Add parallel Print Page Options

Psalm 6

Een lied van David, op de wijs van 'De achtste'. Voor de leider van het koor. Begeleiden met een snaarinstrument.

Heer, wees niet langer boos op mij!
Straf me alstublieft niet langer.
Heb medelijden met me, Heer, want ik ben zó zwak geworden.
Genees mij, Heer, ik ben zó ziek!
Zelfs mijn hart voelt zich ziek en gebroken.
Zeg mij, Heer: hoelang duurt het nog?

Kom bij mij terug, Heer!
Heb medelijden en red me, want U bent goed.
Want de doden denken niet meer aan U.
Wie van de doden zal U nog prijzen?

Ik ben helemaal moe van verdriet.
Elke nacht wordt mijn kussen nat,
wordt mijn bed nat van mijn tranen.
Mijn ogen staan dof van verdriet.
Ik zie nog maar slecht.
Dat is omdat ik zoveel vijanden heb.

Verdwijn, schurken!
De Heer heeft mij gehoord toen ik huilde.
10 De Heer heeft mij gehoord toen ik Hem smeekte om me te helpen.
Hij zal doen wat ik Hem heb gevraagd.
11 Al mijn vijanden zullen voor schut staan.
Ze zullen weggaan, want plotseling zullen ze vol schaamte terugdeinzen.

O Lord, rebuke me not in thine anger, neither chasten me in thy hot displeasure.

Have mercy upon me, O Lord; for I am weak: O Lord, heal me; for my bones are vexed.

My soul is also sore vexed: but thou, O Lord, how long?

Return, O Lord, deliver my soul: oh save me for thy mercies' sake.

For in death there is no remembrance of thee: in the grave who shall give thee thanks?

I am weary with my groaning; all the night make I my bed to swim; I water my couch with my tears.

Mine eye is consumed because of grief; it waxeth old because of all mine enemies.

Depart from me, all ye workers of iniquity; for the Lord hath heard the voice of my weeping.

The Lord hath heard my supplication; the Lord will receive my prayer.

10 Let all mine enemies be ashamed and sore vexed: let them return and be ashamed suddenly.