Exodus 12
Het Boek
De instelling van Pesach
12 Voordat Mozes en Aäron voor de laatste keer naar de farao gingen, had de Here tegen hen gezegd: 2 ‘Voortaan zal deze maand de eerste maand van het Israëlitische jaar zijn. 3 Vertel alle Israëlieten dat op de tiende dag van deze maand elk gezin een lam of een bokje moet nemen, elk gezin één. 4 Als het een klein gezin is, kan het met een ander klein gezin samen een lam nemen. Dat hangt af van het aantal gezinsleden, want het lam moet wel helemaal worden opgegeten. 5 Het mag geen enkel gebrek hebben en het moet mannelijk en een jaar oud zijn. Het mag ook een bokje zijn. 6 Tegen de avond van de veertiende dag van de maand moeten alle Israëlieten de dieren slachten. 7 Het bloed moeten ze strijken aan de posten van de voordeur van het huis waar zij eten. 8 Die nacht moet iedereen geroosterd vlees eten, met ongezuurd brood en bittere kruiden. 9 Het vlees mag niet rauw of gekookt worden gegeten. Rooster het boven het vuur met de kop, de poten en de ingewanden erbij. 10 Al het vlees moet diezelfde nacht worden opgegeten. Als er toch iets overblijft, moet dat de volgende morgen worden verbrand. 11 Het moet een haastige maaltijd zijn, iedereen moet klaar staan om op reis te gaan. De sandalen aan en de wandelstaf in de hand. Het is een Pesach (Voorbijgang) voor de Here. 12 Want Ik zal deze nacht door Egypte gaan en alle eerstgeborenen van mens en dier doden. Ik zal de afgoden van Egypte vernederen, Ik, de Here. 13 Het bloed aan de deurposten zal voor Mij het teken zijn dat daar Israëlieten zijn. Als Ik het bloed zie, sla Ik dát huis over. Uw eerstgeborenen zullen niet het slachtoffer worden van de straf die Ik Egypte ga opleggen.
14 Voortaan moet u deze gebeurtenis elk jaar herdenken. Dit voorschrift blijft altijd van kracht, ook voor toekomstige generaties. 15 Zeven dagen lang moet u ongezuurd brood eten. Op de eerste dag van het feest moet iedereen het zuurdeeg weggooien, zodat niemand iets gezuurds kan eten. Degene die dat wel doet, moet uit het volk worden verstoten. 16 Op de eerste en de zevende dag van het feest moet u voor een eredienst bijeenkomen en op die dagen mag niemand werken. Alleen het klaarmaken van eten is dan toegestaan.
17 Dit jaarlijkse Feest van de Ongezuurde Broden zal een herinnering zijn aan deze dag, de dag dat Ik u uit het land Egypte heb geleid. Het is mijn eeuwigdurende wet dat u deze dag van generatie op generatie zult vieren. 18 Van de avond van de veertiende dag van de maand tot de avond van de eenentwintigste dag van de maand mag alleen ongezuurd brood worden gegeten. 19 Gedurende deze zeven dagen mag niemand zuurdeeg in huis hebben, iedereen die in die tijd toch iets gezuurds eet, moet worden verdreven uit de gemeenschap van Israël. Dit geldt zowel voor buitenlanders die bij u wonen als voor de mensen die tot het volk Israël zelf behoren. 20 Ik herhaal: gedurende die zeven dagen mag niemand iets gezuurds eten, alleen ongezuurd brood is toegestaan.’
21 Mozes riep de leiders van Israël bijeen en zei tegen hen: ‘Haal voor elk gezin één lam of een bokje uit uw kudden en slacht dit. 22 Vang het bloed op in een schaal, doop daar een bosje hysop in en strijk daarmee het bloed aan de posten van jullie huisdeuren. Daarna mag niemand het huis verlaten tot de morgen aanbreekt. 23 De Here gaat vannacht door Egypte om zijn bewoners te straffen. Als Hij echter het bloed aan de deurposten ziet, zal Hij dat huis voorbij gaan en de doodsengel niet toestaan naar binnen te gaan om de eerstgeborene te doden.
24 Vergeet het niet: dit zijn voorschriften die blijvend van kracht zijn voor u en voor uw kinderen. 25 Als u bent aangekomen in het land dat de Here ons gaat geven, moet u dit elk jaar herhalen. 26 En als uw kinderen dan vragen: “Waarom doet u dat?”, 27 dan moet u antwoorden: “Het is een Pesach-offer voor de Here, die in Egypte onze huizen voorbij ging, toen Hij de Egyptenaren strafte.” ’ Toen knielden alle aanwezigen en bogen hun hoofd voor de Here. 28 De Israëlieten voerden de opdrachten uit die de Here hun door Mozes en Aäron had gegeven.
29 Rond middernacht doodde de Here iedere eerstgeborene in Egypte, van de zoon van de farao tot de zoon van de gevangene in de kerker en ook van het vee. 30 De farao, zijn dienaren en het hele volk stonden ʼs nachts op, door het hele land kon men de rouwklachten horen, want er was geen huis waar geen dode te betreuren was.
31 Nog diezelfde nacht ontbood de farao Mozes en Aäron en zei: ‘Verlaat ons land! U en uw volk moeten vertrekken. 32 Neem uw kleinvee en uw runderen ook mee, maar vertrek in elk geval! En bid tot uw God voor mij en mijn land.’ 33 Ook de andere Egyptenaren drongen er bij de Israëlieten op aan dat zij het land snel zouden verlaten. Zij waren bang dat zij allemaal zouden sterven. 34 Toen namen de Israëlieten hun ongezuurde deeg, wikkelden de baktroggen in hun kleren en namen deze op de schouder. 35 Zij gehoorzaamden het bevel van Mozes en vroegen de Egyptenaren om goud, zilver en kleren. 36 De Here zorgde ervoor dat de Egyptenaren hen gunstig gezind waren en hun eisen inwilligden. Zo bleef het Egyptische volk berooid achter!
37 Daarna verlieten de Israëlieten Rameses en trokken lopend naar Sukkot. Het was een menigte van zeshonderdduizend mensen, vrouwen en kinderen niet meegerekend! 38 Daarbij kwam ook nog een aantal mensen van niet-Joodse afkomst en bovendien al het vee. 39 Van het deeg dat zij hadden meegenomen, bakten zij ongezuurde broden. Door hun overhaaste vertrek hadden zij geen eten voor onderweg kunnen klaarmaken.
40 De zonen van Jakob en hun nakomelingen hadden vierhonderddertig jaar in Egypte gewoond 41 en op de laatste dag van dat vierhonderddertigste jaar verliet het volk van de Here Egypte. 42 Deze nacht koos de Here om zijn volk uit het land Egypte te leiden. Voortaan werd deze nacht elk jaar gevierd ter ere van de Here.
43 De Here zei tegen Mozes en Aäron: ‘Dit zijn de regels voor de viering van Pesach, het Paasfeest. Geen enkele vreemdeling mag van het lam eten. 44 Dat geldt ook voor de slaaf die iemand heeft gekocht, maar die nog onbesneden is. 45 Buitenlanders en gehuurde werkkrachten mogen er ook niet van eten. 46 Het lam moet worden gegeten in het huis waar het klaargemaakt is, en mag niet naar buiten worden gebracht. Ook mogen de botten niet worden gebroken. 47 Het hele volk moet dit feest vieren. 48 Als er een buitenlander bij u woont, moeten eerst al zijn mannelijke huisgenoten worden besneden. Als dat is gebeurd, hoort hij erbij en mag hij het feest meevieren. Maar een onbesnedene mag er niet van eten. 49 Een en dezelfde wet geldt zowel voor de geboren Israëliet als voor de vreemdeling die bij het volk woont.’
50 Het volk Israël gehoorzaamde de bevelen van de Here die Hij aan Mozes en Aäron had gegeven. 51 Die dag leidde de Here het volk Israël uit Egypte weg.
Familie na familie passeerde de landsgrenzen.
出埃及記 12
Chinese Contemporary Bible (Traditional)
逾越節
12 耶和華在埃及對摩西和亞倫說: 2 「從現在開始,你們要以這個月為一月,為一年之首。 3 你要向以色列全體會眾宣佈,本月的第十日,每家都要預備一隻羊羔,一家一隻。 4 倘若家人太少,吃不了一隻,可以跟最近的鄰居共享一隻,你們要按人數和各人的食量預備羊羔。 5 羊羔必須是毫無殘疾、一歲的公綿羊或公山羊。 6 全體會眾要把羊留到本月十四日,在黃昏時分宰殺, 7 然後取點血塗在房子的門框和門楣上,全家要在房子裡吃羊肉。 8 當晚,你們要用火把羊肉烤熟,與無酵餅和苦菜一起吃。 9 不可吃生羊肉,也不可煮著吃,要把整隻羊,連頭帶腿和內臟一併烤著吃。 10 不可把肉留到早晨,留到早晨的肉要燒掉。 11 你們吃的時候,要束腰、穿鞋、手中拿杖,要趕快吃,這是耶和華的逾越節。
12 「因為那一夜我要巡遍埃及,把境內所有長子和頭生的牲畜全都殺掉,也要嚴懲埃及所有的神明。我是耶和華。 13 塗在你們房屋上的血是一個記號,我見到這血就會越過你們。我擊打埃及的時候,那災禍不會落到你們身上。 14 你們要記住這一天,守為耶和華的節期,作為世世代代永遠的定例。
除酵節
15 「七天之內你們都要吃無酵餅。第一天,要清除家中所有的酵。任何人若在這七天當中吃有酵的餅,要將他從以色列人中剷除。 16 在節期的第一天和第七天,你們都要招聚百姓舉行聖會。這兩天所有人都不得工作,除了預備各人要吃的以外,不可做任何工。 17 你們要守這無酵節,因為我在這天把你們大隊人馬從埃及領了出來。你們要守這節期,作為世世代代永遠的定例。 18 從一月十四日晚上開始,直到二十一日晚上,你們都要吃無酵餅。 19 在這七天內,你們屋裡不能有酵。任何人若吃了有酵的東西,不論他是寄居者還是本地人,要將他從以色列會眾中剷除。 20 無論你們住在哪裡都要吃無酵餅,不能吃有酵的食物。」
21 於是,摩西召集以色列的眾長老,對他們說:「你們家家戶戶都要挑選羊羔,把這逾越節的羊羔宰了。 22 拿一把牛膝草蘸盆裡的血,把血塗在門框和門楣上。天亮前,你們不可踏出門外。 23 因為耶和華要巡行各地,擊殺埃及人,祂看見你們的門框和門楣上有血,就必越過你們的家門,不讓滅命者進你們家殺人。 24 這是你們世世代代都要遵守的定例。 25 你們進入耶和華應許給你們的地方以後,要守這逾越節。 26 你們的兒女問你們守這節期的意義時, 27 你們就說,『這是獻給耶和華逾越節的祭,因為我們從前在埃及時,祂擊殺埃及人,卻越過以色列人所住的房子,救了我們各家。』」百姓聽了摩西這番話,都低頭下拜。 28 耶和華怎麼吩咐摩西和亞倫,以色列人就照樣遵行。
29 到了半夜,耶和華把所有埃及人的長子都殺了,包括坐王位的法老的長子、牢中囚犯的長子和一切頭生的牲畜。 30 晚上,法老及其臣僕和所有埃及人都驚醒了,到處都是哭號聲,因為沒有一家不死人的。 31 法老連夜召見摩西和亞倫,對他們說:「你們和以色列人走吧,離開我的人民。就照你們的要求,去事奉耶和華吧! 32 照你們的要求,把所有的牛羊都帶走吧!也要為我祝福。」 33 埃及人催促以色列人趕快離開埃及,因為他們說:「我們都要死了。」 34 於是,以色列百姓就把沒有酵的麵團放在揉麵盆裡,用衣服包起來扛在肩上, 35 又遵照摩西的吩咐向埃及人索取金器、銀器和衣服。 36 耶和華使埃及人恩待以色列人,他們要什麼,埃及人就給什麼。這樣,以色列人奪取了埃及人的財富。
37 以色列百姓從埃及的蘭塞啟行,前往疏割,婦女孩童不算在內,單是步行的男子就有六十萬, 38 同行的還有許多外族人和大群的牛羊。 39 他們用從埃及帶出來的麵團烤成無酵餅,麵團沒有酵,因為他們被催促離開埃及,沒有時間準備食物。 40 以色列人在埃及共住了四百三十年, 41 正好滿了四百三十年的那一天,耶和華帶領以色列大隊人馬離開了埃及。 42 那天晚上是耶和華把祂的子民帶出埃及之夜,因此以後世世代代的以色列人都要在那日守夜,以尊崇耶和華。
43 耶和華對摩西和亞倫說:「以下是逾越節的條例。
「所有外族人都不可吃逾越節的羊羔, 44 但那些買來的奴隸若接受了割禮,就可以吃。 45 寄居的外族人和雇用的工人不可吃。 46 你們吃的時候,應當在房子裡吃,不得把肉帶到外面去,也不可折斷羊羔的一根骨頭。 47 以色列全體會眾都要守這節期。 48 跟你們住在一起的外族人如果想為耶和華守逾越節,他全家的男子都必須接受割禮,這樣才可以像以色列人一樣守逾越節,但沒有接受割禮的人絕不可吃逾越節的羊羔。 49 本地人和在你們中間寄居的外族人都要遵守這規矩。」
50 耶和華怎樣吩咐摩西和亞倫,以色列百姓都遵命而行。 51 就在那一天,耶和華帶領以色列大隊人馬離開了埃及。
Exodus 12
New International Version
The Passover and the Festival of Unleavened Bread(A)
12 The Lord said to Moses and Aaron in Egypt, 2 “This month is to be for you the first month,(B) the first month of your year. 3 Tell the whole community of Israel that on the tenth day of this month each man is to take a lamb[a](C) for his family, one for each household.(D) 4 If any household is too small for a whole lamb, they must share one with their nearest neighbor, having taken into account the number of people there are. You are to determine the amount of lamb needed in accordance with what each person will eat. 5 The animals you choose must be year-old males without defect,(E) and you may take them from the sheep or the goats. 6 Take care of them until the fourteenth day of the month,(F) when all the members of the community of Israel must slaughter them at twilight.(G) 7 Then they are to take some of the blood(H) and put it on the sides and tops of the doorframes of the houses where they eat the lambs. 8 That same night(I) they are to eat the meat roasted(J) over the fire, along with bitter herbs,(K) and bread made without yeast.(L) 9 Do not eat the meat raw or boiled in water, but roast it over a fire—with the head, legs and internal organs.(M) 10 Do not leave any of it till morning;(N) if some is left till morning, you must burn it. 11 This is how you are to eat it: with your cloak tucked into your belt, your sandals on your feet and your staff in your hand. Eat it in haste;(O) it is the Lord’s Passover.(P)
12 “On that same night I will pass through(Q) Egypt and strike down(R) every firstborn(S) of both people and animals, and I will bring judgment on all the gods(T) of Egypt. I am the Lord.(U) 13 The blood will be a sign for you on the houses where you are, and when I see the blood, I will pass over(V) you. No destructive plague will touch you when I strike Egypt.(W)
14 “This is a day you are to commemorate;(X) for the generations to come you shall celebrate it as a festival to the Lord—a lasting ordinance.(Y) 15 For seven days you are to eat bread made without yeast.(Z) On the first day remove the yeast from your houses, for whoever eats anything with yeast in it from the first day through the seventh must be cut off(AA) from Israel. 16 On the first day hold a sacred assembly, and another one on the seventh day. Do no work(AB) at all on these days, except to prepare food for everyone to eat; that is all you may do.
17 “Celebrate the Festival of Unleavened Bread,(AC) because it was on this very day that I brought your divisions out of Egypt.(AD) Celebrate this day as a lasting ordinance for the generations to come.(AE) 18 In the first month(AF) you are to eat bread made without yeast, from the evening of the fourteenth day until the evening of the twenty-first day. 19 For seven days no yeast is to be found in your houses. And anyone, whether foreigner(AG) or native-born, who eats anything with yeast in it must be cut off(AH) from the community of Israel. 20 Eat nothing made with yeast. Wherever you live,(AI) you must eat unleavened bread.”(AJ)
21 Then Moses summoned all the elders of Israel and said to them, “Go at once and select the animals for your families and slaughter the Passover(AK) lamb. 22 Take a bunch of hyssop,(AL) dip it into the blood in the basin and put some of the blood(AM) on the top and on both sides of the doorframe. None of you shall go out of the door of your house until morning. 23 When the Lord goes through the land to strike(AN) down the Egyptians, he will see the blood(AO) on the top and sides of the doorframe and will pass over(AP) that doorway, and he will not permit the destroyer(AQ) to enter your houses and strike you down.
24 “Obey these instructions as a lasting ordinance(AR) for you and your descendants. 25 When you enter the land(AS) that the Lord will give you as he promised, observe this ceremony. 26 And when your children(AT) ask you, ‘What does this ceremony mean to you?’ 27 then tell them, ‘It is the Passover(AU) sacrifice to the Lord, who passed over the houses of the Israelites in Egypt and spared our homes when he struck down the Egyptians.’”(AV) Then the people bowed down and worshiped.(AW) 28 The Israelites did just what the Lord commanded(AX) Moses and Aaron.
29 At midnight(AY) the Lord(AZ) struck down all the firstborn(BA) in Egypt, from the firstborn of Pharaoh, who sat on the throne, to the firstborn of the prisoner, who was in the dungeon, and the firstborn of all the livestock(BB) as well. 30 Pharaoh and all his officials and all the Egyptians got up during the night, and there was loud wailing(BC) in Egypt, for there was not a house without someone dead.
The Exodus
31 During the night Pharaoh summoned Moses and Aaron and said, “Up! Leave my people, you and the Israelites! Go, worship(BD) the Lord as you have requested. 32 Take your flocks and herds,(BE) as you have said, and go. And also bless(BF) me.”
33 The Egyptians urged the people to hurry(BG) and leave(BH) the country. “For otherwise,” they said, “we will all die!”(BI) 34 So the people took their dough before the yeast was added, and carried it on their shoulders in kneading troughs(BJ) wrapped in clothing. 35 The Israelites did as Moses instructed and asked the Egyptians for articles of silver and gold(BK) and for clothing.(BL) 36 The Lord had made the Egyptians favorably disposed(BM) toward the people, and they gave them what they asked for; so they plundered(BN) the Egyptians.
37 The Israelites journeyed from Rameses(BO) to Sukkoth.(BP) There were about six hundred thousand men(BQ) on foot, besides women and children. 38 Many other people(BR) went up with them, and also large droves of livestock, both flocks and herds. 39 With the dough the Israelites had brought from Egypt, they baked loaves of unleavened bread. The dough was without yeast because they had been driven out(BS) of Egypt and did not have time to prepare food for themselves.
40 Now the length of time the Israelite people lived in Egypt[b] was 430 years.(BT) 41 At the end of the 430 years, to the very day, all the Lord’s divisions(BU) left Egypt.(BV) 42 Because the Lord kept vigil that night to bring them out of Egypt, on this night all the Israelites are to keep vigil to honor the Lord for the generations to come.(BW)
Passover Restrictions
43 The Lord said to Moses and Aaron, “These are the regulations for the Passover meal:(BX)
“No foreigner(BY) may eat it. 44 Any slave you have bought may eat it after you have circumcised(BZ) him, 45 but a temporary resident or a hired worker(CA) may not eat it.
46 “It must be eaten inside the house; take none of the meat outside the house. Do not break any of the bones.(CB) 47 The whole community of Israel must celebrate it.
48 “A foreigner residing among you who wants to celebrate the Lord’s Passover must have all the males in his household circumcised; then he may take part like one born in the land.(CC) No uncircumcised(CD) male may eat it. 49 The same law applies both to the native-born and to the foreigner(CE) residing among you.”
50 All the Israelites did just what the Lord had commanded(CF) Moses and Aaron. 51 And on that very day the Lord brought the Israelites out of Egypt(CG) by their divisions.(CH)
Footnotes
- Exodus 12:3 The Hebrew word can mean lamb or kid; also in verse 4.
- Exodus 12:40 Masoretic Text; Samaritan Pentateuch and Septuagint Egypt and Canaan
2 Mose 12
Schlachter 1951
Passah - das Lamm
12 Und der Herr redete mit Mose und Aaron im Ägyptenland und sprach: 2 Dieser Monat soll euch der erste Monat sein, und von ihm sollt ihr die Monate des Jahres anheben. 3 Sagt der ganzen Gemeinde Israel und sprecht: Am zehnten Tage dieses Monats verschaffe sich jeder Hausvater ein Lamm, ein Lamm für jede Haushaltung; 4 wenn aber die Haushaltung zu klein ist für ein Lamm, so nehme er es gemeinsam mit seinem Nachbar, welcher zunächst bei seinem Haus wohnt; dabei sollen sie für das Lamm die Zahl der Seelen berechnen, je nachdem ein jeder zu essen vermag. 5 Dieses Lamm aber soll fehlerlos &vollkommen& sein, männlich und einjährig. Von den Lämmern und Ziegen sollt ihr es nehmen, 6 und sollt es behalten bis auf den vierzehnten Tag dieses Monats.
Und die ganze Versammlung der Gemeinde Israel soll es zwischen den Abendstunden[a] schächten. 7 Und sie sollen von dem Blut nehmen und beide Türpfosten und die Oberschwellen der Häuser, darin sie essen, damit bestreichen. 8 Und sollen so in derselben Nacht das Fleisch essen, am Feuer gebraten, mit ungesäuertem Brot; mit bitteren Kräutern sollen sie es essen. 9 Ihr sollt nichts davon roh essen, auch nicht im Wasser gesotten, sondern nur am Feuer gebraten, sein Haupt samt seinen Schenkeln und den innern Teilen; 10 und sollt nichts davon übriglassen bis zum andern Morgen. Wenn aber etwas übrigbleibt bis zum Morgen, sollt ihr es mit Feuer verbrennen. 11 So sollt ihr es aber essen: Um eure Lenden gegürtet, eure Schuhe an euren Füßen und eure Stäbe in euren Händen, und in Eile sollt ihr es essen; es ist des Herrn Passah[b].
12 Denn ich will in derselben Nacht durch Ägypten gehen und alle Erstgeburt in Ägypten schlagen, vom Menschen an bis auf das Vieh, und will an allen Göttern der Ägypter Gerichte üben, ich, der Herr. 13 Und das Blut soll euch zum Zeichen dienen an euren Häusern, darin ihr seid, daß, wenn ich das Blut sehe, ich an euch vorübergehe und euch die Plage nicht widerfahre, die euch verderbe, wenn ich die Ägypter schlagen werde.
Passah - die Erinnerungsfeier
14 Und dieser Tag soll euch zum Gedächtnis sein, und ihr sollt ihn feiern als ein Fest des Herrn in allen euren Geschlechtern; als ewige Ordnung sollt ihr ihn feiern. 15 Sieben Tage lang sollt ihr ungesäuertes Brot essen, darum sollt ihr am ersten Tag den Sauerteig aus euren Häusern entfernen. Denn wer gesäuertes Brot ißt vom ersten Tag an bis auf den siebenten Tag, dessen Seele soll ausgerottet werden aus Israel! 16 Ihr sollt aber am ersten Tag eine heilige Versammlung halten, desgleichen am siebenten Tag eine heilige Versammlung. Keine Arbeit sollt ihr tun; außer was zur Speise nötig ist für alle Seelen, das allein darf von euch besorgt werden.
17 Und beobachtet die Tage der ungesäuerten Brote! Denn eben an demselben Tag habe ich euer Heer aus Ägypten geführt; darum sollt ihr diesen Tag als ewige Ordnung beobachten in allen euren Geschlechtern. 18 Am vierzehnten Tag des ersten Monats, am Abend, sollt ihr ungesäuertes Brot essen bis an den einundzwanzigsten Tag des Monats, am Abend, 19 daß man sieben Tage lang keinen Sauerteig in euren Häusern finde. Denn wer gesäuertes Brot ißt, dessen Seele soll ausgerottet werden aus der Gemeinde Israel, er sei ein Fremdling oder Einheimischer im Land. 20 So esst kein gesäuertes, sondern ungesäuertes Brot in allen euren Wohnungen!
21 Und Mose berief alle Ältesten in Israel und sprach zu ihnen: Macht euch auf und nehmt euch Lämmer für eure Familien und schächtet das Passah! 22 Und nehmt einen Büschel Ysop und taucht ihn in das Blut im Becken und bestreicht mit diesem Blut im Becken die Oberschwelle und die zwei Türpfosten; und kein Mensch von euch gehe zu seiner Haustüre hinaus bis an den Morgen! 23 Denn der Herr wird umhergehen und die Ägypter schlagen. Und wenn er das Blut an der Oberschwelle und an den beiden Pfosten sehen wird, so wird er, der Herr, an der Tür vorübergehen und den Verderber nicht in eure Häuser kommen lassen, zu schlagen.
24 Und ihr sollt diese Verordnung beobachten als eine Satzung, welche dir und deinen Kindern auf ewig gilt! 25 Und wenn ihr in das Land kommt, das euch der Herr geben wird, wie er geredet hat, so haltet diesen Dienst. 26 Und wenn eure Kinder zu euch sagen werden: Was habt ihr da für einen Dienst? 27 So sollt ihr sagen: Es ist das Passah-Opfer des Herrn, der an den Häusern der Kinder Israel vorüberschritt in Ägypten, als er die Ägypter schlug und unsere Häuser errettete. 28 Da neigte sich das Volk und betete an. Und die Kinder Israel gingen hin und taten solches; wie der Herr Mose und Aaron geboten hatte, so taten sie.
Der Herr schlägt alle Erstgeburt in Ägypten - Der Auszug Israels
29 Und es begab sich zu Mitternacht, da schlug der Herr alle Erstgeburt in Ägypten, von dem ersten Sohn des Pharao, der auf dem Thron saß, bis auf den ersten Sohn der Gefangenen, die in dem Gefängnisse waren, auch alle Erstgeburt des Viehes.
30 Da stand der Pharao auf in derselben Nacht, er und alle seine Knechte und alle Ägypter; und es war ein großes Geschrei in Ägypten, denn es gab kein Haus, darin nicht ein Toter war. 31 Und er berief Mose und Aaron in der Nacht und sprach: Macht euch auf und zieht aus von meinem Volk, ihr und die Kinder Israel, und geht hin, dient dem Herrn, wie ihr gesagt habt! 32 Nehmt auch eure Schafe und eure Rinder mit euch, wie ihr gesagt habt, und geht hin und segnet mich auch!
33 Und die Ägypter drangen sehr in das Volk, daß sie dasselbe eilends aus dem Land trieben; denn sie sprachen: Wir sind alle des Todes! 34 Und das Volk trug seinen Teig, ehe er gesäuert war, nämlich ihre Backtröge in ihre Kleider gebunden, auf ihren Achseln. 35 Und die Kinder Israel taten, wie Mose sagte, und forderten von den Ägyptern silberne und goldene Geschirre und Kleider. 36 Dazu gab der Herr dem Volk bei den Ägyptern Gunst, daß sie ihrem Begehren willfahrten; und sie beraubten Ägypten.
Der Aufbruch
37 So zogen die Kinder Israel aus von Raemses nach Sukkot, bei sechshunderttausend Mann Fußvolk, die Kinder nicht inbegriffen. 38 Auch zogen mit ihnen viele Mischlinge und Schafe und Rinder und sehr viel Vieh. 39 Und sie machten aus dem Teig, den sie aus Ägypten brachten, ungesäuerte Kuchen; denn er war nicht gesäuert, weil sie aus Ägypten vertrieben wurden und nicht verziehen konnten; und sie hatten sich sonst keine Zehrung zubereitet.
40 Die Zeit aber, welche die Kinder Israel in Ägypten gewohnt haben, beträgt vierhundertunddreißig Jahre. 41 Als nun die vierhundertunddreißig Jahre verflossen waren, an eben diesem Tag ging das ganze Heer des Herrn aus Ägypten. 42 Darum wird diese Nacht dem Herrn gefeiert, weil er sie aus Ägypten geführt hat. Diese Nacht sollen alle Kinder Israel dem Herrn feiern, auch ihre künftigen Geschlechter.
Verordnungen zum Passah
43 Und der Herr sprach zu Mose und Aaron: Dies ist die Ordnung des Passah: Kein Fremder soll davon essen. 44 Wer aber ein um Geld erkaufter Knecht ist, den beschneide man; alsdann esse er davon. 45 Ein Beisasse und Taglöhner soll nicht davon essen.
46 In einem Haus soll man es essen. Ihr sollt vom Fleisch nichts vor das Haus hinaustragen, und kein Knochen werde ihm zerbrochen[c]. 47 Die ganze Gemeinde Israel soll es feiern.
48 Wo sich aber ein Fremdling bei dir aufhält und dem Herrn das Passah halten will, der beschneide alles, was männlich ist; und dann erst mache er sich herzu, daß er es feiere und sei wie ein Einheimischer des Landes; denn kein Unbeschnittener soll davon essen. 49 Einerlei Gesetz soll dem Einheimischen und dem Fremdling gelten, der unter euch wohnt.
50 Und alle Kinder Israel taten solches; wie der Herr dem Mose und Aaron geboten hatte, so taten sie; 51 aber der Herr führte an eben diesem Tag die Kinder Israel nach ihren Heerscharen aus Ägypten.
Footnotes
- 2 Mose 12:6 vermutlich zwischen Sonnenuntergang und Einbruch der Nacht
- 2 Mose 12:11 bed. verschonendes Vorübergehen
- 2 Mose 12:46 vg. Jh 19:36
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
Holy Bible, New International Version®, NIV® Copyright ©1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica, Inc.® Used by permission. All rights reserved worldwide.
NIV Reverse Interlinear Bible: English to Hebrew and English to Greek. Copyright © 2019 by Zondervan.
Copyright © 1951 by Geneva Bible Society
