Add parallel Print Page Options

Vijfde klaaglied - Jeremia smeekt de Heer om een einde te maken aan de ellende in Juda

Heer, zie alstublieft wat ons is overkomen.
Kijk toch eens hoe we zijn vernederd.
Ons land is veroverd door vijanden.
Onze huizen worden bewoond door buitenlanders.
We zijn als weeskinderen zonder vader: niemand zorgt nog voor ons.
Onze moeders zijn als weduwen.
We moeten betalen voor ons water.
Hout moeten we kopen.
Wij worden aldoor opgejaagd door onze vijanden.
We moeten voor hen zwoegen en krijgen nooit rust.
We hebben Egypte en Assur om hulp gevraagd.
Dat is de enige manier om nog eten te krijgen.

Onze ouders zijn ongehoorzaam geweest aan de Heer.
Zij zijn er niet meer, en ook wij dragen nu de gevolgen.
Knechten[a] heersen over ons,
en niemand komt ons redden.
Met gevaar voor eigen leven proberen we eten te vinden.
Elk moment kunnen Arabieren uit de woestijn ons overvallen.
10 Onze huid is dor van de honger.
De honger raast door ons heen.
11 Vrouwen en meisjes worden door de vijanden verkracht
in Juda en in Jeruzalem.
12 De leiders van het land zijn opgehangen.
Er is geen enkel respect voor oude mensen.
13 Jongens moeten als slaven graan malen en hout dragen.
Ze vallen neer onder het gewicht.

14 De oude mensen zitten niet meer in de poort.
De jonge mensen maken geen muziek meer.
15 Alle blijdschap is uit ons hart verdwenen.
In plaats van dat we dansen, zitten we te treuren.
16 We hebben niets meer om trots op te zijn.
Wat verschrikkelijk dat we de Heer ongehoorzaam zijn geweest!
17 We zijn er ziek van.
We kunnen niet meer uit onze ogen kijken
18 omdat Jeruzalem verwoest is.
Nu zwerven er vossen rond.

19 Heer, U bent voor eeuwig Koning.
U zal door alle eeuwen heen blijven regeren.
20 Zou U ons voor altijd vergeten?
Zult U ons voor eeuwig in de steek laten?
21 Heer, help ons om weer bij U terug te komen.
Dan zúllen we ook weer bij U terugkomen.
Zorg er alstublieft voor dat het weer net zo goed met ons gaat als vroeger!
22 Zou U ons voor altijd in de steek laten?
Zou U zó boos op ons zijn?

Footnotes

  1. Klaagliederen 5:8 Het land was een soort provincie van Babel geworden. Ambtenaren van de koning van Babel bestuurden Juda. Lees Nehemia 5:15.

Remember, Lord, what has happened to us;
    look, and see our disgrace.(A)
Our inheritance(B) has been turned over to strangers,(C)
    our homes(D) to foreigners.(E)
We have become fatherless,
    our mothers are widows.(F)
We must buy the water we drink;(G)
    our wood can be had only at a price.(H)
Those who pursue us are at our heels;
    we are weary(I) and find no rest.(J)
We submitted to Egypt and Assyria(K)
    to get enough bread.
Our ancestors(L) sinned and are no more,
    and we bear their punishment.(M)
Slaves(N) rule over us,
    and there is no one to free us from their hands.(O)
We get our bread at the risk of our lives
    because of the sword in the desert.
10 Our skin is hot as an oven,
    feverish from hunger.(P)
11 Women have been violated(Q) in Zion,
    and virgins in the towns of Judah.
12 Princes have been hung up by their hands;
    elders(R) are shown no respect.(S)
13 Young men toil at the millstones;
    boys stagger under loads of wood.
14 The elders are gone from the city gate;
    the young men have stopped their music.(T)
15 Joy is gone from our hearts;
    our dancing has turned to mourning.(U)
16 The crown(V) has fallen from our head.(W)
    Woe to us, for we have sinned!(X)
17 Because of this our hearts(Y) are faint,(Z)
    because of these things our eyes(AA) grow dim(AB)
18 for Mount Zion,(AC) which lies desolate,(AD)
    with jackals prowling over it.

19 You, Lord, reign forever;(AE)
    your throne endures(AF) from generation to generation.
20 Why do you always forget us?(AG)
    Why do you forsake(AH) us so long?
21 Restore(AI) us to yourself, Lord, that we may return;
    renew our days as of old
22 unless you have utterly rejected us(AJ)
    and are angry with us beyond measure.(AK)