2 Timoteo 2
Nuova Riveduta 2006
Il soldato fedele di Gesù Cristo
2 (A)Tu dunque, figlio mio, fortìficati nella grazia che è in Cristo Gesù, 2 e le cose che hai udite da me in presenza di molti testimoni, affidale a uomini fedeli, che siano capaci di insegnarle anche ad altri. 3 Sopporta anche tu le sofferenze, come un buon soldato di Cristo Gesù. 4 Nessuno, prestando servizio come soldato, s’immischia nelle faccende della vita, se vuol piacere a colui che lo ha arruolato. 5 Allo stesso modo quando uno lotta come atleta non riceve la corona, se non ha lottato secondo le regole. 6 Il lavoratore che fatica dev’essere il primo ad avere la sua parte dei frutti. 7 Considera quel che dico, perché il Signore ti darà[a] intelligenza in ogni cosa.
8 Ricòrdati di Gesù Cristo, risorto dai morti, della stirpe di Davide, secondo il mio vangelo, 9 per il quale io soffro fino ad essere incatenato come un malfattore; ma la parola di Dio non è incatenata. 10 Ecco perché sopporto ogni cosa per amore degli eletti, affinché anch’essi conseguano la salvezza che è in Cristo Gesù, insieme alla gloria eterna. 11 Certa è quest’affermazione: se siamo morti con lui, con lui anche vivremo; 12 se abbiamo costanza, con lui anche regneremo; 13 se lo rinnegheremo anch’egli ci rinnegherà; se siamo infedeli, egli rimane fedele, perché non può rinnegare se stesso.
Avvertimento contro l’empietà
14 (B)Ricorda loro queste cose, scongiurandoli davanti a Dio[b] che non facciano dispute di parole; esse non servono a niente e conducono alla rovina chi le ascolta. 15 Sfòrzati di presentare te stesso davanti a Dio come un uomo approvato, un operaio che non abbia di che vergognarsi, che tagli rettamente la parola della verità. 16 Ma evita le chiacchiere profane, perché quelli che le fanno avanzano sempre più nell’empietà 17 e la loro parola andrà rodendo come fa la cancrena; tra questi sono Imeneo e Fileto, 18 uomini che hanno deviato dalla verità, dicendo che la risurrezione è già avvenuta, e sovvertono la fede di alcuni. 19 Tuttavia il solido fondamento di Dio rimane fermo, portando questo sigillo: «Il Signore conosce quelli che sono suoi», e: «Si ritragga dall’iniquità chiunque pronuncia il nome del Signore[c]». 20 In una grande casa non ci sono soltanto vasi d’oro e d’argento, ma anche vasi di legno e di terra; e gli uni sono destinati a un uso nobile e gli altri a un uso ignobile. 21 Se dunque uno si conserva puro da quelle cose, sarà un vaso nobile, santificato, utile al servizio del padrone, preparato per ogni opera buona.
22 (C)Fuggi le passioni giovanili e ricerca la giustizia, la fede, l’amore e la pace con quelli che invocano il Signore con un cuore puro. 23 Evita inoltre le dispute stolte e insensate, sapendo che generano contese. 24 Il servo del Signore non deve litigare, ma deve essere mite con tutti, capace di insegnare, paziente. 25 Deve istruire con mansuetudine gli oppositori, nella speranza che Dio conceda loro di ravvedersi per riconoscere la verità, 26 in modo che, rientrati in se stessi, escano dal laccio del diavolo, che li aveva presi prigionieri perché facessero la sua volontà[d].
Footnotes
- 2 Timoteo 2:7 TR e M ti dia…
- 2 Timoteo 2:14 TR e M davanti al Signore.
- 2 Timoteo 2:19 TR il nome di Cristo.
- 2 Timoteo 2:26 Escano dal laccio… la sua volontà, altri traducono: escano dal laccio del diavolo, catturati dal servo del Signore per fare la volontà di Dio.
2 Timotheüs 2
BasisBijbel
Een goed soldaat van Jezus Christus
2 Timoteüs, mijn zoon, wees sterk door Jezus' liefde en kracht voor jou. 2 Wat je samen met veel andere mensen van mij hebt geleerd, moet jij weer leren aan betrouwbare mensen. Dan kunnen zij het zelf óók weer aan anderen leren.
3 Een goed soldaat is niet bang om te lijden. Zorg dat je een goed soldaat van Jezus Christus zal zijn. 4 Tijdens de strijd houdt geen één soldaat zich bezig met de gewone dagelijkse dingen. Hij heeft maar één doel: degene voor wie hij strijdt, moet tevreden over hem kunnen zijn. 5 En als iemand meedoet aan een wedstrijd, wint hij de prijs alleen als hij zich aan de spelregels heeft gehouden. 6 En een boer mag na zijn werk als eerste eten van de oogst van zijn land. Dat is zijn beloning. 7 Luister goed naar wat ik zeg. De Heer zal je in alles wijsheid geven.
8 Vergeet nooit dat Jezus Christus uit de dood is opgestaan, en dat Hij Mens was, geboren uit de familie van David. Dat zegt het goede nieuws dat ik aan de mensen vertel. 9 En voor dat nieuws moet ik lijden. Daarvoor draag ik zelfs boeien, alsof ik een misdadiger ben. Maar het woord van God is niet geboeid! 10 Daarom wil ik alles verdragen voor de mensen die door God zijn geroepen. Want ik wil dat ook zij worden gered door Jezus Christus en het heerlijke eeuwige leven zullen krijgen.
11 Dit is de waarheid: als we met de Heer zijn gestorven, zullen we ook met Hem leven. 12 Als we vasthouden aan het geloof, zullen we ook met Hem als koningen heersen. Als we zeggen dat we Hem niet kennen, zal Hij ons ook niet willen kennen. 13 Maar als wij niet trouw zijn aan Hem, blijft Hij toch trouw aan ons! Want Hij kan niet ontrouw zijn aan Zichzelf.
Waarschuwing tegen mensen die verkeerde dingen leren
14 Leer de mensen deze dingen. Zeg hun ook namens de Heer dat ze geen ruzie met elkaar moeten maken. Want ruzie is nergens goed voor. Het is alleen maar slecht voor het geloof van de mensen die het horen. 15 Doe je uiterste best om God goed te dienen. Zorg dat je je niet hoeft te schamen voor het werk dat je hebt gedaan. Zorg er dus voor dat je Gods woord van de waarheid op de juiste manier leert, uitlegt en toepast. 16 Maar blijf vér bij zinloze discussies vandaan. Want mensen die zich daarmee bezighouden, raken steeds verder bij God vandaan. 17 Bovendien besmetten die discussies de gemeente: ze verspreiden zich door de gemeente zoals kanker zich door een lichaam verspreidt. Hymeneüs en Filetus zijn van zulke mensen. 18 Zij zijn helemaal verkeerd bezig. Want ze beweren dat de opstanding van de doden al is geweest. Daardoor zijn sommige mensen hun geloof kwijtgeraakt.
19 Maar het fundament van ons geloof is door God gelegd. Het ligt rotsvast. Op dat fundament staat geschreven: 'De Heer kent de mensen die bij Hem horen,' en: 'Iedereen die bij Christus hoort, moet stoppen met het doen van slechte dingen.'
20 Een rijk man heeft in zijn huis niet alleen borden en bekers van goud en zilver. Hij heeft ook borden en bekers van hout en aardewerk. De gouden en zilveren borden en bekers zijn voor op tafel. De andere zijn alleen voor het werk in de keuken. 21 Als je stopt met het doen van slechte dingen, ben je als zo'n gouden bord of beker: de Heer kan je goed gebruiken voor een mooie taak. Je bent dan geschikt voor elke taak die Hij je wil geven.
22 Houd je niet bezig met de dingen waar jonge mensen over het algemeen naar verlangen. Maar doe je best om eerlijk en trouw, vol liefde en vrede om te gaan met de mensen die werkelijk van de Heer houden. 23 Maar blijf vér bij dwaze en zinloze discussies vandaan. Want die veroorzaken alleen maar ruzies. 24 En een dienaar van de Heer moet geen ruzie maken. Hij moet tegen iedereen vriendelijk zijn. Ook moet hij goed kunnen lesgeven over het geloof. 25 Hij moet in staat zijn om geduldig en vriendelijk te blijven tegen mensen die verkeerde dingen doen en niet willen doen wat hij zegt. Hij moet hun rustig uitleggen waarin ze het verkeerd hebben. Want God kan hen helpen inzien dat ze verkeerd doen. 26 Dan wordt hun denken helder. En dan kunnen ze loskomen uit de greep van de duivel die hen gevangen hield, en kunnen ze gaan leven zoals God het wil.
Copyright © 2006 Società Biblica di Ginevra
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016