12 Want wanneer u sterft, zal Ik een van uw eigen zonen op uw troon zetten en Ik zal zijn koninkrijk sterk maken. 13 Hij is degene die een tempel voor Mij zal bouwen. Het zal een huis zijn waaraan Ik mijn naam verbind. En zijn koninkrijk zal Ik tot in eeuwigheid laten voortduren. 14 Ik zal zijn vader zijn en hij zal mijn zoon zijn. Als hij zondigt, zal Ik andere volken gebruiken om hem te straffen, 15 maar Ik zal mijn liefde en vriendschap niet van hem terugtrekken zoals Ik dat bij uw voorganger Saul deed. 16 Uw familie zal voor eeuwig dit koninkrijk regeren. Uw troon zal niet wankelen.” ’

17 Nathan zocht David op en vertelde hem wat de Here had gezegd. 18 Toen ging David de tent binnen, knielde voor de ogen van de Here neer en bad: ‘O Here God, waarom hebt U uw zegeningen uitgestrooid over mij en mijn nageslacht? 19 En nu U mij dat allemaal hebt gegeven, zegt U ook nog dat U mijn geslacht voor altijd wilt laten regeren! 20 Wat kan ik verder nog zeggen? Here God, U kent mij, uw dienaar, immers door en door. 21 U doet al deze dingen omdat U het hebt beloofd en omdat U ze ook wilt doen! 22 O Here God, wat bent U groot! Wij hebben nooit gehoord over een andere God zoals U. En er is ook geen andere God buiten U, die ons dit alles hebt bekend gemaakt. 23 Welk ander volk op aarde heeft zulke zegeningen ontvangen als uw volk Israël? Want U hebt uw uitverkoren volk gered om uw naam eer te geven. U hebt grote wonderen gedaan en Egypte en haar goden verslagen. 24 U koos Israël voor altijd als uw volk en U werd onze God. 25 Here God, doe dan wat U beloofde aan mij en mijn nageslacht. 26 Ik bid dat U voor eeuwig zult worden geëerd omdat U de God van Israël bent en mijn nageslacht voor U bewaard zal blijven. 27 Want U hebt mij geopenbaard, o Here van de hemelse legers, God van Israël, dat ik de eerste ben van een gezegend nageslacht, daarom ben ik zo vrijmoedig geweest dit gebed uit te spreken. 28 Want U bent werkelijk God en uw woorden zijn waarheid. U hebt mij deze goede dingen beloofd, 29 doe daarom wat U mij hebt toegezegd! Zegen mijn familie voor eeuwig! Moge ons nageslacht altijd voor uw ogen blijven voortbestaan, want U, Here God, hebt het beloofd.’

David: een beroemd man

David versloeg korte tijd later de Filistijnen, onderwierp hen en nam het bestuur over hun hoofdstad over. Tevens nam hij het land van Moab in bezit. Hij verdeelde zijn slachtoffers en liet hen twee aan twee in rijen op de grond liggen. Tweederde van elke rij, met een meetlint gemeten, doodde hij en eenderde werd gespaard om zijn dienaren te worden, elk jaar betaalden zij hem belasting.

Hij versloeg ook de troepen van koning Hadadezer van Zoba, een zoon van Rechob, in een veldslag bij de Eufraat. Hij deed dit omdat Hadadezer trachtte zijn invloed langs de Eufraat te herstellen. David nam daarbij zeventienhonderd ruiters en twintigduizend man voetvolk gevangen. Slechts honderd tuigpaarden hield hij, bij alle andere liet hij de pezen doorsnijden. De Syriërs kwamen uit Damascus Hadadezer te hulp. Ook van hen sneuvelden tweeëntwintigduizend man. David stationeerde enkele legergarnizoenen in Damascus waardoor de Syriërs werden onderworpen. Ook zij betaalden elk jaar belasting aan David. Zo gaf de Here hem overal waar hij ging, overwinningen. De gouden schilden van koning Hadadezers officieren bracht David naar Jeruzalem. Tevens voerde hij een grote buit aan koper, afkomstig uit Hadadezers steden Betach en Berothai, naar Jeruzalem. Toen koning Toï van Hamath hoorde over Davids overwinning op het leger van Hadadezer, 10 stuurde hij zijn zoon Joram naar David om hem te begroeten en geluk te wensen met zijn overwinning op Hadadezer, want Hadadezer en Toï waren vijanden. Joram bracht daarbij geschenken van zilver, goud en koper voor David mee. 11,12 David wijdde dit alles aan de Here, samen met het zilver en het goud dat hij had buitgemaakt op Syrië, Moab, Ammon, de Filistijnen, Amalek en koning Hadadezer.

13 Na zijn terugkeer van een overwinning op achttienduizend Edomieten in het Zoutdal, werd David een beroemd man. 14 In heel Edom plaatste hij garnizoenen die ervoor zorgden dat het hele volk belasting betaalde, weer een voorbeeld van de manier waarop de Here hem overal overwinnaar maakte.

15 David regeerde Israël op een rechtvaardige manier en was tegenover iedereen eerlijk. 16 De bevelhebber van zijn leger was Joab, de zoon van Zeruja, en zijn kanselier was Josafat, de zoon van Ahilud. 17 Zadok, de zoon van Ahitub, en Achimélech, de zoon van Abjathar, waren de hogepriesters en Sereja was de secretaris van de koning. 18 Benaja, de zoon van Jojada, stond aan het hoofd van Davids lijfwacht en Davids zonen waren zijn adviseurs.

David wil de kist van het verbond ophalen

Toen verzamelde David opnieuw alle jongemannen van Israël, 30.000 mannen. Met dat leger trok hij naar Baäl-Juda om de kist van het verbond van God op te halen,[a] de kist van de Heer van de hemelse legers die tussen de engelen troont.[b] Ze haalden de kist op uit het huis van Abinadab op de heuvel en zetten hem op een nieuwe wagen. Uzza en Ahio, de zonen van Abinadab, leidden de wagen. Ahio liep voorop. David en de Israëlieten dansten voor de Heer en maakten muziek op allerlei muziekinstrumenten.

Maar de koeien die de wagen trokken, gleden onderweg uit. Ze waren op dat moment bij de dorsvloer van Nachon.[c] Uzza stak zijn hand uit om de kist tegen te houden. Toen werd God vreselijk boos op Uzza. Hij doodde hem, omdat hij zonder nadenken de kist had aangeraakt.[d] Zo stierf Uzza daar bij de kist van God. David was erg geschokt dat de Heer Uzza zo zwaar strafte. Daarom werd die plaats Perez-Uzza (= 'breuk van Uzza') genoemd, en zo heet het er nog steeds. Vanaf die dag was David bang voor de Heer. Hij dacht: "Hoe moet ik dan de kist van de Heer ophalen?" 10 En hij wilde de kist van de Heer niet naar de 'Stad van David' laten brengen. Hij liet hem neerzetten in het huis van Obed-Edom uit Gat. 11 Daar bleef de kist drie maanden staan. Al die tijd was de Heer goed voor Obed-Edom en zijn familie.

David brengt de kist van het verbond naar Jeruzalem

12 Koning David hoorde dat de Heer goed was voor Obed-Edom en zijn familie, omdat de kist van God in zijn huis stond. Toen ging David naar Obed-Edom. Hij haalde de kist van God bij hem op. Onder luid gejuich van de mensen nam hij hem mee naar de 'Stad van David'. 13 Steeds als de mannen die de kist van het verbond van de Heer droegen zes stappen hadden gedaan, offerde David een koe en een kalf. 14 En hij danste uit alle macht voor de Heer. Hij had alleen een lang linnen hemd aan.

15 Zo haalden David en de Israëlieten de kist van de Heer op. De mensen juichten luid en bliezen op ramshorens. 16 Zo kwam de kist van de Heer de 'Stad van David' binnen. Davids vrouw Michal, de dochter van Saul, stond uit het raam te kijken. Ze zag koning David huppelen en dansen voor de Heer. En ze vond dat hij zich vreselijk belachelijk maakte.

17 David had een tent neergezet voor de kist van de Heer. En nadat ze de kist van de Heer in de stad hadden binnengebracht, zetten ze hem in de tent. Daarna bracht David brand-offers en dank-offers aan de Heer. 18 Toen hij daarmee klaar was, zegende hij het volk namens de Heer van de hemelse legers. 19 Aan alle mannen en vrouwen van het volk gaf hij een broodkoek, een stuk goed vlees en een kruik wijn. Daarna ging iedereen weer naar huis.

20 Toen David terugkwam om zijn gezin te begroeten, liep Michal David tegemoet. Ze zei spottend: "Wat hebben de mensen nu een respect gekregen voor de koning van Israël! Je hebt je als een dronkenlap zonder schaamte uitgekleed! Zelfs de slavinnen van je dienaren hebben het gezien!" 21 Maar David antwoordde Michal: "Ik heb gedanst voor de Heer. Hij heeft mij koning van zijn volk Israël gemaakt in de plaats van jouw vader. Voor Hem heb ik zo gedanst. 22 En ik zou me nog wel belachelijker willen gedragen en mezelf nog verder willen vernederen, om zo geprezen te worden door de slavinnen over wie jij het hebt." 23 En Michal, de dochter van Saul, heeft tot haar dood geen kinderen gekregen.[e]

God belooft David een troonopvolger

De koning kon nu rustig in zijn paleis wonen, want de Heer had hem aan alle kanten rust gegeven van zijn vijanden. Toen zei de koning tegen de profeet Natan: "Kijk toch eens! Ik woon in een paleis van cederhout, maar de kist van God staat in een tent!" Toen zei Natan tegen de koning: "Doe wat u op uw hart heeft, want de Heer is met u."

Maar die nacht zei de Heer tegen Natan: "Ga naar David en zeg tegen hem: Dit zegt de Heer: Wilde jij voor Mij een huis bouwen om in te wonen? Ik heb toch geen huis gehad vanaf de dag dat Ik de Israëlieten uit Egypte meenam, tot nu toe? Ik heb altijd rondgereisd en in een tent gewoond. Heb Ik ooit, terwijl Ik met de Israëlieten rondreisde, tegen één van de leiders van Israël gezegd: 'Waarom bouw je geen huis van cederhout voor Mij?' Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Ik heb je bij je schapen vandaan gehaald om je koning te maken van mijn volk Israël. Ik ben met je geweest bij alles wat je deed. Ik heb al je vijanden voor je gedood. Ik heb jou net zo beroemd gemaakt als de andere machtige koningen van de aarde. 10 Ik heb mijn volk Israël een eigen gebied gegeven om te wonen. Daar heb Ik mijn volk geplant en een vaste plaats gegeven, net zoals je een boom plant en een vaste plaats geeft. Daar zal mijn volk rustig kunnen wonen. Het zal niet meer worden opgejaagd of onderdrukt door wrede volken, 11 zoals vroeger gebeurde in de tijd dat Ik steeds leiders over mijn volk Israël aanwees.[f] Ik heb je rust gegeven door al je vijanden te verslaan. Nu zal Ik voor jou een huis bouwen.[g] 12 Als jouw tijd voorbij is en je gestorven bent, zal Ik jouw eigen zoon koning maken. En Ik zal met hem zijn. 13 En híj zal voor Mij een huis bouwen. En Ik zal ervoor zorgen dat altijd één van zijn zonen koning zal zijn. 14 Ik zal zijn Vader zijn en hij zal mijn zoon zijn. Als hij slechte dingen doet, zal Ik andere mensen gebruiken om hem ook als een vader te bestraffen. 15 Maar Ik zal hem nooit verlaten, zoals Ik Saul heb verlaten. Saul heb Ik vervangen door jou. 16 Jouw familie en jouw koningschap zullen altijd blijven bestaan. Altijd zal één van jouw zonen koning zijn." 17 En Natan zei dit tegen David, precies zoals hij het van God had gehoord.

Davids gebed

18 Toen ging koning David de tent binnen. Hij knielde neer voor de Heer en zei: "Heer, U heeft zóveel voor mij gedaan! Mijn familie en ik hebben dat helemaal niet verdiend! 19 En U vond dit nog niet eens genoeg, Heer. Daarom heeft U tegen mij ook gesproken over de verre toekomst. En wat U zegt, gebeurt. 20 Wat kan ik nog tegen U zeggen? U kent mij, Heer. 21 U heeft mij al deze grote dingen beloofd omdat U graag goed voor mij wil zijn. En U houdt U altijd aan uw woord. 22 U bent geweldig, Heer! Uit alles wat we zelf hebben gehoord weten we zeker: niemand is als U. Er is geen andere God dan U. 23 En geen ander volk is te vergelijken met uw volk Israël. Het is het enige volk op aarde dat door zijn God is bevrijd omdat Hij het tot zijn eigen volk wilde maken. U deed dat om bekend te maken wie U bent, en om grote en indrukwekkende dingen te doen voor uw land, uw volk. U heeft hen bevrijd uit Egypte. U heeft hen gered van andere volken en hun goden. 24 Voor eeuwig is Israël uw volk en voor eeuwig bent U, Heer, hun God.

25 Nu bid ik U, Heer God, wilt U alstublieft werkelijkheid maken wat U tegen mij heeft gezegd over mijn familie. Wilt U alstublieft doen wat U heeft beloofd. 26 Dan zullen de mensen altijd ontzag voor U hebben. Ze zullen zeggen: 'De Heer van de hemelse legers is de God van Israël.' Dan zal mijn familie voor altijd blijven bestaan. 27 Want U, Heer van de hemelse legers, God van Israël, heeft tegen mij gezegd: 'Ik zal jouw huis bouwen.' Daarom durf ik dit gebed tot U te bidden. 28 Heer, U bent God en U doet altijd wat U heeft gezegd. U heeft mij deze prachtige dingen beloofd. 29 Wilt U nu alstublieft goed zijn voor mijn familie, zodat mijn familie voor altijd zal blijven bestaan. Want dat heeft U beloofd, Heer. En als U goed voor ons bent, zal het voor altijd goed gaan met mijn familie."

De oorlogen van David

Daarna versloeg David de Filistijnen en veroverde Meteg-Amma. Ook versloeg hij de Moabieten. Hij liet hen in rijen op de grond liggen en liet de rijen meten met een meetlint. Twee meetlengtes lang werden de mannen in de rij gedood, één meetlengte lang mocht in leven blijven. En voortaan moesten de Moabieten aan David belasting betalen.

Verder versloeg David koning Hadadezer van Zoba, de zoon van Rechob. Deze koning begon weer machtig te worden langs de rivier de Eufraat. David nam van hem 1000 strijdwagens mee en nam 700 ruiters en nog 20.000 mannen gevangen. Van bijna alle wagenpaarden liet David de pezen doorsnijden.[h] Hij liet alleen paarden over voor maar 100 strijdwagens. De Arameeërs van Damaskus kwamen de koning van Zoba te hulp. Maar David doodde 22.000 Arameeërs. Toen plaatste David afdelingen soldaten in alle belangrijke plaatsen in het Arameese rijk van Damaskus. En voortaan moesten de Arameeërs aan David belasting betalen. De Heer gaf David in elke oorlog de overwinning. En David nam de gouden schilden van de aanvoerders van Hadadezer mee naar Jeruzalem. Uit Betach en Berotai, steden van Hadadezer, nam hij heel veel koper mee.

Koning Toï van Hamat hoorde dat David het hele leger van Hadadezer had verslagen. 10 Toen stuurde hij zijn zoon Joram naar koning David om hem de groeten te doen. En hij feliciteerde David ermee dat hij Hadadezer had verslagen. Want Hadadezer was een vijand van Toï geweest. Hij bracht allerlei zilveren, gouden en koperen geschenken mee. 11 Die gaf koning David aan de Heer. Dat deed hij ook met het zilver en het goud dat hij had meegenomen van de volken die hij had overwonnen: 12 van Aram, Moab, de Ammonieten, de Filistijnen en Amalek. Ook de buit van koning Hadadezer van Zoba gaf hij aan de Heer.

13 Toen David terugkwam van zijn overwinning op Aram, werd hij nog beroemder doordat hij in het Zoutdal 18.000 Edomieten versloeg en doodde. 14 Overal in Edom plaatste hij afdelingen soldaten in de belangrijke plaatsen. Zo was heel Edom in Davids macht. De Heer gaf David in elke oorlog de overwinning.

15 Zo regeerde David over heel Israël. Hij zorgde ervoor dat er orde en rust in het land kwam en dat er rechtvaardig werd geregeerd. 16 Joab, de zoon van Davids zus Zeruja, was de aanvoerder van het leger. Josafat, de zoon van Ahilud, was minister-president. 17 Zadok, de zoon van Ahitub, en Achimelech, de zoon van Abjatar, waren priesters. Seraja was schrijver. 18 Benaja, de zoon van Jojada, had de leiding over de lijfwacht. Die bestond uit Keretieten en Peletieten. Davids zonen hadden belangrijke taken aan het hof.

Notas al pie

  1. 2 Samuël 6:2 De Filistijnen hadden de kist veroverd, maar ook weer teruggestuurd naar Israël. Hij stond nu al ruim 50 jaar in Kirjat-Jearim. Lees 1 Samuel 6 en 7:1.
  2. 2 Samuël 6:2 Lees Exodus 25:17-22.
  3. 2 Samuël 6:6 Op de dorsvloer wordt het graan uit de halmen geklopt.
  4. 2 Samuël 6:7 De kist was zó heilig, dat geen mens hem mocht aanraken. Zelfs de Levieten niet. Lees Numeri 18:3. Daarom hoorde de kist aan draagstokken gedragen te worden. Lees Exodus 25:13-15.
  5. 2 Samuël 6:23 Lees ook 1 Kronieken 15:1-29.
  6. 2 Samuël 7:11 Hierover is te lezen in het bijbelboek RICHTERS.
  7. 2 Samuël 7:11 Met dat 'huis' bedoelde God geen paleis. Het 'huis' is de familie van David. Met het 'bouwen' wordt bedoeld dat die familie voor altijd zal blijven bestaan. Altijd zal er iemand uit 'het huis' van David koning van Israël zijn. Lees vers 16; Ook bedoelde God dat uiteindelijk uit Davids familie Jezus geboren zal worden, die voor eeuwig Koning zal zijn.
  8. 2 Samuël 8:4 Als de pezen in de poten werden doorgesneden, werden de paarden kreupel. Zo waren ze niet meer geschikt voor het leger.

Gelijkenissen van Jezus

15 De tolontvangers en andere mensen met een slechte reputatie kwamen vaak naar Jezus luisteren. Dat lokte de kritiek van de Farizeeën en de bijbelgeleerden uit. Zij vonden het een schande dat Hij Zich met zulk soort mensen bemoeide. Hij ging zelfs met hen eten! Om hun duidelijk te maken waarom Hij dat deed, zei Hij: ‘Als u nu eens honderd schapen had en één ervan raakte verdwaald, wat zou u dan doen? Het zoeken! Net zolang tot u het vond. De andere negenennegentig zou u gewoon laten grazen. Als u het verdwaalde schaap dan vond, zou u uw vrienden en buren bij elkaar roepen en zeggen: “Luister. Mijn schaap was verdwaald en ik heb het teruggevonden. Zijn jullie ook niet blij?” Zo is ook in de hemel meer blijdschap over één zondaar die bij God terugkomt dan over negenennegentig anderen die niet verdwaald waren.

Of denk eens aan een vrouw die tien zilveren muntjes had en één ervan verloor. Zou ze niet een lamp aansteken en overal zoeken en het hele huis aanvegen tot ze de munt vond? Ze zou haar vriendinnen en buurvrouwen bij elkaar roepen en zeggen: “Zijn jullie ook niet blij dat ik de zilveren munt die ik kwijt was, weer heb gevonden?” 10 Ik zeg u dat er bij de engelen van God grote blijdschap is als één zondaar bij God terugkomt.’

Read full chapter

Het verhaal van het weggelopen schaap

15 Alle belasting-ontvangers en andere slechte mensen[a] kwamen graag naar Jezus toe om naar Hem te luisteren. De Farizeeërs en de wetgeleerden mopperden daarover. Ze zeiden: "Die Man ontvangt slechte mensen en eet met hen."

Toen vertelde Jezus hun iets in de vorm van een verhaal. Hij zei: "Stel dat iemand van jullie 100 schapen heeft en hij raakt er één van kwijt. Dan laat hij de 99 overgebleven schapen in de wildernis achter en gaat het weggelopen schaap zoeken. En hij blijft zoeken tot hij het vindt. Als hij het heeft gevonden, tilt hij het blij op zijn schouders. En als hij ermee thuiskomt, roept hij zijn vrienden en buren en zegt tegen hen: 'Kom, ik geef een feest! Want ik heb mijn weggelopen schaap weer terug gevonden.' Ik zeg jullie dat op dezelfde manier de hemel blij zal zijn over één slecht mens die gaat leven zoals God het wil. Ze zullen daar in de hemel blijer over zijn, dan over 99 goede mensen die het niet nodig hebben om te veranderen en weer te gaan leven zoals God het wil."

Het verhaal van de zoekgeraakte munt

Jezus zei: "En stel dat een vrouw tien zilveren munten heeft en er één kwijtraakt. Dan zal ze een olielamp aandoen, het hele huis vegen en overal goed zoeken tot ze hem gevonden heeft. Als ze hem heeft gevonden, roept ze haar vriendinnen en buren en zegt tegen hen: 'Kom, ik geef een feest! Want de munt die ik was kwijtgeraakt, heb ik weer gevonden.' 10 Ik zeg jullie dat op dezelfde manier de engelen van God blij zullen zijn over één slecht mens die gaat leven zoals God het wil."

Read full chapter

Notas al pie

  1. Lukas 15:1 Belastingontvangers hoorden bij de 'slechte mensen' en werden door de Joden gehaat. Want het waren Joden die voor de Romeinen belasting ophaalden. Ze werkten dus voor de vijand. Maar ook werden ze gehaat omdat ze over het algemeen veel meer belasting vroegen dan waar ze recht op hadden. Daar werden ze zelf rijk van. Lees Lukas 3:12 en 13 en Lukas 19:1-10.