Add parallel Print Page Options

De straf voor Assur

10 ‘Wee de onrechtvaardige rechters en zij die slechte wetten uitvaardigen,’ zegt de Here, ‘zodat er geen gerechtigheid is voor de armen, weduwen en wezen. Zelfs zij worden door hen beroofd. En wat zult u doen als Ik vanuit een ver land de verwoesting op u afstuur? Tot wie zult u zich wenden om hulp? Waar zullen uw schatten veilig zijn? Ik zal u niet helpen, u zult voortstrompelen als gevangenen en tussen de verslagenen op de grond liggen. En zelfs dan is mijn toorn nog niet bekoeld en blijft mijn hand dreigend opgeheven. Assur is de zweep van mijn toorn, zijn militaire kracht is mijn wapen tegen dit goddeloze en vervloekte volk. Hij zal hen tot slaven maken, hen uitplunderen en als vuil onder zijn voeten vertrappen.

Maar de koning van Assur zal niet weten dat Ik hem stuurde. Hij zal eenvoudig denken dat hij mijn volk aanvalt als onderdeel van zijn plan om de wereld te veroveren. Hij zal aankondigen dat al zijn aanvoerders spoedig koningen over de veroverde gebieden zullen zijn. “Wij zullen Kalno vernietigen, net als Karchemis,” zal hij zeggen, “en Hamath zal net als Arpad tegen ons ten onder gaan. Samaria zullen wij vernietigen, net zoals wij het Damascus deden. 10 Wij hebben menig koninkrijk ten val gebracht dat machtiger afgoden kende dan die van Samaria en Jeruzalem. 11 Als wij Samaria en zijn afgoden hebben vernietigd, zullen wij ook Jeruzalem met zijn afgoden te gronde richten.” ’

12 Nadat de Here de koning van Assur heeft gebruikt om zijn doel te bereiken, zal Hij Zich tegen het volk van Assur keren en de Assyriërs op hun beurt straffen, want zij zijn trotse en hooghartige mensen. 13 Zij beweren: ‘Wij hebben door eigen kracht en wijsheid deze oorlogen gewonnen. Met onze eigen kracht braken wij de muren kapot, vernietigden het volk en droegen hun schatten weg. 14 In onze grootheid beroofden wij het volk van zijn schatten als iemand die een vogelnest leegrooft en wij verzamelden koninkrijken als een boer die eieren raapt. Niemand kan een vinger naar ons uitsteken of zijn mond openen om tegen ons te piepen!’

15 Maar de Here zegt: ‘Zal de bijl er prat op gaan dat hij meer kracht heeft dan de man die hem hanteert? Is de zaag machtiger dan de man die zaagt? Kan een stok slaan zonder een hand die hem vasthoudt? Kan een wandelstok uit zichzelf lopen?’ 16 Om uw grootspraak, koning van Assur, zal de Here God van de hemelse legers uw trotse legereenheden vernietigen als door een verterend vuur. 17 God, het Licht en de Heilige van Israël, zal het vuur en de vlam zijn die hen zal vernietigen. In een enkele nacht zal Hij die Assyriërs die het land Israël hebben verwoest, verbranden als dorens en distels. 18 Het machtige leger van Assur lijkt op een groot woud, maar toch zal het worden vernietigd. De Here zal hen vernietigen, hun ziel en hun lichaam, zoals een zieke die langzaam wegkwijnt. 19 Slechts enkele leden van dat machtige leger zullen overblijven, zo weinig dat een kind hen zou kunnen tellen!

20 Uiteindelijk zullen de overlevenden in Israël en Juda dan hun vertrouwen weer stellen in de Here, de Heilige van Israël. In plaats van angstig te zijn voor degenen die hen sloegen. 21 Een restant van hen zal terugkeren naar de machtige God. 22 Want al waren de Israëlieten zo talrijk als het zand aan het strand van de zee, slechts een klein deel van hen zal op dat moment zijn overgebleven om terug te keren. Uw ondergang staat vast en daaruit vloeit gerechtigheid voort. 23 Ja, de Here God van de hemelse legers heeft nu al vast besloten hen te verteren, zodat alle volken het kunnen zien. 24 Daarom zegt de Here God van de hemelse legers: ‘O mijn volk in Jeruzalem, wees niet bang voor de Assyriërs als zij u onderdrukken, zoals de Egyptenaren lang geleden deden. 25 Het zal niet lang duren, binnen korte tijd zal mijn toorn tegen u bekoelen en dan zal mijn toorn zich tegen hen keren om hen te vernietigen.’ 26 De Here van de hemelse legers zal zijn engel sturen om hen in een machtige slag te verslaan, zoals in de tijd dat Gideon de Midjanieten bij de rots Oreb versloeg of zoals toen God de Egyptische legers in de zee liet verdrinken. 27 Op die dag zal God de last van de schouders van zijn volk afnemen. Hij zal het bevrijden van het slavenjuk en dat juk vernietigen.

28,29 Kijk, de machtige legers van Assur zijn in aantocht! Nu zijn zij bij Ajath en nu bij Migron. Zij slaan voorraden op bij Michmas en trekken de pas over, zij overnachten in Geba. De angst houdt Rama in zijn greep, alle inwoners van Gibea—de stad van Saul—rennen voor hun leven. 30 Schreeuw van angst, inwoners van Gallim! Geef de waarschuwing door aan Laïs, want het machtige leger is in aantocht. Arm Anathoth, wat een wreed lot staat u te wachten! 31 Daar vluchten de inwoners van Madmena, de inwoners van Gebim maken zich klaar om er vandoor te gaan. 32 Maar de vijand houdt halt bij Nob en blijft daar de rest van de dag. Hij schudt zijn vuist tegen Jeruzalem op de berg Sion. 33 Maar dan, kijk, kijk! De Here, de Here van alle hemelse legers, hakt die machtige boom om! Hij vernietigt heel dat enorme leger, groot en klein, officieren en manschappen. 34 Hij, de Machtige, zal de vijand omhakken zoals de bijl van een houthakker de bomen in de bossen van de Libanon omhakt.

行惡的人劫運難逃

10 那些制定奸惡律例的,

和那些記錄詭詐判語的,有禍了!

他們想藉此屈枉窮乏人的公義,

剝奪我子民中困苦人的權利,

使寡婦作了他們的掠物,

使孤兒作了他們的擄物。

到降罰的日子,有災禍從遠方來到,

那時你們要怎樣行呢?

你們可以向誰逃奔求助呢?

你們可以把你們的財寶撇在哪裡呢?

你們只能屈身在被擄的人中間,

或是仆倒在被殺的人中間。

雖然這樣,耶和華的怒氣還沒有轉消,

他的手仍然伸出。

亞述是 神懲治子民的工具

亞述啊!我怒氣的棍子,有禍了。

他們手中拿著我忿怒的杖。

我要差派他去攻擊一個不敬虔的國,

吩咐他去攻擊我惱怒的子民,

擄去掠物,搶奪擄物,

把他們踐踏,像街上的泥土一樣。

但亞述並沒有這樣想過,

他心裡也沒有這樣打算;

他心裡倒想毀滅、

剪除多國。

因為他說:“在我手下的眾領袖不都是王嗎?

迦勒挪不是像迦基米施嗎?

哈瑪不是像亞珥拔嗎?

撒瑪利亞不是像大馬士革嗎?

10 我的手伸展到這些充滿偶像的國,

他們雕刻的像比耶路撒冷和撒瑪利亞的還多。

11 我怎樣對待撒瑪利亞和其中的偶像,

不也照樣對待耶路撒冷和其中的偶像嗎?”

 神懲罰亞述

12 主在錫安山和耶路撒冷成全了他一切工作的時候,他必說:我要懲罰亞述王自大的心所結的果子,和他眼目高傲的態度。 13 因為他說:

“我靠著我手的能力和我的智慧行事,

因為我很聰明;

我挪移了列國的地界,

搶奪了他們積蓄的財寶,

並且我像個勇士般使他們的居民全都俯伏下來。

14 我的手伸到列國的財寶那裡,好像抓到鳥窩一樣;

我取得了全地,好像人拾起被棄的雀蛋;

沒有動翅膀的,沒有張嘴的,也沒有鳴叫的。”

15 斧頭怎可以向用斧頭砍木的人自誇呢?

鋸子怎可以向拉鋸的人自大呢?

好比棍能揮動那舉起棍的,

又好比杖舉起那不是木頭的。

16 因此,主萬軍之耶和華必打發令人消瘦的病臨到亞述王肥壯的軍人中間,

在他的榮耀之下必燃起火燄,如同火燒一樣。

17 以色列的光必變成火,他的聖者必成為火燄;

在一日之間把亞述王的荊棘和蒺藜焚燒與吞滅。

18 又把他樹林和豐盛果園的榮美全部滅盡,包括靈魂和身體,好像一個患病的人漸漸虛弱一樣。

19 他林中剩下的樹,數目必定稀少,

連小孩子也能把它們的數目寫下來。

餘民必獲救脫離亞述的軛

20 到那日,以色列的餘民和雅各家逃脫的人,必不再倚靠那擊打他們的,卻要誠實地倚靠耶和華以色列的聖者。

21 那些餘民,就是雅各家的餘民,

必回轉歸向大能的 神。

22 以色列啊!你的人民雖然像海沙那樣多,卻只有餘剩的人可以歸回,

因為滅絕的事已經定了,公義必如洪水氾濫。

23 主萬軍之耶和華必在全地之中,作成已定的毀滅之事。

24 因此,主萬軍之耶和華這樣說:“我的子民、錫安的居民哪!亞述人雖然用棍擊打你們,又像埃及一樣舉杖攻擊你們,你們卻不要怕他們。 25 因為還有短暫的時候,我向你們發的惱怒就要完結,我的怒氣要轉向他們,使他們滅亡。” 26 萬軍之耶和華必興起鞭子攻擊他們,好像在俄立磐石那裡擊殺米甸人一樣;他的杖要伸到海上,他必把杖舉起,像在埃及一樣。 27 到那日,亞述人的重壓必從你們的肩頭上挪開,他們的軛必離開你們的頸項;那軛必因肥壯的緣故折斷。

28 亞述人來到亞葉,

經過米磯崙;

在密抹存放軍隊行裝。

29 他們過了隘口,

在迦巴住宿;

拉瑪人戰兢,掃羅的基比亞人逃跑。

30 迦琳的居民哪,高聲叫喊吧!

萊煞人和可憐的亞拿突啊,留心聽吧!

31 瑪得米那人逃跑,

基柄的居民避難。

32 就在今日,亞述王要停留在挪伯;

他要揮拳攻擊錫安居民(“居民”原文作“女子”)的山,就是耶路撒冷的山。

33 看哪!主萬軍之耶和華在可怕的震撼聲中,把樹枝削去;

身量高的必被砍下,

高大的必被伐倒。

34 樹林中的密叢,他必用鐵器砍下;

黎巴嫩的樹木必被大能者伐倒。