马可福音 14
Chinese Contemporary Bible (Simplified)
谋害耶稣
14 再过两天就是逾越节和除酵节,祭司长和律法教师正暗暗地找机会拘捕、杀害耶稣。
2 他们说:“我们不能在节期那天下手,以免在百姓中引起骚乱。”
耶稣受膏
3 耶稣在伯大尼村患过麻风病的西门家里吃饭,有个女人带了一瓶极贵重的纯哪哒香膏进来,把玉瓶打破,将香膏倒在耶稣头上。 4 有些人生气地彼此议论说:“为什么这样浪费? 5 这瓶香膏可以卖三百多个银币[a]来周济穷人。”他们就责备那女人。
6 耶稣说:“随她吧!何必为难她呢?她在我身上做的是一件美事。 7 因为你们身边总会有穷人,你们随时都可以帮助他们,可是你们身边不会总有我。 8 她做了自己能做的。她是为我的安葬做准备,提前用香膏抹了我的身体。 9 我实在告诉你们,无论福音传到世界哪个角落,人们都会传扬这女人的事迹,纪念她。”
犹大出卖耶稣
10 十二门徒当中的加略人犹大去见祭司长,要把耶稣出卖给他们。 11 他们听了喜出望外,答应给他酬金。于是犹大伺机出卖耶稣。
最后的晚餐
12 除酵节的第一天,就是宰杀逾越节羔羊的那天,门徒问耶稣:“我们该到什么地方为你准备逾越节的晚餐呢?”
13 耶稣就派了两个门徒,并嘱咐他们:“你们进城会看到一个人带着一瓶水迎面而来,你们就跟着他。 14 他进哪一家,你们也跟着进去,对那家的主人说,‘我们的老师问你,祂的客房在哪里,祂要和门徒在里面吃逾越节的晚餐。’ 15 主人会带你们到楼上一间布置整齐的大房间,你们就在那里准备吧。”
16 两个门徒出去,进了城,所遇见的果然和耶稣所说的一样。他们预备了逾越节的晚餐。
17 傍晚时分,耶稣带着十二门徒来了。 18 用餐的时候,耶稣说:“我实在告诉你们,你们中间有一个人要出卖我,他现在正和我同桌吃饭。”
19 他们听了都感到不安,一个一个地问耶稣:“不是我吧?” 20 耶稣说:“是你们十二个人中的一个,他现在正和我一起在盘子里蘸饼吃。 21 人子一定会受害,正如圣经的记载,但出卖人子的人有祸了,他还不如不生在这世上!”
22 他们吃的时候,耶稣拿起饼来,祝谢后,便掰开,分给门徒,说:“拿去吃吧!这是我的身体。” 23 接着又拿起杯来,祝谢后,递给他们,他们都喝了。 24 耶稣说:“这是我为万人所流的立约之血。 25 我实在告诉你们,从今天起,一直到我在上帝的国喝新酒的那天之前,我不会再喝这葡萄酒。”
26 他们唱完诗歌,就出门去了橄榄山。
预言彼得不认主
27 耶稣对他们说:“你们都要背弃我,因为圣经上说,
“‘我要击打牧人,
羊群将四散。’
28 但我复活后,要先你们一步去加利利。”
29 彼得说:“即使所有人都背弃你,我也决不会背弃你!”
30 耶稣说:“我实在告诉你,就在今天晚上鸡叫两次以前,你会三次不认我。”
31 彼得郑重地说:“就算要我跟你一起死,我也不会不认你。”其他门徒也都这样说。
客西马尼园的祷告
32 他们到了客西马尼园,耶稣对门徒说:“你们坐在这里,我要去祷告。”
33 于是耶稣带着彼得、雅各和约翰向前走。祂觉得极其难过,非常伤痛, 34 说:“我心里非常忧伤,几乎要死,你们留在这里警醒。” 35 耶稣往前走了不远,俯伏在地祷告,如果可以,不要让那时刻临到祂。
36 祂说:“阿爸,父啊,你无所不能,求你撤去此杯。然而,愿你的旨意成就,而非我的意愿。”
37 祂回来,见他们都睡着了,就对彼得说:“西门,你在睡觉吗?你不能警醒一时吗? 38 你们要警醒祷告,免得陷入诱惑。你们的心灵虽然愿意,肉体却很软弱。”
39 耶稣又去祷告,所祈求的跟上次一样。 40 祂回来时见他们又睡着了,因为他们困得眼皮发沉,也不知道对祂说什么。 41 祂第三次祷告回来后,对他们说:“你们还在睡觉休息吗?够了,时候到了,看啊,人子要被出卖、交在罪人的手里了。 42 起来,我们走吧。看啊,出卖我的人已经来了!”
耶稣被捕
43 耶稣还在说话的时候,十二门徒之一的犹大已带了一群人拿着刀棍迎面而来。他们奉了祭司长、律法教师和长老之命来捉拿耶稣。 44 出卖耶稣的犹大预先和他们定了暗号,说:“我亲吻谁,谁就是耶稣,你们把祂抓起来,小心押走。”
45 犹大随即走到耶稣跟前说:“老师。”然后就亲吻耶稣。 46 其他人就下手捉拿耶稣。 47 站在旁边的一个门徒拔出刀朝大祭司的奴仆砍去,削掉了他一只耳朵。
48 耶稣问那群人:“你们像对付强盗一样拿着刀棍来抓我吗? 49 我天天和你们在一起,在圣殿里教导人,你们没有来抓我。你们现在这样做是要应验圣经的话。”
50 那时,门徒都撇下耶稣,各自逃命去了。 51 只有一个身上披着一块麻布的青年跟着耶稣。他们上去捉他, 52 他丢了那块麻布,赤身逃走了。
大祭司审问耶稣
53 他们把耶稣押到大祭司那里,众祭司长、长老和律法教师都来了。 54 那时彼得远远地跟着耶稣,一直来到大祭司的院子,与卫兵们坐在一起烤火。 55 祭司长和全公会的人正在寻找证据控告耶稣,要定祂死罪,只是找不到。 56 不少人作伪证控告祂,他们的证词却不一致。 57 后来,有几个人站起来作伪证说: 58 “我们听见祂说,‘我要拆毁这座人手建造的圣殿,三天内不靠人力另造一座。’” 59 即使这样,他们的证词也不一致。
60 最后,大祭司在众人面前站起来质问耶稣:“你不回答吗?这些人作证控告你的是什么呢?”
61 耶稣还是沉默不语,什么也不答。大祭司又问祂:“你是那当受称颂者的儿子基督吗?” 62 耶稣说:“我是!将来你们要看见人子坐在全能上帝的右边,驾着天上的云降临。”
63 大祭司便撕裂衣服,说:“我们还需要什么证人呢? 64 你们听见祂说亵渎的话了,你们看怎么办?”他们都判祂死罪。
65 有几个人向祂吐唾沫,蒙上祂的眼睛,挥拳打祂,嘲笑祂说:“你说预言吧!”卫兵押祂下去时,也打祂。
彼得三次不认耶稣
66 那时,彼得仍在院子里,大祭司的一个婢女走过来, 67 见彼得在烤火,打量了他一番,说:“你也是那个拿撒勒人耶稣的同伙。”
68 “我不知道也不明白你在说什么!”彼得一边否认,一边躲到外院去。那时,鸡叫了。
69 一会儿,那婢女又看见彼得,就对旁边的人说:“他是跟他们一伙的!” 70 彼得又加以否认。
再过了一会儿,旁观的人也指着彼得说:“你一定是跟他们一伙的,因为你也是加利利人!”
71 彼得又赌咒又发誓,说:“我根本不认识你们说的这个人。” 72 就在这时候,鸡又叫了。彼得突然想起耶稣曾对他说:“在鸡叫两次以前,你会三次不认我”,忍不住痛哭起来。
Footnotes
- 14:5 “三百多个银币”相当于当时人们一年的工钱。
Markus 14
BasisBijbel
Een vrouw zalft Jezus' hoofd
14 Het was inmiddels twee dagen vóór het Paasfeest en het Feest van de Ongegiste Broden.[a] De leiders van de priesters en de wetgeleerden probeerden een plan te bedenken hoe ze Jezus gevangen konden nemen en doden. 2 Ze zeiden: "We moeten het niet op het feest doen, want anders komen er nog rellen onder het volk."
3 Toen Hij in Betanië bij Simon aan tafel zat (Simon was door Jezus genezen van een besmettelijke huidziekte), kwam er een vrouw naar Hem toe. Ze had een kostbaar kruikje bij zich met dure parfum: echte mirre.[b] Ze brak het kruikje open en goot de mirre over zijn hoofd uit. 4 Sommige mensen werden er boos over dat ze dat deed. Ze zeiden tegen elkaar: "Wat een verspilling! 5 Die mirre had voor meer dan 300 zilverstukken verkocht kunnen worden. Dan hadden ze het geld aan de arme mensen kunnen geven!" En ze deden boos tegen haar. 6 Maar Jezus zei: "Laat haar met rust! Waarom doen jullie boos tegen haar? Ze heeft iets goeds voor Mij gedaan. 7 Want arme mensen zullen er altijd wel bij jullie zijn. Jullie kunnen goed voor hen zijn wanneer jullie maar willen. Maar Mij hebben jullie niet altijd bij je. 8 Ze heeft gedaan wat ze kon: ze heeft nu alvast mijn lichaam gezalfd voor mijn begrafenis. 9 Luister goed! Ik zeg jullie: overal in de hele wereld waar het goede nieuws zal worden verteld, zal ook verteld worden wat zij heeft gedaan."
Judas verraadt Jezus
10 Judas Iskariot, één van de twaalf leerlingen, ging naar de leiders van de priesters. Hij had besloten hen te helpen om Jezus gevangen te nemen. 11 Ze waren erg blij toen ze dat hoorden. Ze beloofden hem ervoor te betalen. En Judas probeerde een goed moment te vinden om Hem aan hen uit te leveren.
Het Paasfeest
12 Op de eerste dag van het Feest van de Ongegiste Broden[c] (dat is de dag waarop de mensen het paaslam slachten) zeiden zijn leerlingen tegen Jezus: "Waar wilt U het paaslam eten? Dan gaan we het klaarmaken." 13 Hij stuurde twee van zijn leerlingen op pad en zei tegen hen: "Ga naar de stad. Daar zullen jullie een man tegenkomen die een kruik water draagt.[d] Volg hem en ga het huis in waar hij naar binnen gaat. 14 Zeg tegen de heer van dat huis: 'De Meester vraagt waar Hij met zijn leerlingen de paasmaaltijd kan eten.' 15 De man zal jullie een grote bovenzaal aanwijzen. Daar is alles wat we nodig hebben. Maak daar de maaltijd voor ons klaar." 16 De twee leerlingen vertrokken. Ze kwamen in de stad en alles ging zoals Jezus had gezegd. Ze maakten de paasmaaltijd klaar.
17 Toen het avond was geworden, kwam Hij met de twaalf leerlingen. 18 Tijdens het eten zei Jezus: "Luister goed! Ik zeg jullie dat één van jullie hier Mij zal verraden. Eén van jullie, die met Mij eet." 19 Daar werden ze heel bedroefd over. Ze vroegen Hem om de beurt: "Ben ik dat?" 20 Hij antwoordde: "Het is één van jullie twaalf die samen met Mij zijn brood in dezelfde schaal indoopt. 21 De Mensenzoon zal sterven op de manier die al van tevoren in de Boeken over Hem is opgeschreven. Maar het zal slecht aflopen met de man die Hem heeft verraden. Het zou voor hem beter zijn geweest als hij niet was geboren."
22 Toen ze aan het eten waren, nam Jezus een brood. Hij zegende het, brak het in stukken en gaf het aan hen. Hij zei: "Neem dit en eet het. Het is mijn lichaam." 23 Toen nam Hij een beker met wijn. Hij dankte God ervoor en gaf hem aan de leerlingen. Ze dronken er om de beurt uit. 24 En Hij zei tegen hen: "Deze wijn is mijn bloed waarmee God een nieuw verbond sluit met de mensen.[e] Dat bloed wordt uitgegoten voor heel veel mensen. 25 Ik zeg jullie dat Ik vanaf nu geen wijn meer zal drinken, totdat Ik nieuwe wijn zal drinken in het Koninkrijk van God." 26 En nadat ze de dankliederen hadden gezongen, vertrokken ze naar de Olijfberg.
Jezus waarschuwt Petrus
27 Toen zei Jezus tegen hen: "Jullie zullen Mij allemaal in de steek laten. Want er staat in de Boeken: 'Ik zal de herder doden en de schapen zullen uit elkaar gejaagd worden.' 28 Maar Ik zal weer uit de dood opstaan. Dan zal Ik voor jullie uit reizen naar Galilea." 29 Petrus zei tegen Hem: "Ik zal U echt nooit in de steek laten! Zelfs niet als alle anderen dat wél doen!" 30 Jezus zei tegen hem: "Luister goed! Ik zeg je: voordat de haan twee keer kraait, zul je vannacht drie keer zeggen dat je Mij niet kent." 31 Maar Petrus zei steeds heftiger: "Ik zal nooit zeggen dat ik U niet ken! Zelfs niet als ze mij samen met U zouden doden!" De anderen zeiden hetzelfde.
In de tuin van Getsémané
32 Ze gingen naar een tuin die Getsémané (= Olijfpers) heet. Jezus zei tegen hen: "Gaan jullie hier zitten, terwijl Ik bid." 33 Petrus, Jakobus en Johannes nam Hij mee. Hij begon heel bang te worden voor wat er zou gaan gebeuren, en zei tegen hen: 34 "Ik ben vreselijk bedroefd. Ik ga zowat dood van verdriet. Blijven jullie hier. Blijf wakker en wacht op Mij." 35 Hijzelf ging een klein eindje verder. Daar liet Hij Zich op zijn knieën vallen en bad. Hij bad, dat, als dat mogelijk zou zijn, Hij dat moeilijke moment niet zou hoeven mee te maken. 36 Hij zei: "Lieve Vader, voor U is alles mogelijk. Laat Mij alstublieft niet de wijnbeker van uw straf leeg hoeven te drinken.[f] Maar Ik zal niet doen wat Ik Zelf wil, maar wat U wil."
37 Toen ging Hij naar de drie leerlingen terug. Hij zag dat ze sliepen. Hij zei tegen Simon Petrus: "Simon, slaap je? Kon je niet eens één uur met Mij wakker blijven? 38 Blijf wakker en bid dat je niet wordt verleid om het verkeerde te doen. Je wíl wel graag het goede doen, maar dat is wel erg moeilijk." 39 Hij ging weer weg en bad hetzelfde gebed. 40 Toen Hij bij de drie leerlingen terugkwam, zag Hij dat ze weer sliepen. Want hun ogen waren zwaar van de slaap. En ze wisten niet wat ze moesten zeggen. 41 Toen Hij voor de derde keer bij hen terug kwam, zei Hij tegen hen: "Slaap nu maar en rust uit. Het is genoeg geweest. Nu komt het moment dat de Mensenzoon door slechte mensen gevangen genomen zal worden."
Jezus wordt gevangen genomen
42 Jezus zei: "Sta op, we gaan. Kijk, daar komt de man die Mij verraadt." 43 Op datzelfde moment kwam Judas aanlopen, één van de twaalf leerlingen. Hij bracht een grote groep mannen met zwaarden en knuppels mee. Ze waren gestuurd door de leiders van de priesters, de wetgeleerden en de leiders van het volk. 44 Judas had met hen een teken afgesproken. Hij had gezegd: "De man die ik groet met een kus, díe is het. Hem moet je grijpen, boeien en meenemen." 45 Hij kwam dichterbij en zei tegen Jezus: "Meester," en gaf Hem een kus. 46 De mannen grepen Hem. 47 Eén van de leerlingen trok zijn zwaard. Hij raakte de slaaf van de hogepriester en hakte zijn oor eraf. 48 Jezus zei: "Jullie doen alsof jullie een moordenaar moeten vangen, met die zwaarden en die knuppels. 49 Ik was elke dag bij jullie, als Ik les gaf in de tempel. Maar toen hebben jullie Mij niet gevangen genomen. Maar het gebeurt zoals het al in de Boeken staat opgeschreven." 50 Toen lieten alle leerlingen Hem in de steek en vluchtten.
51 En een jonge man liep met de groep mee, Jezus achterna. Hij had niets aan, maar had alleen een laken omgeslagen. Ze grepen hem, maar hij rukte zich los. 52 Hij liet de soldaten met het laken in hun handen staan en vluchtte naakt weg.[g]
Jezus voor de Vergadering
53 Ze namen Jezus mee naar de hogepriester. Alle leiders van de priesters, de leiders van het volk en de wetgeleerden waren daar. 54 Petrus volgde Hem op een afstand. Hij liep mee de binnenplaats van het huis van de hogepriester op. Daar ging hij tussen de dienaren zitten om zich bij het vuur te warmen.
55 De leiders van de priesters en de leiders van het volk wilden Hem ter dood veroordelen. Maar ze konden niemand vinden die Hem van iets kon beschuldigen waarop de doodstraf stond. 56 Want er waren wel heel veel mensen die met gelogen beschuldigingen kwamen, maar wat de één zei klopte nooit met wat een ander zei. 57 Tenslotte stonden er een paar mannen op die ook iets van Jezus zeiden dat niet helemaal waar was. 58 Ze zeiden: "We hebben Hem horen zeggen: 'Ik zal deze tempel die door mensen is gemaakt, afbreken. En binnen drie dagen zal Ik een andere bouwen, die niet door mensen is gemaakt.' " 59 Maar ook hierbij klopte wat de één zei niet met wat een ander zei.
60 Toen stond de hogepriester op en ondervroeg Jezus: "Waarom antwoord Je niets op deze beschuldiging?" 61 Maar Jezus zweeg en gaf geen antwoord. Toen vroeg de Hogepriester Hem weer: "Ben Jij de Messias, de Zoon van de Gezegende God?" 62 Jezus zei: "IK BEN het.[h] En u zal de Mensenzoon zien als Hij naast de Almachtige God zit en op de wolken komt." 63 De hogepriester riep uit: "We hebben verder geen beschuldigingen meer nodig! 64 Jullie hebben zelf gehoord dat Hij God heeft beledigd! Wat vinden jullie?" En ze vonden allemaal dat Hij de doodstraf moest krijgen.
65 Sommige mensen begonnen Hem te bespugen, en ze gooiden een doek over zijn hoofd, stompten Hem met hun vuisten en zeiden tegen Hem: "Profeteer eens wie Je heeft geslagen!" En de tempelbewakers sloegen Hem in zijn gezicht.
Petrus zegt dat hij Jezus niet kent
66 Intussen zat Petrus beneden op de binnenplaats. Eén van de slavinnen van de hogepriester kwam de binnenplaats oplopen. 67 Ze zag Petrus bij het vuur zitten. Ze keek hem aan en zei: "Jij was ook bij die Jezus uit Nazaret." 68 Maar Petrus zei: "Ik weet niet waar je het over hebt." En hij liep naar buiten, naar de poort. Ergens kraaide een haan. 69 Toen de slavin hem weer zag, begon ze tegen de andere mensen te zeggen: "Die man hoort ook bij hen." Maar Petrus zei weer dat het niet waar was. 70 Even later zeiden ook andere mensen tegen Petrus: "Inderdaad, jij hoort ook bij hen, want jij komt óók uit Galilea. Dat is te horen aan de manier waarop je praat." 71 Maar hij begon zichzelf te vervloeken en zwoer: "Ik ken die Man niet over wie jullie het hebben." 72 Op dat moment kraaide de haan voor de tweede keer. Petrus herinnerde zich opeens wat Jezus tegen hem had gezegd: 'Voordat de haan twee keer heeft gekraaid, zul je drie keer hebben gezegd dat je Mij niet kent.' En hij liep daar weg en begon vreselijk te huilen.
Footnotes
- Markus 14:1 Het Feest van de Ongegiste Broden is direct na het Paasfeest. Het Paasfeest wordt op de eerste avond van het feest gevierd. De twee feesten horen bij elkaar. De Joden vieren daarmee het vertrek van het volk Israël uit de slavernij in Egypte. Lees Exodus 12. Tijdens de zeven dagen van het feest mag helemaal geen brood met gist gegeten worden.
- Markus 14:3 Mirre wordt uit de hars van een bepaalde plant gemaakt.
- Markus 14:12 Op de avond vóór het Feest van de Ongegiste Broden wordt het Paasfeest gevierd. Tijdens de zeven dagen van het feest mag er helemaal geen brood met gist gegeten worden. Lees Exodus 12.
- Markus 14:13 Water dragen was vrouwenwerk, dus deze man viel op.
- Markus 14:24 God had eeuwen geleden al een verbond gesloten met Abraham en later met het hele volk dat uit hem was ontstaan. Lees Genesis 15:7-20 en Exodus 6:1-6. Dat was het oude verbond. Het nieuwe verbond van Jezus' dood is de vervulling van de beloften van het oude verbond.
- Markus 14:36 Jezus ging de straf op Zich nemen die wíj verdiend hadden met onze ongehoorzaamheid aan God. Met de 'wijnbeker' wordt in de bijbel vaak Gods straf bedoeld. Lees bijvoorbeeld Jeremia 25:15.
- Markus 14:52 Het is heel goed mogelijk dat deze jonge man Markus zelf is, die dit boek geschreven heeft.
- Markus 14:62 Jezus gebruikt hier de woorden IK BEN. In het Grieks staat daar 'ego eimi,' wat veel nadrukkelijker is dan de gewone manier om 'ik ben...' te zeggen. In het oude testament maakt God Zich met de naam IK BEN aan Mozes bekend. Lees Exodus 3:14. Door deze naam te gebruiken geeft Jezus dus aan dat Hijzelf God is. Vergelijk met Matteüs 14:27.
Mark 14
King James Version
14 After two days was the feast of the passover, and of unleavened bread: and the chief priests and the scribes sought how they might take him by craft, and put him to death.
2 But they said, Not on the feast day, lest there be an uproar of the people.
3 And being in Bethany in the house of Simon the leper, as he sat at meat, there came a woman having an alabaster box of ointment of spikenard very precious; and she brake the box, and poured it on his head.
4 And there were some that had indignation within themselves, and said, Why was this waste of the ointment made?
5 For it might have been sold for more than three hundred pence, and have been given to the poor. And they murmured against her.
6 And Jesus said, Let her alone; why trouble ye her? she hath wrought a good work on me.
7 For ye have the poor with you always, and whensoever ye will ye may do them good: but me ye have not always.
8 She hath done what she could: she is come aforehand to anoint my body to the burying.
9 Verily I say unto you, Wheresoever this gospel shall be preached throughout the whole world, this also that she hath done shall be spoken of for a memorial of her.
10 And Judas Iscariot, one of the twelve, went unto the chief priests, to betray him unto them.
11 And when they heard it, they were glad, and promised to give him money. And he sought how he might conveniently betray him.
12 And the first day of unleavened bread, when they killed the passover, his disciples said unto him, Where wilt thou that we go and prepare that thou mayest eat the passover?
13 And he sendeth forth two of his disciples, and saith unto them, Go ye into the city, and there shall meet you a man bearing a pitcher of water: follow him.
14 And wheresoever he shall go in, say ye to the goodman of the house, The Master saith, Where is the guestchamber, where I shall eat the passover with my disciples?
15 And he will shew you a large upper room furnished and prepared: there make ready for us.
16 And his disciples went forth, and came into the city, and found as he had said unto them: and they made ready the passover.
17 And in the evening he cometh with the twelve.
18 And as they sat and did eat, Jesus said, Verily I say unto you, One of you which eateth with me shall betray me.
19 And they began to be sorrowful, and to say unto him one by one, Is it I? and another said, Is it I?
20 And he answered and said unto them, It is one of the twelve, that dippeth with me in the dish.
21 The Son of man indeed goeth, as it is written of him: but woe to that man by whom the Son of man is betrayed! good were it for that man if he had never been born.
22 And as they did eat, Jesus took bread, and blessed, and brake it, and gave to them, and said, Take, eat: this is my body.
23 And he took the cup, and when he had given thanks, he gave it to them: and they all drank of it.
24 And he said unto them, This is my blood of the new testament, which is shed for many.
25 Verily I say unto you, I will drink no more of the fruit of the vine, until that day that I drink it new in the kingdom of God.
26 And when they had sung an hymn, they went out into the mount of Olives.
27 And Jesus saith unto them, All ye shall be offended because of me this night: for it is written, I will smite the shepherd, and the sheep shall be scattered.
28 But after that I am risen, I will go before you into Galilee.
29 But Peter said unto him, Although all shall be offended, yet will not I.
30 And Jesus saith unto him, Verily I say unto thee, That this day, even in this night, before the cock crow twice, thou shalt deny me thrice.
31 But he spake the more vehemently, If I should die with thee, I will not deny thee in any wise. Likewise also said they all.
32 And they came to a place which was named Gethsemane: and he saith to his disciples, Sit ye here, while I shall pray.
33 And he taketh with him Peter and James and John, and began to be sore amazed, and to be very heavy;
34 And saith unto them, My soul is exceeding sorrowful unto death: tarry ye here, and watch.
35 And he went forward a little, and fell on the ground, and prayed that, if it were possible, the hour might pass from him.
36 And he said, Abba, Father, all things are possible unto thee; take away this cup from me: nevertheless not what I will, but what thou wilt.
37 And he cometh, and findeth them sleeping, and saith unto Peter, Simon, sleepest thou? couldest not thou watch one hour?
38 Watch ye and pray, lest ye enter into temptation. The spirit truly is ready, but the flesh is weak.
39 And again he went away, and prayed, and spake the same words.
40 And when he returned, he found them asleep again, (for their eyes were heavy,) neither wist they what to answer him.
41 And he cometh the third time, and saith unto them, Sleep on now, and take your rest: it is enough, the hour is come; behold, the Son of man is betrayed into the hands of sinners.
42 Rise up, let us go; lo, he that betrayeth me is at hand.
43 And immediately, while he yet spake, cometh Judas, one of the twelve, and with him a great multitude with swords and staves, from the chief priests and the scribes and the elders.
44 And he that betrayed him had given them a token, saying, Whomsoever I shall kiss, that same is he; take him, and lead him away safely.
45 And as soon as he was come, he goeth straightway to him, and saith, Master, master; and kissed him.
46 And they laid their hands on him, and took him.
47 And one of them that stood by drew a sword, and smote a servant of the high priest, and cut off his ear.
48 And Jesus answered and said unto them, Are ye come out, as against a thief, with swords and with staves to take me?
49 I was daily with you in the temple teaching, and ye took me not: but the scriptures must be fulfilled.
50 And they all forsook him, and fled.
51 And there followed him a certain young man, having a linen cloth cast about his naked body; and the young men laid hold on him:
52 And he left the linen cloth, and fled from them naked.
53 And they led Jesus away to the high priest: and with him were assembled all the chief priests and the elders and the scribes.
54 And Peter followed him afar off, even into the palace of the high priest: and he sat with the servants, and warmed himself at the fire.
55 And the chief priests and all the council sought for witness against Jesus to put him to death; and found none.
56 For many bare false witness against him, but their witness agreed not together.
57 And there arose certain, and bare false witness against him, saying,
58 We heard him say, I will destroy this temple that is made with hands, and within three days I will build another made without hands.
59 But neither so did their witness agree together.
60 And the high priest stood up in the midst, and asked Jesus, saying, Answerest thou nothing? what is it which these witness against thee?
61 But he held his peace, and answered nothing. Again the high priest asked him, and said unto him, Art thou the Christ, the Son of the Blessed?
62 And Jesus said, I am: and ye shall see the Son of man sitting on the right hand of power, and coming in the clouds of heaven.
63 Then the high priest rent his clothes, and saith, What need we any further witnesses?
64 Ye have heard the blasphemy: what think ye? And they all condemned him to be guilty of death.
65 And some began to spit on him, and to cover his face, and to buffet him, and to say unto him, Prophesy: and the servants did strike him with the palms of their hands.
66 And as Peter was beneath in the palace, there cometh one of the maids of the high priest:
67 And when she saw Peter warming himself, she looked upon him, and said, And thou also wast with Jesus of Nazareth.
68 But he denied, saying, I know not, neither understand I what thou sayest. And he went out into the porch; and the cock crew.
69 And a maid saw him again, and began to say to them that stood by, This is one of them.
70 And he denied it again. And a little after, they that stood by said again to Peter, Surely thou art one of them: for thou art a Galilaean, and thy speech agreeth thereto.
71 But he began to curse and to swear, saying, I know not this man of whom ye speak.
72 And the second time the cock crew. And Peter called to mind the word that Jesus said unto him, Before the cock crow twice, thou shalt deny me thrice. And when he thought thereon, he wept.
Chinese Contemporary Bible Copyright © 1979, 2005, 2007, 2011 by Biblica® Used by permission. All rights reserved worldwide.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016