Add parallel Print Page Options

立约的使者快临

万军之耶和华说:“看哪!我派我的使者,在我前面预备道路;你们所寻求的主,必忽然进入他的殿;你们所爱慕立约的使者,就要来到。” 可是,他来的日子,谁能当得起呢?他显现的时候,谁能站立得住呢?因为他像炼金之人的火,又像漂布之人的碱。 他必坐着,像熬炼和洁净银子的人;他必洁净利未人,炼净他们像炼净金银一样。这样,他们就会凭公义献礼物给耶和华。 那时,犹大和耶路撒冷所献的礼物,必蒙耶和华悦纳,正如古时的日子,也像往昔之年一样。 万军之耶和华说:“我必临近你们施行审判;我要快快指证那些行邪术的、犯奸淫的、起假誓的、在工钱上欺压雇工的、欺压孤儿寡妇的、屈枉寄居的和不敬畏我的。”

万军之耶和华说:“因为我耶和华是不改变的,所以你们雅各的子孙也不会灭没。

当纳十分之一

“从你们列祖的日子以来,你们就偏离了我的律例而不遵守。现在你们要转向我,我就必转向你们。你们还问:‘我们要怎样回转呢?’ 人怎可抢夺 神之物呢?你们却抢夺属我之物,竟还问:‘我们抢夺了你的甚么呢?’就是抢夺了当纳的十分之一和当献的祭物。 你们要受严厉的咒诅,因你们全国的人都抢夺了属我之物。” 10 万军之耶和华说:“你们要把当纳的十分之一,全部送入仓库,使我家中有粮;藉此试验我,看我是不是为你们敞开天窗,把福气倒给你们,直到充足有余呢。” 11 万军之耶和华说:“我必为你们斥责那吞吃者,不容他毁坏你们地上的果实,也不让你们田间的葡萄在未熟以先就掉下来。” 12 万军之耶和华说:“万国都要称你们为有福,因为你们的地必成为喜乐之地。”

指摘以色列狂傲自大

13 耶和华说:“你们用无礼的话顶撞我。你们还问:‘我们用甚么话顶撞了你呢?’ 14 你们说:‘事奉 神是白费的;遵守他的吩咐,在万军之耶和华面前哀痛而行,有甚么益处呢? 15 现在我们称骄傲的人为有福,作恶的人得建立;他们虽然试探 神,却得以逃脱。’”

敬畏耶和华的必蒙怜恤

16 那时,敬畏耶和华的人彼此谈论,耶和华也留意细听;在他面前有记录册,记录那些敬畏耶和华和思念他名的人。 17 万军之耶和华说:“在我施行作为的日子,他们要属我,作特别的产业;我必怜恤他们,好象人怜恤那服事自己的儿子一样。 18 那时,你们就要再看出义人与恶人、事奉 神的人和不事奉他的人之间有甚么分别。”

Uiteindelijk zal God het kwaad uit zijn volk weghalen (vervolg)

De Heer zegt: "Let op! Ik stuur mijn boodschapper voor Mij uit. Hij zal voor Mij de weg banen. En plotseling zal de Engel van het verbond, naar wie jullie zo verlangen, naar zijn tempel komen. Let op, Hij komt eraan, zegt de Heer van de hemelse legers."

Maleachi zegt: Maar wie zal in leven kunnen blijven wanneer Hij komt? Want Hij zal zijn als het vuur waarin goud wordt gezuiverd, en als de bijtende zeep waarmee wol vetvrij wordt gemaakt. Zoals iemand goud en zilver in de oven smelt en zuivert, zo zal Hij gaan zitten en de zonen van Levi zuiveren.[a] Dan zullen ze de Heer offers brengen op een manier waar Hij blij mee is. Dan zal de Heer weer genieten van de offers van Juda en van Jeruzalem. Net als vroeger.

God verlangt gehoorzaamheid

De Heer zegt: "Ik kom over jullie rechtspreken. Ik klaag jullie aan. Want jullie doen aan toverij. Jullie zijn ontrouw aan jullie man of vrouw. Jullie zweren van alles tegen de rechters, maar het zijn leugens. Jullie betalen de arbeiders veel te weinig loon. Jullie behandelen de weduwen, de weeskinderen en de vreemdelingen slecht. Jullie hebben geen enkel ontzag voor Mij, zegt de Heer van de hemelse legers.

Let op, Ik, de Heer, verander niet. Daarom zijn jullie niet totaal vernietigd, volk van Jakob! Net als jullie voorouders zijn jullie altijd ongehoorzaam geweest aan mijn wetten en leefregels. Nooit hebben jullie je eraan willen houden. Kom nu bij Mij terug! Dan zal Ik ook bij jullie terugkomen, zegt de Heer van de hemelse legers. Maar jullie vragen: 'Bij U terugkomen? Wat bedoelt U daarmee?'

Ik bedoel dat jullie niet doen wat Ik zeg. Mag bijvoorbeeld een mens God beroven? Nee, maar toch beroven jullie Mij. Jullie vragen: 'Beroven wij U? Wat bedoelt U?' Jullie geven Mij niet de gaven waar Ik recht op heb.[b] Jullie zijn vervloekt, omdat jullie allemaal Mij zo dus beroven. 10 Breng liever alle gaven waar Ik recht op heb naar de voorraadkamer van mijn tempel, namelijk het tiende deel van jullie oogsten. Dan zullen mijn priesters te eten hebben.[c] Probeer het maar. Dan zullen jullie zien dat Ik ervoor zal zorgen dat het goed met jullie gaat. Ik zal voldoende regen geven, zodat jullie grote oogsten zullen hebben. De oogsten zullen zó groot zijn, dat het allemaal niet meer in jullie schuren past. 11 En Ik zal jullie beschermen tegen de sprinkhanen. Dan zullen die niet meer jullie graanoogsten vernielen. En Ik zal ervoor zorgen dat er aan jullie wijnstruiken prachtige druiventrossen groeien. 12 Alle volken zullen jullie prijzen als ze zien hoe goed het met jullie land gaat, zegt de Heer van de hemelse legers."

God beloont de mensen die leven zoals Hij het wil

13 De Heer zegt: "Jullie zeggen slechte dingen over Mij. Maar jullie vragen: 'Wat hebben we dan voor slechts over U gezegd?' 14 Dit: jullie zeggen 'Het heeft geen nut om God te dienen. Wat hebben we er aan als we ons aan zijn wetten en leefregels houden? Wat heeft het voor zin om Hem te laten zien dat we ergens spijt van hebben? Wat heeft het voor nut om in rouwkleren rond te lopen? 15 Het gaat prima met de mensen die zich niets van de Heer aantrekken. Het gaat goed met slechte mensen. Zelfs als ze de Heer uitdagen, gebeurt hun niets.' 16 De mensen die ontzag voor Mij hebben, spreken hier met elkaar over. Ze zeggen: 'De Heer luistert naar wat er gezegd wordt. En Hij schrijft de namen op van de mensen die ontzag voor Hem hebben. Hij schrijft ze op in een boek.'

17 De Heer zegt: Die mensen die in mijn boek opgeschreven staan, zullen van Mij zijn op de dag dat Ik over de mensen ga rechtspreken. Ik zal goed voor hen zijn en hen vergeven. Net zoals een vader goed is voor een zoon die hem graag gehoorzaam wil zijn. Hij vergeeft zijn zoon wat hij verkeerd heeft gedaan. 18 Dan zullen jullie zien dat er toch verschil is tussen mensen die leven zoals Ik het wil, en mensen die zich niets van Mij aantrekken. Tussen mensen die Mij dienen, en mensen die Mij niet willen dienen. (lees verder)

Footnotes

  1. Maleachi 3:3 De 'zonen van Levi' zijn de priesters en de Levieten.
  2. Maleachi 3:8 Hiermee worden alle offers en gaven bedoeld die de Israëlieten volgens de regels van de wet naar de tempel moesten brengen. Ze staan beschreven in het bijbelboek LEVITICUS.
  3. Maleachi 3:10 Een deel van alle offers en een tiende deel van alles wat er geoogst werd, was voor de priesters. Lees Deuteronomium 14:28 en 29.

Hineni, I will send malachi, and he shall prepare the Derech before me: and HaAdon (the L-rd [Moshiach] Zech 4:14), whom ye seek, shall suddenly come to His Heikhal, even the Malach HaBrit, in whom ye have chafetz (delight): hinei, He is coming, saith Hashem Tzva’os.

But who may abide the Yom Bo’o (day of His coming)? Who shall stand when He appeareth? For He is like a refiner’s eish, and like fullers’ soap:

And He shall sit as a refiner and purifier of kesef; and He shall purify the Bnei Levi, and purge them as zahav and kesef, that they may offer unto Hashem an offering in tzedakah.

Then shall the offering of Yehudah and Yerushalayim be pleasing unto Hashem, as in the yamei olam (days of old), and as in shanim kadmoniyyot (former years).

And I will come near to you for mishpat; and I will be a swift ed (witness) against the mekhashfim (sorcerers), and against the mena’afim (adulterers), and against false swearers, and against those that oppress the hireling in his wages, the almanah (widow), and the fatherless, and that turn aside the ger from his right, and fear not Me, saith Hashem Tzva’os.

For I am Hashem, I change not; therefore ye Bnei Ya’akov are not consumed.

Even from the yamei avoteichem ye are gone away from Mine chukkim, and have not been shomer over them. Return unto Me, and I will return unto you, saith Hashem Tzva’os. But ye said, Wherein shall we return?

Will a man rob G-d? Yet ye have robbed Me [Ex 20:15]. But ye say, Wherein have we robbed Thee? In ma’aser (tithes) and terumah (offerings, contributions).

Ye are cursed with a me’erah (curse); for ye have robbed Me, even this whole Goy (nation).

10 Bring ye kol hama’aser (all the tithes) into the Beis HaOtzar (House of the Treasury), that there may be teref (food) in Mine Beis [Hamikdash], and prove Me now herewith, saith Hashem Tzva’os, if I will not open you the windows of Shomayim, and pour you out a brocha, that there shall not be room enough to receive it.

11 And I will rebuke the devourer for your sakes, and he shall not destroy the p’ri ha’adamah; neither shall your gefen cast her fruit before the time in the sadeh, saith Hashem Tzva’os.

12 And kol HaGoyim shall call you blessed; for ye shall be an Eretz Chefetz, saith Hashem Tzva’os.

13 Your devarim have been harsh against Me, saith Hashem. Yet ye say, What have we spoken so much against Thee?

14 Ye have said, Avod Elohim is vain; and what profit is it that we have been shomer over His mishmeret, and that we have walked as mourners before Hashem Tzva’os?

15 And now we call the zedim (proud) happy; yea, they that work rishah (wickedness) are set up; yea, they that tempt Elohim even go free.

16 Then they that feared Hashem spoke often one to another; and Hashem paid heed, and heard it, and a Sefer Zikaron (book of remembrance) was written before Him for them that feared Hashem, and that meditated upon Shmo (His Name).

17 And they shall be Mine, saith Hashem Tzva’os, in that Yom when I make up My segullah (special treasure, possession); and I will spare them, as a man spareth his own ben haoved oto (son that serveth him).

18 Then shall ye return, and discern between the tzaddik and the rasha, between oved Elohim (him that serveth G-d) and him that serveth Him not.