Add parallel Print Page Options

From Sha’ul, a Shliach of Rebbe, Melech HaMoshiach Yehoshua according to the authoritative command of the Dvar Hashem, that is, Hashem Moshieynu and Rebbe, Melech HaMoshiach Yehoshua tikvateynu.

To Timotiyos [Ac 16:1], a trueborn ben baEmunah (son in the faith). Chesed Hashem, Rachamim Hashem, and Shalom Hashem from Elohim Avinu and Rebbe, Melech HaMoshiach Yehoshua Adoneinu.

Even as I urged you to remain in Ephesus while I was going into Macedonia so that you might enjoin the gzeira (authoritative command) on certain persons not to teach heterodoxy,

Nor to focus on aggadah [Ti 1:14] and endless toldot (genealogies) which give rise to useless speculations in contrast to Hashem’s imun (training) in emunah.

But the tachlis (purpose) of the gzeira [1:3] is ahavah (love) out of a lev tahor (pure heart) and a clear matzpun (conscience) and emunah (faith) without tzevi’ut (hypocrisy).

Some people [1:3] have missed the mark and deviated from these things to hevel (vanity), to divrei havohu (words of emptiness).

Wanting to teach Torah as rabbonim, they have binah neither of what they are talking about nor of the things about which they so confidently make assertions.

But we know that the Torah is beneficial if anyone’s use of Torah is Torah-true.

This means one must have da’as that the Torah [in reference to the mitzvot lo ta’aseh, the negative commandments, lo tachmod, lo tirtzach, lo tinaf, etc] is not intended for the anshei tzedek (men of righteousness) but for the bnei Belial and the poshei’im (the ones transgressing, rebelling), those without yirat Shomayim and the chote’im (sinners), osei to’eva (doers of abomination), profane people, killers of their own Av va’Em (father and mother [SHEMOT 21:15(14)], and rotzeachim (murderers),

10 Zannayim (fornicators), shochvim es zachar (homosexuals), gonvei nefesh (kidnapper, slave dealers SHEMOT 21:16), shakranim (liars), nishba’im lasheker (perjurers) and whatever else is keneged (against) sound orthodox torah [Moshiach’s Torah in correct Messianic teaching]

11 According to the Besuras HaGeulah kavod haElohim ham’vorach (the Good News of Redemption of the glory of the blessed G-d) with which I [Rav Sha’ul] was entrusted.

12 Modeh ani (I give thanks) to the one having empowered me, Rebbe Melech HaMoshiach Yehoshua Adoneinu, because he considered me ne’eman (faithful), having appointed me to the rabbanut of Moshiach (i.e., Messianic ministry).

13 Previously being one guilty of Chillul Hashem gidduf (blasphemy), redifah (persecution), and [religious] terrorism, fort (nevertheless), I received rachamim (mercy), because I acted in [unregenerate] ignorance in the absence of emunah.

14 And the Chen vaChesed Adoneinu super-abounded with emunah and ahavah in Rebbe Melech HaMoshiach Yehoshua.

15 Trustworthy is the dvar Emes and worthy of all mekabel acceptance, that Rebbe, Melech, HaMoshiach Yehoshua came into the Olam Hazeh to rescue chote’im, of whom I am the foremost.

16 But because of this, I received rachamim that in me, the foremost, Rebbe, Melech HaMoshiach Yehoshua might display all savlanut (longsuffering, patience), making me a mofet (model) to the ones about to have bitachon (trust) and emunah in Moshiach, resulting in Chayyei Olam.

17 Now to HaMelech HaOlamim, the One who is ein ketz (without end), Whom no eye has seen, Adonoi echad, lo hakavod v’hatiferet mayhaolam v’ad haolam (to him be honor and glory from forever to forever). Omein.

18 This gzeira (1:3) I commit to you, beni Timotiyos, according to hanevu’ot (the prophecies 4:14) made previously about you, that by them you might war the good warfare,

19 Holding emunah and a clear matzpun (conscience), which some persons [1:3], because they pushed aside a clear matzpun [1:5], have suffered shipwreck in the [Orthodox Jewish] emunah.

20 Among these are Hymenaeus and Alexander, whom I handed over to Hasatan, that they might be taught not to commit Chillul Hashem gidduf.

Inleiding

Paulus schrijft deze brief aan Timoteüs. Ik, Paulus, ben een boodschapper van Jezus Christus.[a] Ik heb die taak gekregen van God die onze Redder is, en van Jezus Christus die onze Zekerheid is. Jij, Timoteüs, bent een echte zoon in het geloof van mij.[b] Ik bid dat God de Vader in alles goed voor je zal zijn. En dat je vol zal zijn van de vrede van God de Vader en van Jezus Christus.

Waarschuwing tegen mensen die de gelovigen verkeerde dingen willen leren

Doe wat ik je heb aangeraden toen ik naar Macedonië vertrok: blijf nog een poosje in Efeze. Want je moet een aantal mensen duidelijk zeggen dat ze de mensen niets anders mogen leren dan wat wij hen geleerd hebben. Ook dat ze zich niet moeten bezighouden met verzinsels en allerlei namenlijsten.[c] Want dat zijn geen dingen waarmee God jullie geloof opbouwt. Ze zorgen eerder voor problemen.

Het doel van al mijn waarschuwingen is, dat de liefde[d] bij jullie groeit. Liefde uit een zuiver hart, uit een goed geweten en uit een eerlijk gemeend geloof. Maar sommige mensen zijn helemaal vergeten dat dát het doel is. Daardoor hebben ze alleen nog maar zinloze praatjes. Ze willen de mensen graag les geven over de wet van Mozes. Maar zelf weten ze niet eens precies waar die wet over gaat. En ze begrijpen hem niet, ook al praten ze er heel zelfverzekerd over.

Maar wij weten dat de wet van Mozes goed is, als die wet op de juiste manier wordt gebruikt. Het is namelijk zo, dat de wet van Mozes niet bedoeld is voor goede mensen. Maar hij is voor slechte mensen: voor mensen die zich van niets en niemand iets aantrekken, ongehoorzaam zijn aan God, oneerlijk en onheilig zijn, hun vader of moeder vermoorden of andere mensen doden, 10 of seks met allerlei mannen of vrouwen hebben. Hij is voor mannen die met mannen seks hebben en vrouwen die met vrouwen seks hebben. Hij is voor slavenhandelaren, voor leugenaars, voor mensen die liegen tegen de rechtbank en verder voor alle andere mensen die dingen doen die niet overeenkomen met de gezonde dingen die God ons leert. 11 God leert ons die in het goede nieuws dat Gods grote liefde en macht laat zien. Dus in het goede nieuws dat God mij heeft gegeven.

Paulus dankt God dat Hij hem heeft geroepen

12 Ik dank onze Heer Jezus Christus dat Hij mij voldoende vertrouwt om mij het goede nieuws te laten prediken. Hij heeft mij daarvoor ook de kracht gegeven. 13 En dat terwijl ik vroeger God zwaar beledigd heb! Want ik heb zijn gemeente vervolgd en mishandeld.[e] Maar God heeft mij dat vergeven. Want ik wist niet dat het verkeerd was wat ik deed, doordat ik nog niet in Jezus geloofde. 14 Maar de liefde van de Heer was meer dan groot genoeg om mij dat te vergeven, en Hij gaf mij zijn geloof en zijn liefde.

15 Wat ik nu ga zeggen is waar, en iedereen moet het geloven: Jezus Christus is in de wereld gekomen om de mensen te redden die ongehoorzaam zijn aan God. En ikzelf was de ergste van allemaal! 16 Maar ik heb vergeving gekregen. Zo kon Jezus Christus in mij laten zien hoe geduldig Hij is. Zijn geduld met mij, de slechtste mens, zou zo een voorbeeld zijn voor de mensen die later in Hem zouden geloven en het eeuwige leven zouden krijgen.

17 Voor de Koning van alle eeuwen, de God die wij niet kunnen zien en die nooit sterft, de enige ware God, voor Hem is alle eer en alle macht en majesteit, voor eeuwig! Amen! Zo is het!

De taak van Timoteüs

18 Mijn zoon Timoteüs, vroeger is er over je geprofeteerd. Nu ik je deze taak gegeven heb, zeg ik je: vergeet die profetieën niet. 19 Dat zal je helpen om met een vast geloof en een goed geweten de goede strijd te voeren. Omdat sommige mensen niet goed naar hun geweten hebben geluisterd, zijn ze hun geloof kwijtgeraakt. 20 Hymeneüs en Alexander zijn zulke mensen. Ik heb hen overgegeven aan de duivel, zodat ze het zullen afleren om slechte dingen over God te zeggen.

Footnotes

  1. 1 Timotheüs 1:1 'Christus' is niet Jezus' achternaam! Het woord 'Christus' is Grieks en betekent 'Gezalfde'. (Het Nieuwe Testament is in het Grieks geschreven). 'De gezalfde' is in de Joodse Boeken de man die speciaal door God met zijn Geest is gevuld ('gezalfd') om Israël te redden. In het Hebreeuws, de taal waarin het Oude Testament is geschreven, werd hij de 'Messias' genoemd, wat hetzelfde betekent.
  2. 1 Timotheüs 1:2 Timoteüs was niet echt een zoon van Paulus. Paulus bedoelt dat hij Timoteüs in het geloof heeft opgevoed. Vandaar: 'een zoon in het geloof'.
  3. 1 Timotheüs 1:4 De vertaling "Het Leven" zegt hierover dat deze dingen waarschijnlijk te maken hebben met het aanbidden van engelen. Het aanbidden van engelen wordt ook genoemd in Paulus' brief aan de gemeente in Kolosse. Sommige mensen dachten namelijk dat het aanbidden van engelen nodig was om gered te worden. De 'lijsten' zouden dan lijsten van verschillende soorten engelen zijn en beschrijven hoe de verschillende engelen aanbeden moesten worden. Vandaar ook dat Paulus zegt dat dat zinloos is en het geloof niet opbouwt. Want we worden alleen gered door geloof in Jezus.
  4. 1 Timotheüs 1:5 Lees in 1 Korintiërs 13 wat voor soort liefde Paulus bedoelt.
  5. 1 Timotheüs 1:13 Lees Handelingen 8:1 en 3 en Handelingen 9:1-9.