Add parallel Print Page Options

质问耶稣凭甚么权柄作事(A)

20 有一天,耶稣在殿里教导人,宣讲福音,众祭司长、经学家和长老上前来, 对他说:“告诉我们,你凭着甚么权柄作这些事?给你这权柄的是谁?” 他回答他们:“我也要问你们一句话,你们告诉我: 约翰的洗礼是从天上来的,还是从人来的呢?” 他们就彼此议论说:“如果我们说:‘是从天上来的’,他就会问:‘那你们为甚么不相信他呢?’ 如果我们说:‘是从人来的’,众人都会用石头打我们,因为他们都认定约翰是先知。” 于是他们回答耶稣:“我们不知道是从哪里来的。” 耶稣说:“我也不告诉你们,我凭着甚么权柄作这些事。”

佃户的比喻(B)

于是耶稣向众人讲了这个比喻:“有一个人栽种了一个葡萄园,租给佃户,就远行去了很久。 10 到了时候,园主派了一个仆人到佃户那里,叫他们把葡萄园当纳的果子交给他。佃户却打了他,放他空手回去。 11 园主又派另一个仆人去,佃户又打了他,并且侮辱他,也叫他空手回去。 12 于是他又派第三个去,佃户把他打伤,赶他走了。 13 葡萄园的主人说:‘怎么办呢?我要派我的爱子去,也许这一个他们会尊敬的。’ 14 佃户一看他,就彼此商议说:‘这是继承产业的,让我们杀了他,那么,产业就成为我们的了。’ 15 于是他们把园主的爱子推出葡萄园外杀了。主人要怎样对待他们呢? 16 他要来除掉这些佃户,把葡萄园租给别人。”他们听见了就说:“千万不要有这样的事发生!” 17 耶稣看着他们,说:“那么,

‘建筑工人所弃的石头,

成了房角的主要石头’,

这经文是甚么意思呢? 18 凡是跌在那石头上的,就必摔碎;那石头掉在谁的身上,就必把他压得粉碎。” 19 经学家和祭司长知道这比喻是针对他们说的,当时就想动手拿他,可是又害怕群众。

以纳税的事问难耶稣(C)

20 经学家和祭司长差派奸细伪装好人去窥探耶稣,要在他的话上抓着把柄,好把他交由总督全权裁决。 21 奸细问他:“老师,我们知道你所说所教的都对,并且不讲情面,只照着真理把 神的道教导人。 22 我们纳税给凯撒可以不可以?” 23 耶稣看透他们的诡计,就对他们说: 24 “给我一个银币看看,上面是谁的像,谁的名号?”他们说:“凯撒的。” 25 耶稣说:“这样,凯撒的应当归给凯撒, 神的应当归给 神。” 26 他们在群众面前,不能抓住耶稣的把柄,又希奇他的回答,就沉默下来。

人复活后不娶不嫁(D)

27 撒都该人向来否认有复活的事,他们当中有几个人来问耶稣: 28 “老师,摩西曾写给我们说:‘如果一个人娶了妻子,还没有儿女就死了,他的弟弟就应当娶他的妻子,为哥哥立后。’ 29 从前有兄弟七人,头一个娶了妻子,没有孩子就死了。 30 第二个、 31 第三个,也娶过她;七个都是这样,都没有留下孩子就死了。 32 后来那女人也死了。 33 那么,这女人在复活的时候,要作哪一个的妻子呢?因为七个人都娶过她。” 34 耶稣说:“这世界的人又娶又嫁, 35 但配得那世界的,又配从死人中复活的人,也不娶也不嫁。 36 他们和天使一样,不能再死;既然是复活了的人,就是 神的儿子了。 37 至于死人复活的事,摩西在荆棘篇上提过,他称主是亚伯拉罕的 神、以撒的 神、雅各的 神; 38  神不是死人的 神,而是活人的 神,因为在他那里的人都是活的。” 39 经学家中有几个说:“老师,你说得好。” 40 从此他们再不敢问他甚么了。

大卫称基督为主(E)

41 耶稣问他们:“人怎么能说基督是大卫的子孙呢? 42 大卫自己在诗篇上说:

‘主对我的主说:

你坐在我的右边,

43 等我使你的仇敌作你的脚凳。’

44 大卫既然称他为主,他又怎会是大卫的子孙呢?”

提防经学家(F)

45 众人听着的时候,耶稣对门徒说: 46 “你们要提防经学家,他们好穿长袍走来走去,喜欢人在巿中心向他们问安,并且喜欢会堂里的高位、筵席上的首座。 47 他们吞没了寡妇的房产,又用冗长的祷告作掩饰。这等人必受更重的刑罚。”

Een strikvraag

20 Steeds gaf Jezus les in de tempel en vertelde het goede nieuws. Op één van die dagen kwamen ook de leiders van de priesters, de wetgeleerden en de leiders van het volk erbij staan. Ze zeiden tegen Hem: "Waarom denkt U dat U deze dingen mag doen? En wie heeft gezegd dat U dit moet doen?" Hij antwoordde: "Ik heb ook een vraag. Johannes de Doper doopte de mensen. Zeg Mij: moest hij dat van God doen, of had hij dat zelf bedacht?" Ze overlegden met elkaar: "Als we zeggen dat hij dat van God moest doen, zal Hij zeggen: 'Waarom hebben jullie hem dan niet geloofd?' Maar als we zeggen dat hij het zelf had bedacht, zullen de mensen ons met stenen doodgooien. Want zij geloven dat Johannes een profeet was." En ze antwoordden Jezus dat ze niet wisten waarom Johannes doopte. Jezus antwoordde: "Dan zeg Ik jullie ook niet waarom Ik deze dingen mag doen."

Het verhaal van de wijngaard

Toen vertelde Jezus de mensen iets in de vorm van een verhaal. Hij zei: "Iemand plantte een wijngaard. Daarna verhuurde hij die aan wijnboeren en ging voor lange tijd naar het buitenland. 10 Toen het tijd was voor de druivenoogst, stuurde hij een dienaar naar die wijnboeren. Hij moest het deel van de druivenoogst ophalen dat voor zijn heer was. Maar de wijnboeren sloegen de dienaar en joegen hem met lege handen weg. 11 Toen stuurde de eigenaar een andere dienaar. Ze sloegen die ook, scholden hem uit en joegen hem met lege handen weg. 12 De eigenaar stuurde een derde dienaar. Ze mishandelden ook hem en gooiden hem de wijngaard uit. 13 Toen zei de eigenaar van de wijngaard: 'Wat moet ik doen? Ik zal mijn zoon sturen van wie ik heel veel houd. Misschien zullen ze hem wel met rust laten.' 14 Maar toen de wijnboeren de zoon zagen, overlegden ze met elkaar: 'Dit is de man die later de wijngaard zal erven. Laten we hem doden, dan is de wijngaard van óns.' 15 En ze gooiden hem de wijngaard uit en doodden hem. Wat zal de eigenaar van de wijngaard nu met hen doen? 16 Hij zal komen en die wijnboeren doden. Daarna zal hij de wijngaard aan andere wijnboeren geven."

Toen de leiders van de priesters en de wetgeleerden dat hoorden, zeiden ze: "Dat nooit!" 17 Maar Jezus keek hen aan en zei: "Wat betekent het dan dat er in de Boeken staat: 'De steen die de bouwers niet goed genoeg vonden, is de belangrijkste bouwsteen van het gebouw geworden? 18 En iedereen die over die steen valt, zal worden verpletterd. En iedereen op wie die steen valt, zal worden verbrijzeld.' "

19 De wetgeleerden en de leiders van de priesters hadden Hem wel gelijk willen vermoorden, want ze begrepen dat dit verhaal over hén ging. Maar ze durfden niet, want ze waren bang voor de mensen.

Wel of geen belasting betalen

20 Ze stuurden mannen achter Jezus aan die Hem moesten bespioneren. Ze deden alsof ze heel godsdienstige mensen waren. Ze wilden Hem met een strikvraag in de val laten lopen. Dan zouden ze Hem gevangen kunnen nemen en aan de bestuurder van de provincie kunnen uitleveren. 21 Ze vroegen Hem: "Meester, we weten dat U altijd eerlijk bent. En U bent voor niemand bang. U leert de mensen altijd de juiste dingen over God. 22 Wat vindt U, is het wel of niet goed om aan de Romeinse keizer belasting te betalen?" 23 Maar Jezus begreep wat hun bedoeling was. Daarom zei Hij: "Waarom dagen jullie Mij uit? 24 Laat Mij een munt zien. Van wie zijn het hoofd en de naam die er op staan?" Ze zeiden: "Van de keizer." 25 Hij zei tegen hen: "Geef dan aan de keizer waar de keizer recht op heeft, en aan God waar God recht op heeft." 26 En ze konden in zijn antwoord niets vinden waarvoor ze Hem gevangen zouden kunnen nemen. Ze waren verbaasd over zijn antwoord en zwegen.

Staan de mensen wel echt uit de dood op?

27 Er kwamen een paar Sadduceeërs[a] naar Jezus toe. Sadduceeërs geloven niet dat de mensen later uit de dood zullen opstaan. 28 Ze vroegen Hem: "Meester, Mozes heeft ons het volgende geleerd. Als een man sterft en een vrouw achterlaat zonder dat ze kinderen hebben gekregen, dan moet zijn broer met die vrouw trouwen. Het eerste kind dat ze dan krijgen, zal tellen als kind van de gestorven eerste man.[b] 29 Nu waren er zeven broers. De eerste trouwde met een vrouw. Maar hij stierf zonder dat ze kinderen hadden gekregen. 30 De tweede broer trouwde met haar, 31 en de derde broer trouwde met haar, en zo alle zeven. Allemaal stierven ze zonder kinderen te krijgen. 32 Ten slotte stierf ook de vrouw. 33 Bij welke broer zal ze dan horen op de dag dat de doden weer levend worden? Want alle zeven broers zijn met haar getrouwd geweest."

34 Jezus zei tegen hen: "De mensen van deze wereld trouwen met elkaar. 35 Maar de mensen die in de komende wereld zullen mogen leven en die uit de dood zullen opstaan, trouwen niet. 36 Want ze kunnen niet meer sterven. Want ze zijn wat dat betreft net als de engelen. Ze zijn kinderen van God. Want ze hebben deel aan de opstanding uit de dood. 37 Ook Mozes zei dat de doden zullen opstaan. Want bij de brandende braamstruik noemde hij de Heer 'de God van Abraham en de God van Izaäk en de God van Jakob'. 38 God is niet een God van doden, maar van levenden. Want voor God leven ze allemaal." 39 Een paar van de wetgeleerden zeiden: "Meester, dat was een goed antwoord." 40 En ze durfden Hem niets meer te vragen.

De Zoon van David

41 Maar Jezus vroeg hun: "Hoe kunnen de mensen zeggen dat de Messias een zoon van David is? 42 Want David zegt zelf in het Boek van de Psalmen: 'De Heer heeft tegen mijn Heer gezegd: 43 'Kom naast Mij zitten, totdat Ik al uw vijanden helemaal verslagen heb.' 44 David noemt Hem dus 'Heer'. Hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?"

Jezus waarschuwt de mensen voor de wetgeleerden

45 Alle mensen hoorden hoe Jezus daarna tegen de leerlingen zei: 46 "Pas op voor de wetgeleerden! Ze willen graag in mooie lange kleren rondlopen en op de markten gegroet worden. Ze houden ervan om bij de maaltijden op de beste plaatsen te zitten. In de synagoge willen ze op de voorste rij zitten. 47 Maar ze zetten arme weduwen hun huis uit! Zo kunnen die vrouwen amper leven. En om heel godsdienstig te lijken, zeggen ze wel mooie lange gebeden op. Daarom zullen ze een zwaardere straf krijgen!"

Footnotes

  1. Lukas 20:27 De Sadduceeërs waren een godsdienstige groep die vooral bestond uit priesters die afstamden van Sadok, de hogepriester in de tijd van David en Salomo. Zij probeerden zo precies mogelijk Gods wetten toe te passen die met de offers en de tempel te maken hadden. Maar ze waren niet geïnteresseerd in het toepassen van Gods wetten op het dagelijks leven. De Sadduceeërs hadden grote invloed, door wetgeving en rechtspraak op godsdienstig gebied.
  2. Lukas 20:28 Op die manier zou het eigen stuk grond van die man in de familie blijven en niet naar een andere familie gaan. Lees ook Numeri 27:8-11.