2 Koningen 15:32-38
BasisBijbel
Jotam, koning van Juda
32 Toen Peka, de zoon van Remalia, twee jaar koning van Israël was, werd Jotam, de zoon van koning Azarja, koning van Juda. 33 Hij was 25 jaar toen hij koning werd. Hij regeerde 16 jaar in Jeruzalem. Zijn moeder heette Jerusa. Ze was een dochter van Zadok. 34 Jotam leefde zoals de Heer het wil, net als zijn vader Azarja. 35 Alleen liet hij de altaren niet weghalen. Nog steeds bracht het volk daarop offers. Hij bouwde de Bovenpoort van de tempel van de Heer.
36 De rest van wat Jotam allemaal heeft gedaan,[a] staat opgeschreven in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Juda. 37 In die tijd liet de Heer voor het eerst Juda aanvallen door koning Rezin van Aram en door koning Peka van Israël. 38 Jotam stierf en werd begraven bij de andere koningen in de 'Stad van David'. Zijn zoon Achaz werd na hem koning van Juda.
Read full chapterFootnotes
- 2 Koningen 15:36 Lees ook 2 Kronieken 27.
2 Koningen 15:32-38
Het Boek
32,33 De nieuwe koning van Juda was Jotham, de zoon van koning Uzzia. Bij zijn troonsbestijging was hij vijfentwintig jaar. Zestien jaar duurde zijn bewind in Jeruzalem. Zijn moeder was Jerusa, de dochter van Zadok. In Israël regeerde Pekah, de zoon van Remalia, die op dat moment twee jaar aan de macht was. 34,35 Jotham was over het algemeen een goede koning. Evenals zijn vader Uzzia volgde hij de Here. Maar de altaren op de heuvels werden niet verwoest, zodat zijn onderdanen daar hun offers en reukwerk bleven verbranden. Tijdens Jothams bewind werd de bovenste poort van de tempel van de Here gebouwd.
36 De rest van Jothams geschiedenis staat beschreven in de Kronieken van de koningen van Juda. 37 In die dagen zorgde de Here ervoor dat koning Rezin van Syrië en koning Pekah van Israël samen Juda aanvielen. 38 Na zijn dood werd Jotham begraven bij de andere koningen van Juda op de koninklijke begraafplaats in de Stad van David. Zijn zoon Achaz volgde hem op als koning.
Read full chapter
2 Kings 15:32-38
King James Version
32 In the second year of Pekah the son of Remaliah king of Israel began Jotham the son of Uzziah king of Judah to reign.
33 Five and twenty years old was he when he began to reign, and he reigned sixteen years in Jerusalem. And his mother's name was Jerusha, the daughter of Zadok.
34 And he did that which was right in the sight of the Lord: he did according to all that his father Uzziah had done.
35 Howbeit the high places were not removed: the people sacrificed and burned incense still in the high places. He built the higher gate of the house of the Lord.
36 Now the rest of the acts of Jotham, and all that he did, are they not written in the book of the chronicles of the kings of Judah?
37 In those days the Lord began to send against Judah Rezin the king of Syria, and Pekah the son of Remaliah.
38 And Jotham slept with his fathers, and was buried with his fathers in the city of David his father: and Ahaz his son reigned in his stead.
Read full chapter
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.