Add parallel Print Page Options

Goede raad aan Timoteüs (vervolg)

Op een dag zal Jezus Christus terugkomen. Hij is de Koning en Hij zal dan oordelen over levenden en doden. Namens God en Jezus Christus zeg ik je daarom dringend: Vertel de mensen het woord. Dring bij ze aan, of het jou nu goed uitkomt of niet. Leg de mensen uit wat ze verkeerd doen. Voed hen met veel geduld op in het geloof. Want er komt een tijd dat de mensen niet meer zullen willen luisteren naar de gezonde waarheid van het geloof. Omdat ze liever andere dingen horen, zullen ze zelf leraren uitzoeken die hen leren wat ze graag willen horen. Ze zullen niet meer willen luisteren naar de waarheid, maar alleen maar naar verzinsels. Maar jij moet helder blijven denken, Timoteüs, wát er ook gebeurt. Verdraag de moeilijkheden. Breng de mensen het goede nieuws en doe alles wat bij je taak hoort.

Slot

Wat mij betreft: mijn leven zal binnenkort geofferd worden. Ik weet dat ik binnenkort zal sterven. Ik heb de goede strijd gestreden. Ik heb de wedstrijd uitgelopen.[a] Ik heb het geloof vastgehouden. Mijn beloning ligt voor mij klaar. Op de grote dag zal de Heer, de rechtvaardige Rechter, mij die beloning geven. En niet alleen aan mij, maar ook aan alle andere mensen die vol verwachting hebben uitgekeken naar zijn komst.

Doe je best om gauw naar me toe te komen. 10 Want Demas heeft me in de steek gelaten. Hij hield meer van de wereld dan van de Heer. Hij is naar Tessalonika vertrokken. Krescens is naar Galatië vertrokken. Titus naar Dalmatië. 11 Alleen Lukas is nog bij mij. Haal Markus op en breng hem mee, want hij kan veel voor me doen. 12 Tychikus heb ik naar Efeze gestuurd.

13 Als je komt, wil je dan de mantel meebrengen die ik in Troas bij Karpus heb laten liggen? Breng alsjeblieft ook de boekrollen mee, en vooral de perkamenten.

14 De kopersmid Alexander heeft mij veel kwaad gedaan. De Heer zal hem daarvoor straffen. 15 Kijk uit voor hem, want hij heeft onze woorden van het goede nieuws heel erg tegengewerkt.

16 Toen ik voor de eerste keer bij de keizer moest komen om mij te verdedigen, heeft niemand mij geholpen. Iedereen heeft me in de steek gelaten. Ik hoop dat de Heer het hun niet kwalijk zal nemen. 17 Maar de Heer heeft mij geholpen en mij kracht gegeven. Daardoor heb ik het goede nieuws duidelijk aan de niet-Joodse mensen kunnen vertellen. En de Heer heeft me gered: ik ben niet in de arena voor de leeuwen gegooid. 18 De Heer zal me altijd beschermen tegen elke aanval van de duivel. Hij zal me veilig in zijn hemelse Koninkrijk brengen. Voor Hem is alle eer, voor eeuwig! Amen! Zo is het!

19 Doe de groeten aan Priscilla en Aquila.[b] Ook aan het gezin van Onesiforus. 20 Erastus is in Korinte gebleven. Trofimus moest ik ziek in Milete achterlaten.

21 Doe je best om vóór de winter naar mij toe te komen. Je moet de groeten hebben van Eubulus, Pudens, Linus, Klaudia en alle broeders en zusters.

22 Ik bid dat de Heer Jezus Christus je zal helpen en dat Hij in alles goed voor jullie allemaal zal zijn.

Footnotes

  1. 2 Timotheüs 4:7 Paulus vergelijkt het geloof met een sportwedstrijd. Lees 1 Korintiërs 9:24-27.
  2. 2 Timotheüs 4:19 Over hen is meer te lezen in Handelingen 18.

De taak van Timotheüs

Voor God en Jezus Christus—als Hij verschijnt om zijn koninkrijk te stichten, zal Hij over de levenden en de doden oordelen— vraag ik je dringend het woord van God door te geven als je daar de kans voor krijgt, of het je nu gelegen komt of niet. Wijs de mensen in de gemeente terecht en bestraf hen als het nodig is, moedig hen aan en onderwijs hun geduldig in het woord van God. Want er komt een tijd dat de mensen niet meer naar de waarheid willen luisteren, maar leraren zoeken die hun vertellen wat zij graag willen horen. Zij zullen niet naar de waarheid luisteren, maar hun eigen dwaze ideeën volgen. Blijf kalm en wees niet bang om voor de Here te lijden. Breng anderen tot Jezus Christus. Laat niets na van wat je moet doen.

Ik zeg dit omdat mijn tijd bijna voorbij is. Ik zal voor God geofferd worden en binnenkort sterven. Ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop tot het einde gelopen, het geloof behouden. In de hemel wacht mij een krans, die de Here, de rechtvaardige rechter, mij op de grote dag van zijn terugkeer zal geven. En niet alleen aan mij, maar ook aan alle mensen die vol verwachting naar zijn terugkeer uitkijken.

Probeer zo vlug mogelijk naar mij toe te komen, 10 want Demas heeft mij verlaten. Hij hield te veel van deze wereld en is naar Thessalonica gegaan. Crescens is naar Galatië gegaan en Titus naar Dalmatië. 11 Alleen Lucas is nog bij mij. Als je komt, breng dan Marcus mee, want ik heb hem nodig. 12 Tychikus is ook niet meer hier, want ik heb hem naar Efeze gestuurd.

13 Als je komt, vergeet dan niet de mantel mee te brengen die ik in Troas bij Carpus heb laten liggen. Neem ook de boekrollen mee en vooral die van perkament.

14 De kopersmid Alexander heeft mij veel kwaad gedaan. De Here zal hem zijn verdiende loon geven, 15 maar pas wel voor hem op, want hij verzet zich fel tegen onze boodschap. 16 De eerste keer dat ik voor de rechter moest komen, was er niemand die mij hielp. Iedereen had mij in de steek gelaten. Ik hoop dat het hun niet zal worden aangerekend. 17 Maar de Here heeft mij altijd bijgestaan. Hij gaf mij de kracht zodat ik het goede nieuws onder alle volken heb kunnen brengen en zij het allemaal gehoord hebben. Hij heeft mij beschermd tegen de verscheurende leeuwen. 18 Ja, de Here zal er altijd voor zorgen dat mij geen kwaad overkomt, Hij zal mij veilig in zijn hemels koninkrijk brengen. Alle eer is voor God, voor altijd en eeuwig. Amen.

19 Breng mijn groeten over aan Prisca en Aquila en aan ieder die in het huis van Onesiforus woont. 20 Erastus is in Korinthe gebleven en ik heb Trofimus ziek in Milete achtergelaten. 21 Probeer voor de winter hier te zijn. Eubulus, Pudens, Linus, Claudia en alle anderen laten je groeten. 22 Ik bid dat de Here Jezus Christus met je geest zal zijn en ik wens jullie zijn genade toe.

[C’est pourquoi] je t’en supplie, devant Dieu et devant [le Seigneur] Jésus-Christ qui doit juger les vivants et les morts au moment de sa venue et de son règne: prêche la parole, insiste en toute occasion, qu’elle soit favorable ou non, réfute, reprends et encourage. Fais tout cela avec une pleine patience et un entier souci d’instruire. En effet, un temps viendra où les hommes ne supporteront pas la saine doctrine. Au contraire, ayant la démangeaison d’entendre des choses agréables, ils se donneront une foule d'enseignants conformes à leurs propres désirs. Ils détourneront l’oreille de la vérité et se tourneront vers les fables. Mais toi, sois sobre en tout, supporte les souffrances, accomplis la tâche d'un évangéliste, remplis bien ton ministère.

Pour ma part, en effet, je suis déjà comme sacrifié et le moment de mon départ approche. J'ai combattu le bon combat, j'ai terminé la course, j'ai gardé la foi. Désormais, la couronne de justice m'est réservée. Le Seigneur, le juste juge, me la remettra ce jour-là[a], et non seulement à moi, mais aussi à tous ceux qui auront attendu avec amour sa venue.

Dernières informations et salutations

Tâche de me rejoindre au plus vite, 10 car Démas m'a abandonné par amour pour le monde présent et il est parti pour Thessalonique, tandis que Crescens est allé en Galatie et Tite en Dalmatie. 11 Luc seul est avec moi. Prends Marc et amène-le avec toi, car il m'est utile pour le ministère. 12 Par ailleurs, j'ai envoyé Tychique à Ephèse. 13 Quand tu viendras, rapporte-moi le manteau que j'ai laissé à Troas chez Carpus et les livres, surtout les parchemins.

14 Alexandre, le forgeron, m'a fait beaucoup de mal. Le Seigneur le traitera conformément à ses actes.[b] 15 Méfie-toi aussi de lui, car il s'est fortement opposé à nos paroles.

16 La première fois que j’ai présenté ma défense, personne ne m'a soutenu, tous m'ont au contraire abandonné. Qu’il ne leur en soit pas tenu compte! 17 C'est le Seigneur qui m'a soutenu et fortifié afin que, par mon intermédiaire, le message soit pleinement proclamé et entendu de toutes les nations; c’est ainsi que j'ai été délivré de la gueule du lion. 18 Le Seigneur me délivrera de toute œuvre mauvaise et me sauvera pour me faire entrer dans son royaume céleste. A lui soit la gloire aux siècles des siècles! Amen!

19 Salue Prisca et Aquilas ainsi que la famille d'Onésiphore. 20 Eraste est resté à Corinthe et j'ai laissé Trophime malade à Milet. 21 Tâche de venir avant l'hiver. Eubulus, Pudens, Linus, Claudia et tous les frères et sœurs te saluent.

22 Que le Seigneur [Jésus-Christ] soit avec ton esprit! Que la grâce soit avec vous!

Footnotes

  1. 2 Timothée 4:8 Ce jour-là: c’est-à-dire le jour du jugement et des récompenses.
  2. 2 Timothée 4:14 Le Seigneur… actes: citation du Psaume 62.13; principe présent aussi au Psaume 28.4 et en Proverbes 24.12.

I charge thee therefore before God, and the Lord Jesus Christ, who shall judge the quick and the dead at his appearing and his kingdom;

Preach the word; be instant in season, out of season; reprove, rebuke, exhort with all long suffering and doctrine.

For the time will come when they will not endure sound doctrine; but after their own lusts shall they heap to themselves teachers, having itching ears;

And they shall turn away their ears from the truth, and shall be turned unto fables.

But watch thou in all things, endure afflictions, do the work of an evangelist, make full proof of thy ministry.

For I am now ready to be offered, and the time of my departure is at hand.

I have fought a good fight, I have finished my course, I have kept the faith:

Henceforth there is laid up for me a crown of righteousness, which the Lord, the righteous judge, shall give me at that day: and not to me only, but unto all them also that love his appearing.

Do thy diligence to come shortly unto me:

10 For Demas hath forsaken me, having loved this present world, and is departed unto Thessalonica; Crescens to Galatia, Titus unto Dalmatia.

11 Only Luke is with me. Take Mark, and bring him with thee: for he is profitable to me for the ministry.

12 And Tychicus have I sent to Ephesus.

13 The cloke that I left at Troas with Carpus, when thou comest, bring with thee, and the books, but especially the parchments.

14 Alexander the coppersmith did me much evil: the Lord reward him according to his works:

15 Of whom be thou ware also; for he hath greatly withstood our words.

16 At my first answer no man stood with me, but all men forsook me: I pray God that it may not be laid to their charge.

17 Notwithstanding the Lord stood with me, and strengthened me; that by me the preaching might be fully known, and that all the Gentiles might hear: and I was delivered out of the mouth of the lion.

18 And the Lord shall deliver me from every evil work, and will preserve me unto his heavenly kingdom: to whom be glory for ever and ever. Amen.

19 Salute Prisca and Aquila, and the household of Onesiphorus.

20 Erastus abode at Corinth: but Trophimus have I left at Miletum sick.

21 Do thy diligence to come before winter. Eubulus greeteth thee, and Pudens, and Linus, and Claudia, and all the brethren.

22 The Lord Jesus Christ be with thy spirit. Grace be with you. Amen.