Add parallel Print Page Options

Saul en Jonatan worden door de Filistijnen gedood

31 Intussen hadden de Filistijnen Israël aangevallen. De Israëlieten sloegen voor hen op de vlucht. Veel van hen werden gedood in de bergen van Gilboa. De Filistijnen zaten Saul en zijn zonen op de hielen. Ze doodden Jonatan, Abinadab en Malkisua, de zonen van Saul. Daarna probeerden ze Saul te bereiken en hij kreeg het zwaar. Toen de boogschutters hem onder schot kregen, werd hij bang. Hij zei tegen zijn schildknaap: "Trek je zwaard en dood mij. Ik wil niet dat die ongelovigen mij doden en me belachelijk maken." Maar zijn schildknaap durfde niet. Toen stak Saul zichzelf met zijn zwaard dood. Toen de schildknaap zag dat Saul dood was, deed hij hetzelfde. Zo stierf hij met hem. Die dag stierven Saul, zijn drie zonen, zijn schildknaap en al zijn mannen.

De Israëlieten aan de andere kant van het dal en aan de overkant van de Jordaan merkten dat het leger was gevlucht. Ze hoorden dat Saul en zijn zonen gedood waren. Toen verlieten ze hun steden en vluchtten. De Filistijnen trokken de lege steden binnen en gingen er wonen. Toen ze de volgende dag de gedode soldaten op de bergen van Gilboa gingen beroven, vonden ze Saul en zijn drie zonen. Ze hakten Sauls hoofd af en namen zijn wapenrusting mee. Daarna stuurden ze boodschappers rond door Filistea om het goede nieuws te vertellen in de tempels van hun goden en aan het volk. 10 Ze legden Sauls wapenrusting neer in de tempel van hun god Astarot. Zijn lichaam hingen op ze aan de muur van Bet-San.

11 De bewoners van Jabes in Gilead hoorden wat de Filistijnen met Saul hadden gedaan. 12 Toen gingen alle mannen die met wapens konden omgaan naar Bet-San. Ze liepen de hele nacht door en haalden de lichamen van Saul en zijn zonen van de muur af.[a] Daarna gingen ze naar Jabes terug en verbrandden de lichamen daar. 13 Daarna begroeven ze de botten onder de boom van Jabes. Zeven dagen lang aten ze niets omdat ze over hen treurden.

Footnotes

  1. 1 Samuël 31:12 De bewoners van Jabes waren Saul altijd dankbaar gebleven dat hij hen had gered van de Ammonieten. Lees 1 Samuel 11.

Saul Takes His Life(A)

31 Now the Philistines fought against Israel; the Israelites fled before them, and many fell dead on Mount Gilboa.(B) The Philistines were in hot pursuit of Saul and his sons,(C) and they killed his sons Jonathan,(D) Abinadab and Malki-Shua.(E) The fighting grew fierce around Saul, and when the archers overtook him, they wounded(F) him critically.

Saul said to his armor-bearer, “Draw your sword and run me through,(G) or these uncircumcised(H) fellows will come and run me through and abuse me.”

But his armor-bearer was terrified and would not do it; so Saul took his own sword and fell on it. When the armor-bearer saw that Saul was dead, he too fell on his sword and died with him. So Saul and his three sons and his armor-bearer and all his men died(I) together that same day.

When the Israelites along the valley and those across the Jordan saw that the Israelite army had fled and that Saul and his sons had died, they abandoned their towns and fled. And the Philistines came and occupied them.

The next day, when the Philistines(J) came to strip the dead, they found Saul and his three sons fallen on Mount Gilboa. They cut off his head and stripped off his armor, and they sent messengers throughout the land of the Philistines to proclaim the news(K) in the temple of their idols and among their people.(L) 10 They put his armor in the temple of the Ashtoreths(M) and fastened his body to the wall of Beth Shan.(N)

11 When the people of Jabesh Gilead(O) heard what the Philistines had done to Saul, 12 all their valiant men(P) marched through the night to Beth Shan. They took down the bodies of Saul and his sons from the wall of Beth Shan and went to Jabesh, where they burned(Q) them. 13 Then they took their bones(R) and buried them under a tamarisk(S) tree at Jabesh, and they fasted(T) seven days.(U)