Wine Is a Mocker

20 Wine (A)is a mocker,
Strong drink is a brawler,
And whoever is led astray by it is not wise.

The [a]wrath of a king is like the roaring of a lion;
Whoever provokes him to anger sins against his own life.

(B)It is honorable for a man to stop striving,
Since any fool can start a quarrel.

(C)The lazy man will not plow because of winter;
(D)He will beg during harvest and have nothing.

Counsel in the heart of man is like deep water,
But a man of understanding will draw it out.

Most men will proclaim each his own [b]goodness,
But who can find a faithful man?

(E)The righteous man walks in his integrity;
(F)His children are blessed after him.

A king who sits on the throne of judgment
Scatters all evil with his eyes.

(G)Who can say, “I have made my heart clean,
I am pure from my sin”?

10 (H)Diverse weights and diverse measures,
They are both alike, an abomination to the Lord.

11 Even a child is (I)known by his deeds,
Whether what he does is pure and right.

12 (J)The hearing ear and the seeing eye,
The Lord has made them both.

13 (K)Do not love sleep, lest you come to poverty;
Open your eyes, and you will be satisfied with bread.

14 It is [c]good for nothing,” cries the buyer;
But when he has gone his way, then he boasts.

15 There is gold and a multitude of rubies,
But (L)the lips of knowledge are a precious jewel.

16 (M)Take the garment of one who is surety for a stranger,
And hold it as a pledge when it is for a seductress.

17 (N)Bread gained by deceit is sweet to a man,
But afterward his mouth will be filled with gravel.

18 (O)Plans are established by counsel;
(P)By wise counsel wage war.

19 (Q)He who goes about as a talebearer reveals secrets;
Therefore do not associate with one (R)who flatters with his lips.

20 (S)Whoever curses his father or his mother,
(T)His lamp will be put out in deep darkness.

21 (U)An inheritance gained hastily at the beginning
(V)Will not be blessed at the end.

22 (W)Do not say, “I will [d]recompense evil”;
(X)Wait for the Lord, and He will save you.

23 Diverse weights are an abomination to the Lord,
And dishonest scales are not good.

24 A man’s steps are of the Lord;
How then can a man understand his own way?

25 It is a snare for a man to devote rashly something as holy,
And afterward to reconsider his vows.

26 (Y)A wise king sifts out the wicked,
And brings the threshing wheel over them.

27 (Z)The spirit of a man is the lamp of the Lord,
Searching all the [e]inner depths of his heart.

28 (AA)Mercy and truth preserve the king,
And by [f]lovingkindness he upholds his throne.

29 The glory of young men is their strength,
And (AB)the splendor of old men is their gray head.

30 Blows that hurt cleanse away evil,
As do stripes the [g]inner depths of the heart.

Footnotes

  1. Proverbs 20:2 Lit. fear or terror, produced by the king’s wrath
  2. Proverbs 20:6 Lit. mercy
  3. Proverbs 20:14 Lit. evil, evil
  4. Proverbs 20:22 repay
  5. Proverbs 20:27 Lit. rooms of the belly
  6. Proverbs 20:28 mercy
  7. Proverbs 20:30 Lit. rooms of the belly

Spreuken van Salomo (vervolg)

20 Van drank word je overmoedig en lawaaiig.
Als je te veel drinkt, ben je een dwaas.

De woede van een koning is zo dreigend als het brullen van een leeuw.
Als je hem kwaad maakt, breng je je eigen leven in gevaar.

Het eert een mens als hij ruzies vermijdt.
Maar een dwaas doet met elke ruzie mee.

Omdat de winter al begint, wil een lui mens zijn akker niet meer omploegen.
Maar in de oogsttijd vraagt hij zich af waarom er niets valt te oogsten.

Goede raad zit diep in het hart, als water in een diepe put.
Maar als je wijs bent, weet je die toch naar boven te halen.

Iedereen beweert van zichzelf dat hij een goed mens is.
Maar een echt betrouwbaar mens – waar is die te vinden?

Een rechtvaardig mens is altijd eerlijk.
Dat is een zegen voor zijn kinderen.

Een goede koning die rechtspreekt
weet met één blik waar het kwaad zit.

Geen mens kan zeggen: "Ik heb een zuiver geweten.
Ik ben nog nooit ongehoorzaam geweest aan God."

10 Bedrog door met een onzuivere meetstok te meten
of met valse gewichten te wegen –
de Heer haat het allebei.

11 Ook aan een kind kun je zien of het goed en eerlijk is.
Je kan het zien aan wat het doet.

12 Oren die horen en ogen die zien
zijn allebei door de Heer gemaakt.

13 Verslaap je tijd niet, want dan word je arm.
Sta vroeg op, dan heb je eten genoeg.

14 "Waardeloos! Slechte rommel!" roept de koper.
Maar als hij weggaat, is hij tevreden dat hij voordelig zaken heeft gedaan.

15 Goud en edelstenen zijn er in overvloed.
Maar verstandige woorden zijn zeldzaam en kostbaar.

16 Pak de mantel af van iemand die borg is gaan staan voor een onbekende.
Geef die mantel als onderpand aan mensen die je niet kent.

17 Oneerlijk verdiend brood smaakt heerlijk.
Maar later lijkt het of je een mond vol grind hebt.

18 Alleen door goede raad van anderen ontstaan goede plannen.
Begin dus ook de oorlog pas na goed overleg.

19 Mensen die graag roddelen, verraden geheimen.
Ga dus niet met zulke mensen om, ook al is het verleidelijk om naar hen te luisteren.

20 Als je je vader of moeder vervloekt,
zal je leven uitgedoofd worden als een olielamp in de nacht.

21 Als je je erfenis te snel opeist,[a]
zal dat uiteindelijk niets goeds brengen.

22 Zeg niet: "Ik zal wraak nemen."
Vertrouw op de Heer. Hij zal voor je opkomen.

23 De Heer haat het als je oneerlijke gewichten gebruikt.
Het is verkeerd als je met je weegschaal de mensen bedriegt.

24 De Heer leidt je leven.
Hoe zou je kunnen begrijpen waar je weg heenvoert?

25 Het is dom om te haastig iets aan God te beloven
en je daarna pas af te vragen of je je belofte wel kan houden.

26 Een wijze koning ontdekt de misdadigers.
Hij zal ze zonder genade straffen.

27 De Heer heeft je een geweten gegeven om je te leiden.
Je geweten is een lamp die je laat zien wat er in het diepst van je hart is.

28 Goedheid en waarheid beschermen de koning.
Want alleen daardoor zal hij lang regeren.

29 Jonge mannen zijn trots op hun kracht.
Oude mensen zijn trots op hun hoge leeftijd.

30 Bloedige striemen genezen een slecht mens van het verlangen om slechte dingen te doen.
Stokslagen slaan de slechtheid uit zijn hart.

Footnotes

  1. Spreuken 20:21 Vergelijk dit met Lukas 15:11 en 12.