The Command to Love

Behold (A)what manner of love the Father has bestowed on us, that (B)we should be called children of [a]God! Therefore the world does not know [b]us, (C)because it did not know Him. Beloved, (D)now we are children of God; and (E)it has not yet been revealed what we shall be, but we know that when He is revealed, (F)we shall be like Him, for (G)we shall see Him as He is. (H)And everyone who has this hope in Him purifies himself, just as He is pure.

Sin and the Child of God

Whoever commits sin also commits lawlessness, and (I)sin is lawlessness. And you know (J)that He was manifested (K)to take away our sins, and (L)in Him there is no sin. Whoever abides in Him does not sin. Whoever sins has neither seen Him nor known Him.

Little children, let no one deceive you. He who practices righteousness is righteous, just as He is righteous. (M)He who sins is of the devil, for the devil has sinned from the beginning. For this purpose the Son of God was manifested, (N)that He might destroy the works of the devil. Whoever has been (O)born of God does not sin, for (P)His seed remains in him; and he cannot sin, because he has been born of God.

The Imperative of Love(Q)

10 In this the children of God and the children of the devil are manifest: Whoever does not practice righteousness is not of God, nor is he who does not love his brother. 11 For this is the message that you heard from the beginning, (R)that we should love one another, 12 not as (S)Cain who was of the wicked one and murdered his brother. And why did he murder him? Because his works were evil and his brother’s righteous.

13 Do not marvel, my brethren, if (T)the world hates you. 14 We know that we have passed from death to life, because we love the brethren. He who does not love [c]his brother abides in death. 15 (U)Whoever hates his brother is a murderer, and you know that (V)no murderer has eternal life abiding in him.

The Outworking of Love

16 (W)By this we know love, (X)because He laid down His life for us. And we also ought to lay down our lives for the brethren. 17 But (Y)whoever has this world’s goods, and sees his brother in need, and shuts up his heart from him, how does the love of God abide in him?

18 My little children, (Z)let us not love in word or in tongue, but in deed and in truth. 19 And by this we [d]know (AA)that we are of the truth, and shall [e]assure our hearts before Him. 20 (AB)For if our heart condemns us, God is greater than our heart, and knows all things. 21 Beloved, if our heart does not condemn us, (AC)we have confidence toward God. 22 And (AD)whatever we ask we receive from Him, because we keep His commandments (AE)and do those things that are pleasing in His sight. 23 And this is His commandment: that we should believe on the name of His Son Jesus Christ (AF)and love one another, as He gave [f]us commandment.

The Spirit of Truth and the Spirit of Error

24 Now (AG)he who keeps His commandments (AH)abides in Him, and He in him. And (AI)by this we know that He abides in us, by the Spirit whom He has given us.

Footnotes

  1. 1 John 3:1 NU adds And we are.
  2. 1 John 3:1 M you
  3. 1 John 3:14 NU omits his brother
  4. 1 John 3:19 NU shall know
  5. 1 John 3:19 persuade, set at rest
  6. 1 John 3:23 M omits us

Echte kinderen van God

Kijk eens hoe ontzettend veel de Vader van ons houdt: Hij noemt ons 'kinderen van God'. De mensen die niet geloven, begrijpen ons niet. Dat komt omdat ze Hem niet kennen. Lieve broeders en zusters, nu zijn we kinderen van God. En we kunnen ons nog niet voorstellen hoe het later allemaal zal zijn. Maar we weten dit: wanneer Hij komt, zullen we zijn zoals Hij. Dan zullen we Hem zien zoals Hij werkelijk is. Als je Hem verwacht, ga je op een zuivere manier leven, net zoals Hij Zelf zuiver is.

Als iemand ongehoorzaam is aan God, houdt hij zich niet aan de wet van God. Ongehoorzaamheid aan God is hetzelfde als ongehoorzaamheid aan de wet. En jullie weten dat Jezus is gekomen om alle ongehoorzaamheid weg te nemen. Dat kon Hij doen doordat Hij Zelf nooit ongehoorzaam aan God is geweest. Als je je best doet om één te blijven met Hem, ga je dus niet door met Hem aldoor ongehoorzaam te zijn. Maar als je Hem aldoor ongehoorzaam bent, heb je Hem niet gezien en ken je Hem niet echt.

Kinderen, laat je door niemand iets wijsmaken. Mensen die leven zoals God het wil, zijn rechtvaardig, net zoals Hij rechtvaardig is. Mensen die doorgaan met ongehoorzaam zijn aan God, horen bij de duivel. Want de duivel is al vanaf het begin ongehoorzaam aan God. Maar de Zoon van God is gekomen om het werk van de duivel te vernietigen.

Mensen die uit God geboren zijn, gaan niet door met Hem ongehoorzaam te zijn. Want Gods leven is in hen. Ze kunnen niet langer expres een ongehoorzaam leven leiden. Want ze zijn uit God geboren.

Liefde voor elkaar

10 Hieraan kunnen jullie de kinderen van God en de kinderen van de duivel herkennen: iedereen die niet leeft zoals God het wil, is niet uit God geboren. En iedereen die niet van zijn broeder of zuster houdt, is ook niet uit God geboren. 11 Want dit is de boodschap die jullie vanaf het begin hebben gehoord: dat we van elkaar moeten houden. 12 We moeten niet zijn als Kaïn. Hij hoorde bij de duivel en vermoordde zijn broer Abel. Waarom vermoordde hij hem? Omdat hij niet leefde zoals God het wil en Abel wél. 13 Wees dus niet verbaasd, broeders en zusters, als jullie gehaat worden door de mensen die niet geloven.

14 We weten dat we zijn overgebracht van de dood naar het leven. Dat is te zien aan onze liefde voor de broeders en zusters. 15 Als iemand niet van de broeders en zusters houdt, is hij nog steeds in de dood. Als hij een broeder haat, heeft hij hem in gedachten al vermoord. En jullie weten dat een moordenaar geen eeuwig leven heeft. 16 Jezus heeft ons laten zien wat werkelijke liefde is: Hij heeft zijn leven voor ons gegeven. Ook wij moeten ons leven voor onze broeders en zusters over hebben. 17 Als je het goed hebt in deze wereld, maar je wil een arme broeder of zuster niet helpen, hoe kan Gods liefde dan in je wonen?

18 Kinderen, we moeten niet alleen zéggen dat we van elkaar houden, maar we moeten dat óók laten zien met wat we doen. 19 Daaraan moet te zien zijn dat we uit de waarheid zijn geboren. En dan kunnen we een gerust geweten hebben. 20 Maar als ons geweten toch ongerust is, mogen we er zeker van zijn dat God belangrijker is dan ons geweten. Hij weet alles. 21 Lieve broeders en zusters, als ons geweten ons niet veroordeelt, kunnen we vol vertrouwen en zonder vrees naar God toe gaan. 22 Dan ontvangen we alles wat we van Hem bidden, omdat we Hem in alles gehoorzaam zijn en doen wat Hij van ons vraagt. 23 Wat vraagt Hij van ons? Dat we geloven in zijn Zoon Jezus Christus. En Hij vraagt óók dat we van elkaar houden, zoals Jezus ons heeft bevolen. 24 Als jullie gehoorzaam doen wat Hij vraagt, blijven jullie één met Hem en Hij met jullie. En we weten dat Hij één met ons is, doordat Hij ons zijn Geest heeft gegeven.