Añadir traducción en paralelo Imprimir Opciones de la página

Salomo ontvangt zijn wijsheid van God

Koning Davids zoon Salomo was nu de onbetwiste leider van Israël, want de Here, zijn God, was met hem en had hem tot een machtig heerser gemaakt. 2,3 Hij riep alle legerofficieren, rechters, politieke en godsdienstige leiders naar Gibeon. Daar aangekomen leidde hij hen de heuvel op naar de oude tabernakel die Mozes, de dienaar van de Here, in de woestijn had gebouwd. In Jeruzalem bevond zich een nieuwe tabernakel, die koning David bouwde voor de ark toen hij deze uit Kirjat-Jearim had gehaald. 5,6 Het koperen altaar dat Besaleël (de zoon van Uri en kleinzoon van Hur) had gemaakt, stond nog steeds voor de oude tabernakel. Op die plaats verzamelden Salomo en al de mannen die hij had uitgenodigd zich en hij bracht daar brandoffers aan de Here.

Die nacht kwam de Here bij Salomo en zei: ‘Vraag Mij wat u maar wilt en Ik zal het u geven.’ Salomo antwoordde: ‘O God, U bent goed geweest voor mijn vader David en U hebt mij nu het koningschap gegeven. Ik heb al meer dan genoeg, want U bent uw belofte aan mijn vader David nagekomen en hebt mij koning gemaakt van een volk dat zo talrijk is als het stof van de aarde. 10 Geef mij daarom wijsheid en inzicht, zodat ik dit volk goed kan regeren. Wie zou immers helemaal op eigen kracht een volk kunnen besturen dat zo groot is als dit volk van U?’ 11 God antwoordde: ‘Omdat u het liefst uw onderdanen wilt helpen en Mij niet hebt gevraagd om persoonlijke rijkdom en eer of om de dood van uw vijanden of een lang leven, maar om wijsheid en inzicht om mijn volk goed te leiden, 12 daarom geef Ik u de wijsheid en het inzicht waar u om vroeg. En Ik geef u bovendien zoveel rijkdom, schatten en eer als geen andere koning voor u heeft gekend. Nooit meer zal er op aarde zoʼn grote koning regeren.’

13 Na die woorden verliet Salomo de tabernakel, ging de heuvel af, terug naar Jeruzalem om zijn regeringstaak op zich te nemen. 14 Hij bouwde een legermacht op van veertienhonderd strijdwagens en riep twaalfduizend ruiters onder de wapenen om de steden te bewaken waar de strijdwagens waren gestationeerd. Een aantal wagens bleef in Jeruzalem bij de koning. 15 Tijdens Salomoʼs bewind waren in Jeruzalem zilver en goud even overvloedig aanwezig als de stenen op straat. En van kostbaar cederhout waren er zulke hoeveelheden dat men het gebruikte alsof het gewoon hout van de wilde vijgenboom was. 16 Zijn paarden kwamen uit Egypte en Kewé, waar zijn handelaren ze aankochten. 17 In die tijd kostte een Egyptische strijdwagen 66 kilo zilver en een paard 16,5 kilo zilver. Ze werden ook doorverkocht aan de koningen van de Hethieten en Aram.

De voorbereidingen voor de tempelbouw

Salomo besloot na verloop van tijd een tempel voor de Here en een paleis voor zichzelf te bouwen.

Daarvoor waren zeventigduizend arbeiders, tachtigduizend steenhouwers en zesendertighonderd opzichters nodig. Salomo stuurde een afgezant naar koning Churam van Tyrus om te vragen om scheepsladingen cederhout, zoals David die vroeger ook van Churam had ontvangen toen hij zijn paleis bouwde. ‘Ik ben van plan een tempel te bouwen voor de Here, mijn God,’ liet Salomo Churam weten. ‘Het wordt een plaats waar ik reukwerk van specerijen kan verbranden voor God, waar ik het toonbrood kan uitstallen en elke morgen en avond, elke sabbat, op het feest van de nieuwe maan en bij alle regelmatige feesten van de Here, onze God, brandoffers kan brengen. Want God verlangt van Israël dat het deze speciale gelegenheden viert. Het wordt een prachtige tempel, want onze God is groter dan alle andere goden. Maar wie kan ooit een huis bouwen dat Hem waardig is? Zelfs de hoogste hemel zou nog niet zijn huis kunnen zijn. En wie ben ik dat ik een tempel voor God mag bouwen waar de mensen Hem kunnen aanbidden? Stuur mij daarom een ervaren handwerksman die de mooiste dingen kan maken van goud en zilver, koper en ijzer, van purperen, karmozijnen en violette stoffen. Ook moet hij goed kunnen graveren en kunnen samenwerken met de vaklieden uit Juda en Jeruzalem die mijn vader David destijds al heeft aangesteld. Stuur mij verder cederhout, cipressenhout en sandelhout uit de wouden van de Libanon, want uw mannen zijn de beste houthakkers die ik ken. Ik zal u mannen sturen die hen daarbij kunnen helpen. We hebben een enorme hoeveelheid timmerhout nodig, want de tempel die ik ga bouwen, moet indrukwekkend en prachtig mooi worden. 10 Voor al uw mensen stel ik 4,4 miljoen liter tarwe, 4,4 miljoen liter gerst, vierhonderdveertigduizend liter wijn en vierhonderdveertigduizend liter olijfolie ter beschikking.’

11 Koning Churam stuurde koning Salomo het volgende antwoord: ‘Omdat de Here zijn volk liefheeft, heeft Hij u als koning over hen aangesteld. 12 Gezegend zij de Here, de God van Israël, die de hemel en de aarde heeft gemaakt en die David zoʼn wijze, intelligente en verstandige zoon heeft gegeven om zijn tempel te bouwen en daarbij nog een paleis voor zichzelf. 13 Ik stuur u een van mijn beste vakmensen, meester Churam. Hij is een man met goed inzicht en verstand. 14 Zijn moeder is een Joodse vrouw uit Dan in Israël en zijn vader komt uit Tyrus. Hij is een uitstekende goud- en zilversmid, maakt prachtige dingen van koper en ijzer en weet alles van steenbewerking en houtbewerking. Hij is een vakman in het verwerken van purper, violet, byssus en karmozijn. Daarnaast kan hij uitstekend graveren en is bovendien bijzonder creatief. Hij zal samenwerken met uw handwerkslieden die mijn heer David, uw vader, heeft aangesteld. 15 Stuur mij de tarwe, de gerst, de olijfolie en de wijn waarover u sprak, 16 dan beginnen wij in de heuvels van de Libanon met houthakken. U krijgt zoveel als u nodig hebt en ik zal het in de vorm van vlotten naar Jafo laten brengen. Van daaruit kunt u het dan verder vervoeren naar Jeruzalem.’

17 Salomo telde alle buitenlanders in het land, net zoals zijn vader David had gedaan en kwam op een totaal van honderddrieënvijftigduizend zeshonderd mensen. 18 Hij gebruikte zeventigduizend van hen als gewone arbeiders, tachtigduizend als steenhouwers en zesendertighonderd als opzichters.

De start van de tempelbouw

Zo begon dan eindelijk de bouw van de tempel. Hij werd gebouwd op de top van de berg Moria midden in Jeruzalem, dat was de plaats waar de Here aan David was verschenen en waar de dorsvloer van de Jebusiet Ornan had gelegen. Die plaats had David toen al aangewezen als toekomstige vestigingsplaats van de tempel. De bouw begon op de tweede dag van de tweede maand in het vierde regeringsjaar van koning Salomo. De fundering was zevenentwintig meter lang en negen meter breed. Het voorportaal strekte zich uit over de hele breedte van het gebouw. De binnenmuren en het plafond waren helemaal overtrokken met goud. Het dak was 13,5 meter hoog. De grote hal van de tempel werd met cipressenhout betimmerd en daar overheen kwam een laagje goud, waarin palmen en slingers werden gegraveerd. Prachtige edelstenen werden in de wanden aangebracht om de schoonheid te verhogen. Het goud was van de allerbeste kwaliteit, afkomstig uit Parvaïm. Alle muren, balken, deuren en kozijnen werden met goud overtrokken, op de muren werden bovendien cherubs gegraveerd.

Binnen in de tempel, aan het ene uiteinde, lag het allerheiligste vertrek—het Heilige der Heiligen—dat negen meter in het vierkant was. Ook dit vertrek was overtrokken met het beste goud, daarvoor werd in totaal achttienhonderd kilo goud gebruikt. De gouden spijkers waarmee alles werd bevestigd, wogen zoʼn vijfhonderdvijtig gram. Ook de bovenvertrekken werden met goud overtrokken. 10 In het Heilige der Heiligen plaatste Salomo twee beelden van cherubs en overtrok die met goud. 11-13 Zij stonden op de vloer met het gezicht naar het aanliggende vertrek gericht. Hun vleugels strekten zich naar elkaar uit en overspanden de hele kamer, van muur tot muur. 14 De ingang van dit vertrek sloot hij af met een gordijn dat was gemaakt van blauwpurper, roodpurper, karmozijn en fijn linnen, versierd met cherubs. 15 Vooraan in de tempel stonden twee pilaren van 15,75 meter hoog, waar bovenop een kapiteel van 2,25 meter stond dat zich uitstrekte naar het dak. 16 Daarop maakte hij gevlochten slingers en versierde daarmee de kapitelen van de pilaren. Daaraan werden ook nog eens honderd granaatappels bevestigd. 17 Daarna zette hij de pilaren vooraan in de tempel overeind, één rechts en één links. Hij gaf deze de namen Jachin (de rechter) en Boaz (de linker).

Churam, een vakman voor God

Verder maakte hij een koperen altaar van negen meter in het vierkant en een hoogte van 4,5 meter. Daarna goot hij een koperen bassin met een doorsnede van 4,5 meter. De rand van dit bassin was ruim 2,25 meter hoog en had een lengte van 13,5 meter. Twee rijen koperen runderen ondersteunden dit bassin en ze vormden samen één gegoten geheel. Deze runderen, twaalf in getal, stonden met de staarten naar elkaar toe. Drie keken naar het noorden, drie naar het westen, drie naar het zuiden en drie naar het oosten. De wanden van het bassin waren acht centimeter dik en bogen naar buiten als de rand van een beker of als bij een lelie. De inhoud bedroeg vierenveertigduizend liter water.

Hij maakte ook tien vaten voor het water waarmee alles voor de offerdienst moest worden gewassen. Vijf stonden aan de linkerkant van het vertrek en vijf aan de rechterkant. De priesters gebruikten het grote bassin om zichzelf in te wassen. Verder maakte hij tien gouden kandelaars en gaf ze een plaats in de tempel, vijf aan elke kant. Tevens maakte hij tien tafels en zette er vijf tegen de muur aan de linkerkant en vijf tegen die aan de rechterkant. Ook maakte hij honderd massief gouden offerschalen. Daarna bouwde hij een voorhof voor de priesters en een voorhof voor het publiek. De toegangsdeuren en scharnieren van beide hoven overtrok hij met koper. 10 Het grote bassin stond in de zuidoostelijke hoek van het buitenvertrek van de tempel.

11 Churam maakte tevens de potten, scheppen en offerschalen die bij het offeren werden gebruikt. Zo voltooide hij de taak die koning Salomo hem had opgedragen: 12-16 het maken van de twee pilaren, de twee bolvormige kapitelen bovenop de pilaren, de twee gevlochten slingers op de kapitelen, de rijen granaatappels die aan de slingers op de kapitelen hingen, de voetstukken voor de vaten en de vaten zelf, het grote bassin en de runderen die deze ondersteunden, de potten, scheppen en vleeshaken. Deze ervaren vakman, Churam, maakte alle bovengenoemde voorwerpen voor koning Salomo. Als materiaal gebruikte hij gepolijst koper. 17,18 De koning liet het gietwerk maken op de kleibanken in het Jordaandal tussen Sukkot en Zeredatha. Er werden grote hoeveelheden koper gebruikt, te veel om te kunnen wegen.

19 Ook liet Salomo alle voorwerpen maken die in de tempel thuishoren: het gouden altaar en de tafel voor de toonbroden. 20 Hetzelfde gold voor de gouden kandelaars en de lampen, die volgens de regels vóór de achterzaal werden aangestoken, 21 de bloemdecoraties 22 de snuiters, lepels, offerschalen, schotels en vuurpannen, alles werd van puur goud gemaakt. Zelfs de deuren van de tempel waren van goud, zowel de deuren van de ingang van het Heilige der Heiligen als van de ingang van de grote zaal.

Salomo vraagt God om wijsheid

Salomo was een heel goede koning. Dat kwam doordat zijn Heer God met hem was. Hij maakte Salomo heel erg machtig. Op een keer gaf Salomo het bevel dat alle legeraanvoerders, rechters, leiders en familiehoofden van heel Israël naar Gibeon moesten komen. Want daar stond de tent van ontmoeting die Mozes, de dienaar van God, in de woestijn had gemaakt. Maar de kist van God was daar niet. David had de kist van God opgehaald uit Kirjat-Jearim, en hem gebracht naar de tent die hij daarvoor in Jeruzalem had neergezet. Maar het koperen altaar dat gemaakt was door Bezaleël, de zoon van Uri, die een zoon was van Hur, stond bij de tent van ontmoeting. Salomo en alle mensen die gekomen waren, gingen daar de Heer aanbidden. Salomo bracht offers op het koperen altaar bij de tent van ontmoeting. Hij offerde 1000 dieren.

Die nacht kwam de Heer naar Salomo toe. Hij zei tegen hem: "Vraag van Mij wat je wil. Wat zal Ik je geven?" Salomo antwoordde: "U bent heel erg goed geweest voor mijn vader David. En U heeft mij na hem koning gemaakt. Heer God, wilt U doen wat U aan mijn vader David heeft beloofd. Want U heeft mij koning gemaakt over een volk dat zo ontelbaar is als het stof op de aarde. 10 Geef mij alstublieft alle wijsheid en kennis die ik nodig heb om dit volk te leiden." 11 God antwoordde Salomo: "Ik ben blij dat je dít van Mij vraagt, en dat je niet vraagt om rijkdom, schatten of eer. Je vraagt zelfs niet om het leven van je vijanden, of om een lang leven. Maar je hebt gevraagd om kennis en wijsheid. Want je wil het volk waarover Ik jou koning heb gemaakt, graag goed kunnen leiden. 12 Daarom zal Ik je die kennis en wijsheid geven. Maar bovendien zal Ik je rijkdom, schatten en eer geven. Méér dan alle koningen die er vóór jou zijn geweest, of na jou nog zullen komen." 13 Toen vertrok Salomo uit Gibeon en ging naar Jeruzalem terug. En hij regeerde over Israël.

Salomo's rijkdom

14 Salomo vormde een heel groot leger van strijdwagens en paarden. Hij had 1400 strijdwagens en 12.000 ruiters. Deze bevonden zich in de speciaal daarvoor gebouwde steden en bij de koning in Jeruzalem.

15 Er kwam zoveel zilver naar Jeruzalem, dat zilver daar net zo gewoon was als steen. En ook zoveel hout van cederbomen, dat cederhout in die tijd niets bijzonders was. Het was net zo gewoon als het hout van de wilde vijgenbomen die in grote aantallen in de dalen groeiden.

16 Salomo's paarden kwamen uit Egypte. Zijn linnen garens[a] werden door zijn handelaars tegen marktprijs ingekocht. 17 De Egyptische strijdwagens die in Jeruzalem werden afgeleverd, waren per stuk 600 sikkels (6,6 kilo) zilver waard, paarden 150 sikkels (1,6 kilo) zilver. Salomo verkocht de paarden en wagens ook door aan de koningen van de Hetieten en van Aram.

Voorbereiding voor de bouw van een tempel voor God

Salomo gaf het bevel een tempel te bouwen voor de Heer en een paleis voor zichzelf. Salomo bepaalde dat er 70.000 dragers voor hem moesten werken en 80.000 steenhouwers in de bergen. Verder 3600 hoofdopzieners die de leiding hadden over de arbeiders.

Salomo liet tegen koning Hiram van Tyrus zeggen: "Wilt u met mij handel drijven, zoals u met mijn vader hebt gedaan? U heeft vroeger cederbomen aan hem geleverd, voor zijn paleis. Nu wil ik voor mijn Heer God een tempel bouwen. Daarmee wil ik Hem eren. Daar zullen de wierook-offers worden gebracht. Ook zullen daar de heilige broden, de ochtend- en avond-offers worden gebracht, en offers op de heilige rustdagen, de offers voor de nieuwe maand en voor de feesten van mijn Heer God. Want dit moet Israël voor altijd doen. Ik ga een heel grote tempel voor Hem bouwen. Want onze God is groter en machtiger dan alle andere goden. Eigenlijk kan niemand een tempel voor Hem bouwen, want de hemel, zelfs de allerhoogste hemel, is nog te klein voor Hem. Hij heeft het helemaal niet nodig dat ik een tempel voor Hem bouw. Maar ik wil dat doen om Hem offers te kunnen brengen. Wilt u mij daarom alstublieft iemand sturen die goed is in het bewerken van goud, zilver, koper, ijzer, fijn linnen, en rode, blauwe en paarse stof, en die goed graveren kan. Dan kan hij samenwerken met de vakmensen die ik in Juda en Jeruzalem heb en die mijn vader David heeft verzameld. Wilt u mij ook cederhout, cipressenhout en sandelhout sturen van de Libanon. Want ik weet dat uw mensen veel verstand hebben van het kappen van bomen. Mijn arbeiders zullen uw arbeiders helpen om voor voldoende hout te zorgen. Want ik heb heel veel hout nodig, omdat ik een schitterende, grote tempel ga bouwen. 10 Ik zal u voor de houthakkers betalen met 20.000 kor (4,4 miljoen liter) tarwe, 20.000 kor gerst, 20.000 bat (440.000 liter) wijn en 20.000 bat olijf-olie."

11 Koning Hiram schreef Salomo: "De Heer heeft u tot koning gemaakt, omdat Hij zoveel van zijn volk houdt. 12 Prijs de Heer, de God van Israël, die de hemel en de aarde heeft gemaakt. Prijs Hem, dat Hij aan David een wijze en verstandige zoon heeft gegeven die een tempel voor de Heer en een koninklijk paleis voor zichzelf wil bouwen. 13 Ik stuur u een knap vakman: Hiram-Abi, de zoon van een vrouw uit de stam van Dan. 14 Zijn vader kwam uit Tyrus. Hij is goed in het bewerken van goud, zilver, koper, ijzer, steen, hout, fijn linnen en blauwe, rode en paarse stof, en kan goed graveren. Hij kan alle kunstvoorwerpen maken die u hem opdraagt. Hij zal samenwerken met de vakmensen van uw vader David. 15 U mag mij betalen met de door u genoemde hoeveelheden tarwe en gerst, olijf-olie en wijn. 16 Dan zullen wij net zoveel bomen van de Libanon voor u kappen als u nodig heeft. We zullen er vlotten van maken en die over de zee naar Jafo laten brengen. Van daar kunt u het hout naar Jeruzalem laten brengen."

17 Toen telde Salomo alle buitenlandse mannen in zijn land. Dat was dus een telling die plaatsvond na de telling die zijn vader David had gehouden. Er bleken 153.600 vreemdelingen te zijn.[b] 18 70.000 van hen moesten dragers worden, 80.000 steenhouwers in de bergen en 3600 opzichters over de arbeiders.

Salomo bouwt de tempel

Toen begon Salomo met het bouwen van de tempel in Jeruzalem op de berg Moria, waar de Heer naar zijn vader David was gekomen. Hij bouwde hem op de plek die David daarvoor had uitgezocht: op de dorsvloer van Ornan.[c] Hij begon met bouwen op de tweede dag van de tweede maand. Hij was toen vier jaar koning van Israël.

De tempel zag er als volgt uit: 60 el (27 m) lang, 20 el (9 m) breed, gemeten met de oude el.[d] De voorhal aan de voorkant van de voorzaal van de tempel was 20 el (9 m) lang, dus net zo breed als de tempel, en 120 el (55 m) hoog. De binnenkant van de hal bedekte hij helemaal met zuiver goud. De binnenkant van de voorzaal[e] bedekte hij helemaal met cipressenhout. Over het hout kwam een dun laagje zuiver goud. In het goud graveerde hij palmbomen en gedraaide kettingen. Ook werd de zaal versierd met edelstenen. Het goud was afkomstig uit Parvaïm. Zo bedekte hij de voorzaal, de balken, de drempels en deurposten, de wanden en deuren met goud. Op de wanden graveerde hij engelen.

Verder maakte hij de achterzaal: de allerheiligste kamer. Die was net zo breed als de voorzaal, namelijk 20 el. Hij bedekte hem helemaal met 600 talenten zuiver goud (1800 kilo). Van 50 sikkels goud (550 gram) maakte hij spijkers om alles mee vast te zetten. Ook de bovenkamers bedekte hij met goud. 10 In de allerheiligste kamer maakte hij van hout twee engelen en bedekte ze met goud. 11 De vleugels van de engelen waren samen 20 el (9 m) lang. 12 Van elke engel raakte de ene vleugel de muur en de andere vleugel raakte de vleugel van de andere engel. Elke vleugel was 5 el (2,25 m). 13 Samen waren de vleugels dus 20 el (9 m) lang. De engelen stonden op hun voeten, met hun gezicht naar de ingang. 14 Hij weefde een gordijn van blauw, rood en paars draad en fijn linnen. Daarop werden engelen afgebeeld. 15 Ook maakte hij voor de tempel twee pilaren van 35 el (15,75 m) hoog. Daarop stond een sierstuk van 5 el (2,25 m) hoog. 16 Hij maakte gedraaide kettingen (net zulke als hij in de allerheiligste kamer gegraveerd had) rond de bovenrand met daaraan 100 gouden granaatappels. 17 Hij zette de pilaren vóór de tempel neer, de één rechts van de ingang en de ander links van de ingang. De rechter pilaar noemde hij Jachin (= 'vastzetten'), de linker pilaar noemde hij Boaz (= 'kracht').

De voorwerpen voor de tempel

Ook maakte Salomo een koperen altaar. Het was 20 el (9 m) lang, 20 el breed en 10 el (4,50 m) hoog. Verder maakte hij een waskom: een grote wijde schaal van gegoten brons.[f] Hij was helemaal rond en van rand tot rand was hij 10 el (4,50 m). Hij was 5 el (2,25 m) hoog en had een omtrek van 30 el (13,50 m). Onder de rand van deze waskom waren ossen afgebeeld, helemaal rondom de schaal. Ze zaten in twee rijen en waren één geheel met de schaal. Er waren tien ossen per el (per 45 cm). De schaal stond op twaalf ossen die met hun staarten naar elkaar toe stonden. Drie ossen stonden met hun kop naar het noorden, drie naar het westen, drie naar het zuiden en drie naar het oosten. De schaal was 1 handbreedte (8 cm) dik en de rand was naar buiten omgebogen, als de rand van een beker, of als de bloemkelk van een lelie. Er kon 3000 bat (66.000 liter) water in de schaal.

Verder maakte hij tien waterschalen. Hij zette er vijf aan de linkerkant en vijf aan de rechterkant van de tempel. In die schalen werden de stukken offervlees afgespoeld. Maar in de grote wijde schaal moesten de priesters zich baden. Hij maakte ook tien gouden kandelaars. Ze waren gemaakt naar het voorbeeld dat God gegeven had[g] Want dat had God bevolen. Hij zette ze in de voorzaal van de tempel: vijf aan de rechterkant en vijf aan de linkerkant. Ook maakte hij tien tafels en zette die in de voorzaal van de tempel: vijf aan de rechterkant en vijf aan de linkerkant. Verder maakte hij 100 gouden offerschalen.[h]

Hij maakte een binnenplein voor de priesters en een groot buitenplein. Hij maakte deuren voor het buitenplein en bedekte die met koper. 10 De grote waskom zette hij (als je aan de oostkant naar buiten komt) rechts van de tempel. Dat is dus aan de zuidkant van het plein. 11 Hiram maakte ook de potten, scheppen en offerschalen. Zo maakte hij alles wat hij van koning Salomo voor de tempel van God moest maken: 12 de twee pilaren, de twee bollen op de sierstukken op de top van de pilaren, de twee koperen netten die de bollen bedekten, 13 de 400 granaatappels die in twee rijen op elk netwerk werden vastgemaakt, 14 de onderstellen, de waterschalen op de onderstellen, 15 de grote waskom met de twaalf ossen daaronder, 16 en de potten, scheppen, vorken en alles wat erbij hoorde. Al deze dingen die Hiram voor koning Salomo voor de tempel van de Heer maakte, waren van gepolijst koper. 17 De koning liet ze gieten in de vlakte van de Jordaan, in de dikke laag klei tussen Sukkot en Zeredata. 18 Salomo maakte grote aantallen van al deze voorwerpen. Daarom werd er niet uitgerekend hoeveel al dat koper woog.

19 Verder liet Salomo alle andere dingen voor de tempel van de Heer maken: het gouden altaar, de gouden tafel voor de heilige broden, 20 de gouden kandelaars met de gouden olie-lampen daarop die volgens het voorschrift vóór de achterzaal moesten branden, 21 de gouden bloemen, de gouden olie-lampen en de gouden scharen om de lonten mee te knippen, alles van het zuiverste goud. 22 Verder de gouden vorken, de gouden offerschalen, de gouden lepels en de gouden vuurpannen van zuiver goud. Ook de deuren van de tempel, de deuren naar de allerheiligste kamer en de deuren naar de voorzaal van de tempel die allemaal met goud bedekt werden.

Notas al pie

  1. 2 Kronieken 1:16 Er zijn ook vertalingen die hier hebben: Zijn paarden
  2. 2 Kronieken 2:17 Dat waren de mensen die waren overgebleven van de volken die door de Israëlieten uit het land weggejaagd waren. In feite waren zij slaven. Lees 2 Kronieken 8:7 en 8.
  3. 2 Kronieken 3:1 Lees 1 Kronieken 21:27 Lees ook Genesis 22:1-15: Er was op de berg Moria al eerder een offer gebracht!
  4. 2 Kronieken 3:3 De el uit de tijd vóórdat de Israëlieten naar Babel meegenomen waren, was een handbreedte groter dan de el uit de tijd daarna. Die grote el wordt hier de 'oude el' genoemd, doordat dit bijbelboek geschreven is na de Babylonische tijd.
  5. 2 Kronieken 3:5 De voorzaal werd de 'heilige kamer'. De achterzaal de 'allerheiligste kamer,' waar de kist van het verbond zou komen te staan. Lees Exodus 26:33.
  6. 2 Kronieken 4:2 In deze schaal moesten de priesters hun handen en voeten wassen voordat ze een offer gingen brengen. Lees Exodus 30:17-21.
  7. 2 Kronieken 4:7 Lees Exodus 25:31-40.
  8. 2 Kronieken 4:8 Daarin moest het bloed van de geslachte dieren opgevangen worden.