Add parallel Print Page Options

行恶的人劫运难逃

10 那些制定奸恶律例的,

和那些记录诡诈判语的,有祸了!

他们想藉此屈枉穷乏人的公义,

剥夺我子民中困苦人的权利,

使寡妇作了他们的掠物,

使孤儿作了他们的掳物。

到降罚的日子,有灾祸从远方来到,

那时你们要怎样行呢?

你们可以向谁逃奔求助呢?

你们可以把你们的财宝撇在哪里呢?

你们只能屈身在被掳的人中间,

或是仆倒在被杀的人中间。

虽然这样,耶和华的怒气还没有转消,

他的手仍然伸出。

亚述是 神惩治子民的工具

亚述啊!我怒气的棍子,有祸了。

他们手中拿着我忿怒的杖。

我要差派他去攻击一个不敬虔的国,

吩咐他去攻击我恼怒的子民,

掳去掠物,抢夺掳物,

把他们践踏,像街上的泥土一样。

但亚述并没有这样想过,

他心里也没有这样打算;

他心里倒想毁灭、

剪除多国。

因为他说:“在我手下的众领袖不都是王吗?

迦勒挪不是像迦基米施吗?

哈玛不是像亚珥拔吗?

撒玛利亚不是像大马士革吗?

10 我的手伸展到这些充满偶像的国,

他们雕刻的像比耶路撒冷和撒玛利亚的还多。

11 我怎样对待撒玛利亚和其中的偶像,

不也照样对待耶路撒冷和其中的偶像吗?”

 神惩罚亚述

12 主在锡安山和耶路撒冷成全了他一切工作的时候,他必说:我要惩罚亚述王自大的心所结的果子,和他眼目高傲的态度。 13 因为他说:

“我靠着我手的能力和我的智慧行事,

因为我很聪明;

我挪移了列国的地界,

抢夺了他们积蓄的财宝,

并且我像个勇士般使他们的居民全都俯伏下来。

14 我的手伸到列国的财宝那里,好象抓到鸟窝一样;

我取得了全地,好象人拾起被弃的雀蛋;

没有动翅膀的,没有张嘴的,也没有鸣叫的。”

15 斧头怎可以向用斧头砍木的人自夸呢?

锯子怎可以向拉锯的人自大呢?

好比棍能挥动那举起棍的,

又好比杖举起那不是木头的。

16 因此,主万军之耶和华必打发令人消瘦的病临到亚述王肥壮的军人中间,

在他的荣耀之下必燃起火焰,如同火烧一样。

17 以色列的光必变成火,他的圣者必成为火焰;

在一日之间把亚述王的荆棘和蒺藜焚烧与吞灭。

18 又把他树林和丰盛果园的荣美全部灭尽,包括灵魂和身体,好象一个患病的人渐渐虚弱一样。

19 他林中剩下的树,数目必定稀少,

连小孩子也能把它们的数目写下来。

余民必获救脱离亚述的轭

20 到那日,以色列的余民和雅各家逃脱的人,必不再倚靠那击打他们的,却要诚实地倚靠耶和华以色列的圣者。

21 那些余民,就是雅各家的余民,

必回转归向大能的 神。

22 以色列啊!你的人民虽然像海沙那样多,却只有余剩的人可以归回,

因为灭绝的事已经定了,公义必如洪水泛滥。

23 主万军之耶和华必在全地之中,作成已定的毁灭之事。

24 因此,主万军之耶和华这样说:“我的子民、锡安的居民哪!亚述人虽然用棍击打你们,又像埃及一样举杖攻击你们,你们却不要怕他们。 25 因为还有短暂的时候,我向你们发的恼怒就要完结,我的怒气要转向他们,使他们灭亡。” 26 万军之耶和华必兴起鞭子攻击他们,好象在俄立盘石那里击杀米甸人一样;他的杖要伸到海上,他必把杖举起,像在埃及一样。 27 到那日,亚述人的重压必从你们的肩头上挪开,他们的轭必离开你们的颈项;那轭必因肥壮的缘故折断。

28 亚述人来到亚叶,

经过米矶仑;

在密抹存放军队行装。

29 他们过了隘口,

在迦巴住宿;

拉玛人战兢,扫罗的基比亚人逃跑。

30 迦琳的居民哪,高声叫喊吧!

莱煞人和可怜的亚拿突啊,留心听吧!

31 玛得米那人逃跑,

基柄的居民避难。

32 就在今日,亚述王要停留在挪伯;

他要挥拳攻击锡安居民(“居民”原文作“女子”)的山,就是耶路撒冷的山。

33 看哪!主万军之耶和华在可怕的震撼声中,把树枝削去;

身量高的必被砍下,

高大的必被伐倒。

34 树林中的密丛,他必用铁器砍下;

黎巴嫩的树木必被大能者伐倒。

10 制定不義律例、起草不公法令的人啊,

你們有禍了!
你們冤枉窮人,
奪去我子民中困苦者的權利,
擄掠寡婦,搶劫孤兒。
在懲罰的日子,
當災禍從遠方臨到你們頭上時,
你們怎麼辦?
你們能跑到誰那裡去求救呢?
你們能把財物藏在哪裡呢?
你們將不是被擄就是被殺。
雖然如此,耶和華的怒氣還沒有止息,
祂降罰的手沒有收回。

主要審判亞述

耶和華說:「亞述王有禍了!
他是我的憤怒之棍,
他手中拿著我發烈怒的杖。
我要差遣他去攻打一個不虔敬的國家,
一個惹我發怒的民族,
去搶奪、擄掠他們的財物,
像踐踏街上的泥土一樣踐踏他們。
可是他卻不這樣想,
心裡也不這樣盤算,
他只想毀滅許多國家。
他說,『我的臣僕都要做藩王!
迦勒挪豈不是和迦基米施一樣嗎?
哈馬豈不是和亞珥拔一樣嗎?
撒瑪利亞豈不是和大馬士革一樣嗎?
它們不是都被我征服了嗎?
10 這些國家都在我的手中,
他們雕刻的偶像不勝過耶路撒冷和撒瑪利亞的偶像嗎?
11 我怎樣毀滅撒瑪利亞和它的偶像,
也必怎樣毀滅耶路撒冷和它的偶像。』」

12 主完成在錫安山和耶路撒冷要做的事後,必懲罰心裡狂妄、眼目高傲的亞述王。

13 因為亞述王說:
「我靠自己的力量和智慧成就了此事,
因為我很聰明。
我廢除列國的疆界,
擄掠他們的財物,
像勇士一樣征服他們的君王。
14 我奪取列國的財物,
好像探囊取物;
我征服天下,
不過是手到擒來;
無人反抗,無人吭聲。」
15 然而,斧頭怎能向舞動它的人自誇呢?
鋸子怎能向用鋸的人炫耀呢?
難道棍子可以揮動舉它的人嗎?
手杖可以舉起它的主人嗎?
16 因此,主——萬軍之耶和華必使亞述王強健的士兵疾病纏身,
使火焰吞噬他的榮耀。
17 以色列的光必成為火焰,
他們的聖者必成為烈火,
一日之間燒光亞述王的荊棘和蒺藜。
18 他茂盛的樹林和肥美的田園必被徹底摧毀,
猶如病人漸漸消亡。
19 林中剩下的樹木稀少,
連小孩子也能數清。

以色列的餘民

20 到那日,以色列的餘民,就是雅各家的倖存者,將不再倚靠欺壓他們的亞述,他們將真心倚靠耶和華——以色列的聖者, 21 重新歸向全能的上帝。 22 以色列啊,你的人民雖多如海沙,將只有剩餘的人歸回。充滿公義的毀滅之事已定。 23 因為主——萬軍之耶和華必按所定的在整個大地上施行毀滅。

24 因此,主——萬軍之耶和華說:「我錫安的子民啊,雖然亞述人像埃及人一樣揮舞著棍棒毒打你們,你們不要懼怕。 25 因為很快我就不再向你們發怒,我要向他們發怒,毀滅他們。」 26 萬軍之耶和華要鞭打他們,就像在俄立磐石擊殺米甸人,就像祂向海伸杖,使海水淹沒埃及人。 27 到那日,祂必除去亞述人加在你們肩頭的重擔和頸上的軛;那軛必因你們肥壯而折斷。

28 亞述大軍攻佔了亞葉,
穿過米磯崙,
把輜重存放在密抹。
29 他們過了關口,
在迦巴宿營。
拉瑪人戰戰兢兢,
掃羅的鄉親基比亞人倉皇逃跑。
30 迦琳人啊,高聲喊叫吧!
萊煞人啊,可憐的亞拿突人啊,
留心聽吧!
31 瑪得米納人逃跑,
基柄人躲藏。
32 那時,亞述王必屯兵挪伯,
向著錫安城[a]的山嶺,
向著耶路撒冷的山丘摩拳擦掌。

33 看啊,主——萬軍之耶和華要以大能削去樹枝。
高大的樹必被斬斷,
挺拔的大樹必被砍倒,
34 茂密的樹林必被鐵斧砍掉,
連黎巴嫩的大樹也要倒在全能的上帝面前。

Footnotes

  1. 10·32 」希伯來文是「女子」,可能是對錫安的暱稱,下同16·152·262·11

De straf voor Assur

10 ‘Wee de onrechtvaardige rechters en zij die slechte wetten uitvaardigen,’ zegt de Here, ‘zodat er geen gerechtigheid is voor de armen, weduwen en wezen. Zelfs zij worden door hen beroofd. En wat zult u doen als Ik vanuit een ver land de verwoesting op u afstuur? Tot wie zult u zich wenden om hulp? Waar zullen uw schatten veilig zijn? Ik zal u niet helpen, u zult voortstrompelen als gevangenen en tussen de verslagenen op de grond liggen. En zelfs dan is mijn toorn nog niet bekoeld en blijft mijn hand dreigend opgeheven. Assur is de zweep van mijn toorn, zijn militaire kracht is mijn wapen tegen dit goddeloze en vervloekte volk. Hij zal hen tot slaven maken, hen uitplunderen en als vuil onder zijn voeten vertrappen.

Maar de koning van Assur zal niet weten dat Ik hem stuurde. Hij zal eenvoudig denken dat hij mijn volk aanvalt als onderdeel van zijn plan om de wereld te veroveren. Hij zal aankondigen dat al zijn aanvoerders spoedig koningen over de veroverde gebieden zullen zijn. “Wij zullen Kalno vernietigen, net als Karchemis,” zal hij zeggen, “en Hamath zal net als Arpad tegen ons ten onder gaan. Samaria zullen wij vernietigen, net zoals wij het Damascus deden. 10 Wij hebben menig koninkrijk ten val gebracht dat machtiger afgoden kende dan die van Samaria en Jeruzalem. 11 Als wij Samaria en zijn afgoden hebben vernietigd, zullen wij ook Jeruzalem met zijn afgoden te gronde richten.” ’

12 Nadat de Here de koning van Assur heeft gebruikt om zijn doel te bereiken, zal Hij Zich tegen het volk van Assur keren en de Assyriërs op hun beurt straffen, want zij zijn trotse en hooghartige mensen. 13 Zij beweren: ‘Wij hebben door eigen kracht en wijsheid deze oorlogen gewonnen. Met onze eigen kracht braken wij de muren kapot, vernietigden het volk en droegen hun schatten weg. 14 In onze grootheid beroofden wij het volk van zijn schatten als iemand die een vogelnest leegrooft en wij verzamelden koninkrijken als een boer die eieren raapt. Niemand kan een vinger naar ons uitsteken of zijn mond openen om tegen ons te piepen!’

15 Maar de Here zegt: ‘Zal de bijl er prat op gaan dat hij meer kracht heeft dan de man die hem hanteert? Is de zaag machtiger dan de man die zaagt? Kan een stok slaan zonder een hand die hem vasthoudt? Kan een wandelstok uit zichzelf lopen?’ 16 Om uw grootspraak, koning van Assur, zal de Here God van de hemelse legers uw trotse legereenheden vernietigen als door een verterend vuur. 17 God, het Licht en de Heilige van Israël, zal het vuur en de vlam zijn die hen zal vernietigen. In een enkele nacht zal Hij die Assyriërs die het land Israël hebben verwoest, verbranden als dorens en distels. 18 Het machtige leger van Assur lijkt op een groot woud, maar toch zal het worden vernietigd. De Here zal hen vernietigen, hun ziel en hun lichaam, zoals een zieke die langzaam wegkwijnt. 19 Slechts enkele leden van dat machtige leger zullen overblijven, zo weinig dat een kind hen zou kunnen tellen!

20 Uiteindelijk zullen de overlevenden in Israël en Juda dan hun vertrouwen weer stellen in de Here, de Heilige van Israël. In plaats van angstig te zijn voor degenen die hen sloegen. 21 Een restant van hen zal terugkeren naar de machtige God. 22 Want al waren de Israëlieten zo talrijk als het zand aan het strand van de zee, slechts een klein deel van hen zal op dat moment zijn overgebleven om terug te keren. Uw ondergang staat vast en daaruit vloeit gerechtigheid voort. 23 Ja, de Here God van de hemelse legers heeft nu al vast besloten hen te verteren, zodat alle volken het kunnen zien. 24 Daarom zegt de Here God van de hemelse legers: ‘O mijn volk in Jeruzalem, wees niet bang voor de Assyriërs als zij u onderdrukken, zoals de Egyptenaren lang geleden deden. 25 Het zal niet lang duren, binnen korte tijd zal mijn toorn tegen u bekoelen en dan zal mijn toorn zich tegen hen keren om hen te vernietigen.’ 26 De Here van de hemelse legers zal zijn engel sturen om hen in een machtige slag te verslaan, zoals in de tijd dat Gideon de Midjanieten bij de rots Oreb versloeg of zoals toen God de Egyptische legers in de zee liet verdrinken. 27 Op die dag zal God de last van de schouders van zijn volk afnemen. Hij zal het bevrijden van het slavenjuk en dat juk vernietigen.

28,29 Kijk, de machtige legers van Assur zijn in aantocht! Nu zijn zij bij Ajath en nu bij Migron. Zij slaan voorraden op bij Michmas en trekken de pas over, zij overnachten in Geba. De angst houdt Rama in zijn greep, alle inwoners van Gibea—de stad van Saul—rennen voor hun leven. 30 Schreeuw van angst, inwoners van Gallim! Geef de waarschuwing door aan Laïs, want het machtige leger is in aantocht. Arm Anathoth, wat een wreed lot staat u te wachten! 31 Daar vluchten de inwoners van Madmena, de inwoners van Gebim maken zich klaar om er vandoor te gaan. 32 Maar de vijand houdt halt bij Nob en blijft daar de rest van de dag. Hij schudt zijn vuist tegen Jeruzalem op de berg Sion. 33 Maar dan, kijk, kijk! De Here, de Here van alle hemelse legers, hakt die machtige boom om! Hij vernietigt heel dat enorme leger, groot en klein, officieren en manschappen. 34 Hij, de Machtige, zal de vijand omhakken zoals de bijl van een houthakker de bomen in de bossen van de Libanon omhakt.

'以 賽 亞 書 10 ' not found for the version: Chinese New Testament: Easy-to-Read Version.