约翰一书 3
Chinese Contemporary Bible (Simplified)
上帝的儿女
3 你们看,父上帝何等爱我们,称我们为祂的儿女!我们也实在是祂的儿女,世人之所以不认识我们,是因为他们不认识父上帝。 2 亲爱的弟兄姊妹,我们现在是上帝的儿女,将来如何还未显明。但我们知道,当主显现的时候,我们必会像祂,因为我们必见到祂的本体。 3 凡心存这种盼望的人都会自洁,因为主是圣洁的。
4 犯罪的人都违背上帝的律法,违背上帝的律法就是罪。 5 你们知道,耶稣降世是为了除掉人的罪,祂自己并没有罪。 6 住在祂里面的人不会一直犯罪;一直犯罪的人既没见过祂也不认识祂。
7 孩子们,不要受人迷惑,要知道行义的才是义人,正如主是公义的。 8 一直犯罪的人是属魔鬼的,因为魔鬼从起初便犯罪,但上帝儿子的显现是为了摧毁魔鬼的工作。 9 从上帝生的人不会继续犯罪,因为他里面有上帝的生命[a]。他不能犯罪,因为他是从上帝生的。 10 这样,就可以看出谁是上帝的儿女,谁是魔鬼的儿女。凡不按公义行事、不爱弟兄姊妹的,都不是上帝的儿女。
彼此相爱
11 我们应当彼此相爱,这是你们起初听见的信息。 12 不要步该隐的后尘。他属于那恶者,杀害了自己的弟弟。他为什么要杀害自己的弟弟呢?因为他的行为邪恶,而他弟弟秉行公义。
13 弟兄姊妹,世人若恨你们,不要惊奇。 14 我们因爱弟兄姊妹,便知道自己已经出死入生了。不爱弟兄姊妹的,仍然陷在死亡中。 15 恨弟兄姊妹的就是杀人的,你们知道杀人的没有永生。 16 主耶稣为我们舍命,我们由此便知道什么是爱,我们也应当为弟兄姊妹舍命。 17 如果一个丰衣足食的人看见贫穷的弟兄姊妹,却毫无怜悯之心,怎能说他爱上帝呢? 18 所以,孩子们啊,不要单在口头上说爱人,总要以真诚的行动表现出来。
19-20 这样,我们必知道自己属于真理,即使我们心中自责,也可以在上帝面前心安,因为上帝比我们的心大,祂知道一切。
21 亲爱的弟兄姊妹,我们若能凡事问心无愧,就可以在上帝面前坦然无惧。 22 这样,我们无论向上帝祈求什么,都必得到,因为我们遵守祂的命令,做祂喜悦的事。 23 其实上帝的命令是:我们要信祂儿子耶稣基督的名,遵照祂的命令彼此相爱。 24 遵行上帝命令的人就住在上帝里面,上帝也住在他里面。我们借着上帝赐给我们的圣灵知道:祂住在我们里面。
Footnotes
- 3:9 “上帝的生命”希腊文是“上帝的种子”。
1 Johannes 3
BasisBijbel
Echte kinderen van God
3 Kijk eens hoe ontzettend veel de Vader van ons houdt: Hij noemt ons 'kinderen van God'. De mensen die niet geloven, begrijpen ons niet. Dat komt omdat ze Hem niet kennen. 2 Lieve broeders en zusters, nu zijn we kinderen van God. En we kunnen ons nog niet voorstellen hoe het later allemaal zal zijn. Maar we weten dit: wanneer Hij komt, zullen we zijn zoals Hij. Dan zullen we Hem zien zoals Hij werkelijk is. 3 Als je Hem verwacht, ga je op een zuivere manier leven, net zoals Hij Zelf zuiver is.
4 Als iemand ongehoorzaam is aan God, houdt hij zich niet aan de wet van God. Ongehoorzaamheid aan God is hetzelfde als ongehoorzaamheid aan de wet. 5 En jullie weten dat Jezus is gekomen om alle ongehoorzaamheid weg te nemen. Dat kon Hij doen doordat Hij Zelf nooit ongehoorzaam aan God is geweest. 6 Als je je best doet om één te blijven met Hem, ga je dus niet door met Hem aldoor ongehoorzaam te zijn. Maar als je Hem aldoor ongehoorzaam bent, heb je Hem niet gezien en ken je Hem niet echt.
7 Kinderen, laat je door niemand iets wijsmaken. Mensen die leven zoals God het wil, zijn rechtvaardig, net zoals Hij rechtvaardig is. 8 Mensen die doorgaan met ongehoorzaam zijn aan God, horen bij de duivel. Want de duivel is al vanaf het begin ongehoorzaam aan God. Maar de Zoon van God is gekomen om het werk van de duivel te vernietigen.
9 Mensen die uit God geboren zijn, gaan niet door met Hem ongehoorzaam te zijn. Want Gods leven is in hen. Ze kunnen niet langer expres een ongehoorzaam leven leiden. Want ze zijn uit God geboren.
Liefde voor elkaar
10 Hieraan kunnen jullie de kinderen van God en de kinderen van de duivel herkennen: iedereen die niet leeft zoals God het wil, is niet uit God geboren. En iedereen die niet van zijn broeder of zuster houdt, is ook niet uit God geboren. 11 Want dit is de boodschap die jullie vanaf het begin hebben gehoord: dat we van elkaar moeten houden. 12 We moeten niet zijn als Kaïn. Hij hoorde bij de duivel en vermoordde zijn broer Abel. Waarom vermoordde hij hem? Omdat hij niet leefde zoals God het wil en Abel wél. 13 Wees dus niet verbaasd, broeders en zusters, als jullie gehaat worden door de mensen die niet geloven.
14 We weten dat we zijn overgebracht van de dood naar het leven. Dat is te zien aan onze liefde voor de broeders en zusters. 15 Als iemand niet van de broeders en zusters houdt, is hij nog steeds in de dood. Als hij een broeder haat, heeft hij hem in gedachten al vermoord. En jullie weten dat een moordenaar geen eeuwig leven heeft. 16 Jezus heeft ons laten zien wat werkelijke liefde is: Hij heeft zijn leven voor ons gegeven. Ook wij moeten ons leven voor onze broeders en zusters over hebben. 17 Als je het goed hebt in deze wereld, maar je wil een arme broeder of zuster niet helpen, hoe kan Gods liefde dan in je wonen?
18 Kinderen, we moeten niet alleen zéggen dat we van elkaar houden, maar we moeten dat óók laten zien met wat we doen. 19 Daaraan moet te zien zijn dat we uit de waarheid zijn geboren. En dan kunnen we een gerust geweten hebben. 20 Maar als ons geweten toch ongerust is, mogen we er zeker van zijn dat God belangrijker is dan ons geweten. Hij weet alles. 21 Lieve broeders en zusters, als ons geweten ons niet veroordeelt, kunnen we vol vertrouwen en zonder vrees naar God toe gaan. 22 Dan ontvangen we alles wat we van Hem bidden, omdat we Hem in alles gehoorzaam zijn en doen wat Hij van ons vraagt. 23 Wat vraagt Hij van ons? Dat we geloven in zijn Zoon Jezus Christus. En Hij vraagt óók dat we van elkaar houden, zoals Jezus ons heeft bevolen. 24 Als jullie gehoorzaam doen wat Hij vraagt, blijven jullie één met Hem en Hij met jullie. En we weten dat Hij één met ons is, doordat Hij ons zijn Geest heeft gegeven.
1 John 3
Expanded Bible
We Are God’s Children
3 ·The Father has loved us so much [L See what sort of love the Father has given us…!] that we are called children of God. ·And we really are his children [L And we are!]. The reason ·the people in the world do [L the world does] not know us is that they have not known him. 2 ·Dear friends [L Beloved], now we are children of God, and ·we have not yet been shown [it has not yet been revealed] what we will be in the future. But we know that when ·Christ comes again [L he/it is revealed], we will be like him, because we will see him as he really is. 3 And all who have this hope in ·Christ [L him] keep themselves pure, just as ·Christ [L he] is pure.
4 ·The person [L Everyone] who ·sins [commits sin] ·breaks God’s law [commits lawlessness/iniquity; C referring to the false teachers; 2:19–20]. Yes, sin is ·living against God’s law [lawlessness; iniquity]. 5 You know that ·Christ came [L he has appeared/was revealed] to take away sins and that there is no sin in ·Christ [L him]. 6 So anyone who ·lives [abides; remains] in ·Christ [L him] does not ·go on sinning [or sin; C the Christian ideal, an implicit call to avoid sin]. Anyone who ·goes on sinning [or sins] has ·never really understood Christ and has never known him [L neither seen him nor known him].
7 Dear children [2:1], do not let anyone ·lead you the wrong way [deceive you]. The one who does what is right is righteous, just as ·Christ [L he] is righteous. 8 Anyone who ·continues to sin [or sins] belongs to the devil [John 8:44], because the devil has been sinning since the beginning. The Son of God ·came [was revealed; appeared] for this purpose: to destroy the devil’s work [Matt. 4:1–11; 12:25–29; Luke 10:18; John 12:31; Rev. 12:7–12; 20:1–3].
9 ·Those [L All] who are ·God’s children [L born of/begotten by God; 2:29] do not ·continue sinning [or sin], because ·the new life from God [or God’s message; or God’s Spirit; L his seed/sperm] ·remains [abides] in them. They are not able to ·go on sinning [or sin], because they ·have become children of God [L are born of/begotten by God]. 10 ·So we can see [L In this way it is apparent/revealed/evident] who God’s children are and who the devil’s children are: Those who do not ·do what is right [practice righteousness] are not ·God’s children [L from/of God], and those who do not love their brothers and sisters are not ·God’s children [L from/of God].
We Must Love Each Other
11 This is the ·teaching [message] you have heard from the beginning: We must love each other [C as Jesus himself taught: John 13:34–35; 15:12]. 12 Do not be like Cain who belonged to the Evil One and ·killed [murdered] his brother [Gen. 4; John 8:44]. And why did he ·kill [murder] him? Because the things Cain did were evil, and the things his brother did were ·good [righteous; just].
13 Brothers and sisters [C fellow believers], do not ·be surprised [be amazed; wonder] ·when [or that; or if] ·the people of the world hate [L the world hates] you. 14 We know we have ·left death and have come into life [passed/crossed from death to life; John 5:24] because we love ·each other [L the brothers and sisters]. Whoever does not love ·is still dead [abides/remains/continues in death]. 15 Everyone who hates a brother or sister [C fellow believer] is a murderer [C because they have killed that person in their heart; Matt. 5:21–26], and you know that no murderers have eternal life [L abiding; remaining] in them. 16 This is how we know what real love is: ·Jesus [L he] ·gave [laid down] his life for us [John 15:13]. So we should ·give [lay down] our lives for our brothers and sisters [C fellow believers; John 15:12]. 17 Suppose someone has ·enough to live [L the world’s possessions/goods] and sees a brother or sister [C fellow believer] in need, but ·does not help [L closes off his heart/compassion from him]. ·Then God’s love is not living in that person [L How does God’s love abide/remain in him?]. 18 My children [2:1], we should love people not only ·with words and talk [L in word and tongue], but ·by our actions and true caring [or by showing true love through our actions; L in deed and truth].
Chinese Contemporary Bible Copyright © 1979, 2005, 2007, 2011 by Biblica® Used by permission. All rights reserved worldwide.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016
The Expanded Bible, Copyright © 2011 Thomas Nelson Inc. All rights reserved.