Spreuken 25-26
Het Boek
25 Hier volgen nog meer spreuken van Salomo. Zij werden opgetekend door de mannen van koning Hizkia van Juda.
2 God ontleent eer aan zaken die Hij verborgen houdt, maar koningen ontlenen eer aan het doorgronden van een zaak.
3 De hoogte van de hemel, de diepte van de aarde en de beweegredenen van koningen zijn voor velen ondoorgrondelijk.
4 Haal het schuim van het zilver af, dan blijft de goede grondstof voor de smelter over.
5 Verwijder de goddeloze uit het bijzijn van de koning, dan zal zijn troon steunen op gerechtigheid.
6 Doe u voor de koning niet beter voor dan u bent, doe niet net alsof u ook een vooraanstaand man bent.
7 Want het is beter dat men tegen u zegt: ‘Kom hier naar boven,’ dan dat men u vernedert waar iedereen bij is.
8 Stort u niet overhaast in geschillen, want mogelijk begaat u dan domheden, wanneer uw naaste u op de vingers tikt.
9 Hebt u een geschil met uw naaste, probeer dat dan eerst onderling bij te leggen en maak niet openbaar wat hij liever voor zich wil houden.
10 Doet u dat wel, dan wijst men u met de vinger na. Een smet die niet snel wordt vergeten.
11 Goede en toepasselijke woorden zijn als gouden appels op zilveren schalen.
12 Een wijze berisping aan een open oor is als een gouden oorbel, een halsketting van het zuiverste goud.
13 Een trouwe gezant is voor zijn zender als een koele drank voor de oogsters, want zijn boodschap doet zijn heer goed.
14 Iemand die zich laat voorstaan op de vrijgevigheid die hij niet bezit, is als een veelbelovende wolkenpartij, waaruit echter geen druppel regen valt.
15 Een gezagsdrager laat zich door vriendelijk geduld overtuigen, een vriendelijk woord weet zelfs het hardste hart te vermurwen.
16 Hebt u honing gevonden, eet dan niet meer dan u lust, anders gaat het u misschien tegenstaan en spuugt u het weer uit.
17 Loop bij uw naaste de deur niet plat, anders krijgt hij misschien genoeg van u en gaat u haten.
18 Iemand die vals getuigt tegen zijn naaste, is als een hamer, een zwaard en een scherpe pijl.
19 Een onbetrouwbare vriend is in tijden van nood net zo nutteloos als een gebroken tand voor het kauwen en een verstuikte enkel voor het lopen.
20 Wie vrolijk doet bij een verdrietig mens, is net zo onverstandig als iemand die ʼs winters geen jas aantrekt of azijn op loog giet.
21 Als uw vijand honger heeft, geef hem dan te eten. Heeft hij dorst, geef hem dan te drinken.
22 Zo stapelt u gloeiende kolen op zijn hoofd en de Here zal u daarvoor belonen.
23 De noordenwind brengt regen, roddel en achterklap leiden tot boze gezichten.
24 Het is beter om op een hoek van het platte dak te wonen, dan onder één dak met een ruziënde vrouw.
25 Goed nieuws uit een ver land is als koel water voor een vermoeid en dorstig mens.
26 De rechtvaardige die faalt voor de ogen van de goddelozen, lijkt op een fontein die modder spuit, of op een verstopte bron.
27 Te veel honing eten is niet goed, maar het doorgronden van moeilijke zaken strekt een mens tot eer.
28 Iemand die zichzelf niet in de hand heeft, is als een stad zonder beschermende muur.
26 Eer past net zomin bij een dwaas als sneeuw past bij de zomer en regen bij de oogsttijd.
2 Een ongegronde vervloeking treft geen doel, hij zweeft weg als een mus, vliegt op als een zwaluw.
3 De zweep is er voor het paard, het bit is er voor de ezel en de roe is er voor de rug van de dwaas.
4 Ga niet in op de woorden van een dwaas, anders verlaagt u zich tot zijn niveau.
5 Weerleg de woorden van een dwaas, anders denkt hij misschien dat hij nog gelijk heeft ook.
6 Wie zijn woorden laat overbrengen door een dwaas, maakt het zichzelf moeilijk en berokkent zich schade.
7 Een spreuk in de mond van een dwaas is net zo kreupel als de slappe benen van een verlamde.
8 Wie een steen in de slinger vastbindt, zodat hij niet kan worden geworpen, doet hetzelfde als iemand die een dwaas aanzien geeft.
9 Een dronkaard kan net zomin omgaan met een doorn in zijn hand als een dwaas met een spreuk.
10 Wie dwazen en onbekenden in dienst neemt, lijkt op een boogschutter die in het wilde weg schiet.
11 Zoals een hond terugkeert naar zijn eigen braaksel, houdt de dwaas vast aan zijn onverstand.
12 Hebt u een man gezien die zichzelf als wijs beschouwt? Welnu, van een dwaas mag u meer verwachten dan van hem.
13 De luiaard gebruikt alle mogelijke uitvluchten, desnoods beweert hij dat een gevaarlijke leeuw op straat loopt.
14 Zoals een deur op zijn scharnieren draait, zo draait de luiaard zich om in zijn bed.
15 De luiaard houdt zijn handen liever in zijn zakken, hij is nog te beroerd om ermee te eten.
16 De luiaard acht zichzelf wijzer dan alle verstandige mensen om hem heen.
17 Een voorbijganger die zich in een ruzie mengt die hem niet aangaat, is net zo gevaarlijk bezig als iemand die een hond uitdaagt.
18 Wie zonder aanleiding als een razende zijn pijlen en bedreigingen om zich heenwerpt,
19 is te vergelijken met iemand die zijn naaste bedriegt en dan zegt: ‘Ach, ik deed het toch voor de grap?’
20 Zonder hout gaat het vuur uit, zo houdt ook de ruzie op als de roddelaar verdwijnt.
21 Zoals kolen het vuur doen opgloeien en hout het vuur laat vlammen, zo laat een ruziezoeker ruzies opvlammen.
22 Naar de woorden van een roddelaar wordt gretig geluisterd. Zij zetten zich vast in het gemoed van de toehoorders.
23 Een boosaardig hart achter vriendelijk klinkende woorden is als een waardeloos voorwerp, overtrokken met een laagje zilver.
24 Wie haatdragend is, laat dat van buiten niet merken, maar in zijn hart gaat heel wat anders om.
25 Geloof zijn smeekbeden niet, want u zou gruwen als u in zijn hart kon kijken.
26 Ook al tracht iemand zijn haatgevoelens te maskeren, zijn kwade voornemens zullen aan het licht komen.
27 Wie een kuil graaft voor een ander, zal er zelf invallen. Wie iemand met een steen wil verpletteren, zal zelf onder die steen terechtkomen.
28 Een leugenaar haat degene tegen wie hij zich keert en gladde praatjes richten een mens te gronde.
Spreuken 25-26
BasisBijbel
Nog meer spreuken van koning Salomo
25 Ook dit zijn spreuken van Salomo. Ze zijn verzameld door de dienaren van koning Hizkia[a] van Juda.
2 Het eert God dat Hij sommige dingen verbergt.
Maar het eert koningen om dingen uit te zoeken.
3 De hoogte van de hemel, de diepte van het dodenrijk
en de gedachten van de koning zijn niet te kennen.
4 Haal na het smelten van het zilver het schuim weg.
Dan kan de zilversmid iets moois van het zilver maken.
5 Haal slechte raadgevers bij de koning weg.
Dan zal hij rechtvaardig regeren en zal hij lang koning blijven.
6 Wees bescheiden tegen de koning.
Ga aan zijn hof niet zomaar bij de belangrijke mensen zitten.
7 Want het is beter als de koning tegen je zegt: "Kom hier zitten, dichter bij mij,"
dan dat iedereen ziet hoe je weggestuurd wordt
omdat je plaats moet maken voor iemand die belangrijker is dan jij.
8 Ga niet te haastig ergens voor naar de rechter.
Want als je tegenstander gelijk krijgt, sta jij voor schut.
9 Als je met iemand ruzie hebt, probeer het dan samen op te lossen.
Maar vertel niet rond waar het over ging, als hij dat geheim had willen houden.
10 Want als bekend wordt dat je geen geheimen kan bewaren,
zullen de mensen niets goeds over je zeggen.
11 Wijze woorden, op de juiste manier gezegd,
zijn als gouden appels op een zilveren schaal.
12 Een wijs man die goede raad geeft aan iemand die wil luisteren,
is net zo kostbaar als een gouden ring of een gouden ketting.
13 De mensen die in de hitte oogsten, worden verfrist door een slok ijskoud water.
Net zo blij is iemand die merkt dat de boodschapper die hij gestuurd heeft, betrouwbaar is.
Hij doet zijn heer goed.
14 Iemand die grote dingen belooft maar ze niet doet,
is als wolken en wind die geen regen geven zodat de oogst verdroogt.
15 Met geduld kun je een machtig mens overtuigen.
Zachte, vriendelijke woorden kunnen harde tegenstand breken.
16 Als je honing hebt gevonden, eet dan niet méér dan je nodig hebt.
Want als je er te veel van eet, gaat het je tegenstaan en word je er misselijk van.
17 Ga niet te vaak bij een vriend op bezoek.
Want als je te vaak komt, krijgt hij genoeg van je en gaat hij je haten.
18 Iemand die een ander beschuldigt van dingen die niet waar zijn,
is net zo dodelijk als een knots, een zwaard, een scherpe pijl.
19 Als je in moeilijkheden vertrouwt op een onbetrouwbaar mens,
is dat alsof je wil eten met een losse tand,
of wil lopen met een verzwikte voet.
20 Vrolijke liedjes zingen voor iemand die bedroefd is,
is net zo erg als zijn kleren uittrekken op een koude dag.
Het is alsof je azijn lekker probeert te maken met citroen.
21 Als je vijand honger heeft, geef hem dan te eten.
Als hij dorst heeft, geef hem dan te drinken.
22 Dan zal hij zich diep gaan schamen over het kwaad dat hij je heeft gedaan
en de Heer zal je ervoor belonen.
23 De noordenwind verjaagt de regen.
Net zo verjaagt een boos gezicht de roddelaar.
24 Je kan beter op een hoekje van het dak wonen,
dan in een heel huis met een vrouw die altijd ruzie maakt.
25 Een goed bericht uit een ver land
is net zo heerlijk als koel water voor een dorstig mens.
26 Als een goed mens toegeeft aan een slecht mens,
is hij als een modderige bron of een waterput met slecht water.
27 Het is niet goed om veel honing te eten.
Maar het onderzoeken van moeilijke zaken is een eer voor je.
28 Iemand die zich niet kan beheersen,
is als een stad met kapotte muren.
Nog meer spreuken van koning Salomo (vervolg)
26 Het is vreemd als er sneeuw valt in de zomer, of als het regent in de oogsttijd.
Net zo vreemd is het om een dwaas mens te prijzen.
2 Net zoals een mus je voorbij fladdert en een zwaluw langs je heen schiet,
zo zul je niet geraakt worden door een vervloeking die je niet hebt verdiend.
3 De zweep is voor het paard, de teugel voor de ezel,
en de stok voor de rug van dwazen.
4 Antwoord een dwaas mens niet met een grap,
want dan lijk je net zo dwaas als hij!
5 Geef hem een antwoord dat hij met zijn dwaasheid verdient.
Anders verbeeldt hij zich nog dat hij wijs is.
6 Als je een dwaas mens als boodschapper stuurt,
kun je net zo goed je eigen voet afhakken:
het zal je grote schade doen.
7 Een wijze spreuk uit de mond van een dwaas mens
heeft net zo weinig kracht als de benen van een verlamde man.
8 Het is net zo zinloos om een dwaas mens te prijzen,
als om je slingersteen vast te binden aan je slinger.
9 Iemand die dronken is, voelt het niet als er een doorn in zijn hand komt.
Net zo weinig gevoel heeft een dwaas mens voor wijsheid.
10 Iemand die dwazen en oneerlijke mensen in dienst neemt,
doet zichzelf en anderen veel schade.
11 Zoals een hond zijn braaksel weer opeet,
zo doet een dwaas mens steeds dezelfde domme dingen.
12 Als je iemand ziet die zichzelf erg wijs vindt,
moet je onthouden dat er voor een dwaas mens méér hoop is dan voor hem.
13 Een lui mens zegt: "Ik kan niet naar buiten. Er is een roofdier op de weg!
Er loopt een leeuw op straat!"
14 Zoals een deur aldoor draait op zijn scharnieren,
zo draait een lui mens zich steeds weer om in zijn bed.
15 Een lui mens houdt zijn handen in zijn zakken.
Hij is nog te lui om ze eruit te halen om te eten.
16 Een lui mens vindt zichzelf wijzer
dan zeven mensen die verstandige dingen zeggen.
17 Iemand die zich bemoeit met een ruzie die hem niets aangaat,
is als iemand die een hond aan zijn oren trekt.
18+19 Iemand die zijn vriend bedriegt
en daarna zegt: "Het was maar een grap!"
lijkt op een dwaas die doet alsof hij kwaad is
en voor de grap brandende pijlen afschiet of met stenen gooit.
20 Als er geen hout meer is, gaat het vuur uit.
Als er geen roddelaar meer is, houdt de ruzie op.
21 Zoals door kolen of hout op het vuur de vlammen weer oplaaien,
zo laait door een ruzieachtig mens de ruzie op.
22 Roddelpraatjes slaan wonden.
Ze verwonden iemand tot in het diepst van zijn hart.
23 Als prachtig zilverglazuur op een kapotte kruik,
zo zijn mooie woorden uit een koud hart.
24 Iemand die een ander haat, kan dat verbergen met mooie woorden.
Maar van binnen zit hij nog steeds vol bedrog.
25 Ook al smeekt hij je om iets, vertrouw hem niet.
Want zijn hart is één en al slechtheid.
26 Al verbergt hij zijn haat nog zo goed,
op een dag komt zijn slechtheid aan het licht.
27 Iemand die een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in.
Iemand die een steen aan het rollen brengt, wordt er zelf onder verpletterd.
28 Iemand die altijd praatjes rondstrooit, haat zijn slachtoffers.
Iemand die anderen altijd vleit, heeft slechte bedoelingen.
Footnotes
- Spreuken 25:1 Hizkia was de 13e koning van Juda, nadat Israël na de dood van koning Salomo in twee koninkrijken uit elkaar gevallen was. Hij regeerde bijna 200 jaar na koning Salomo. Lees 2 Kronieken 29.
Proverbs 25-26
New International Version
More Proverbs of Solomon
25 These are more proverbs(A) of Solomon, compiled by the men of Hezekiah king of Judah:(B)
2 It is the glory of God to conceal a matter;
to search out a matter is the glory of kings.(C)
3 As the heavens are high and the earth is deep,
so the hearts of kings are unsearchable.
4 Remove the dross from the silver,
and a silversmith can produce a vessel;
5 remove wicked officials from the king’s presence,(D)
and his throne will be established(E) through righteousness.(F)
6 Do not exalt yourself in the king’s presence,
and do not claim a place among his great men;
7 it is better for him to say to you, “Come up here,”(G)
than for him to humiliate you before his nobles.
What you have seen with your eyes
8 do not bring[a] hastily to court,
for what will you do in the end
if your neighbor puts you to shame?(H)
9 If you take your neighbor to court,
do not betray another’s confidence,
10 or the one who hears it may shame you
and the charge against you will stand.
11 Like apples[b] of gold in settings of silver(I)
is a ruling rightly given.
12 Like an earring of gold or an ornament of fine gold
is the rebuke of a wise judge to a listening ear.(J)
13 Like a snow-cooled drink at harvest time
is a trustworthy messenger to the one who sends him;
he refreshes the spirit of his master.(K)
14 Like clouds and wind without rain
is one who boasts of gifts never given.
16 If you find honey, eat just enough—
too much of it, and you will vomit.(N)
17 Seldom set foot in your neighbor’s house—
too much of you, and they will hate you.
18 Like a club or a sword or a sharp arrow
is one who gives false testimony against a neighbor.(O)
19 Like a broken tooth or a lame foot
is reliance on the unfaithful in a time of trouble.
20 Like one who takes away a garment on a cold day,
or like vinegar poured on a wound,
is one who sings songs to a heavy heart.
21 If your enemy is hungry, give him food to eat;
if he is thirsty, give him water to drink.
22 In doing this, you will heap burning coals(P) on his head,
and the Lord will reward you.(Q)
23 Like a north wind that brings unexpected rain
is a sly tongue—which provokes a horrified look.
24 Better to live on a corner of the roof
than share a house with a quarrelsome wife.(R)
25 Like cold water to a weary soul
is good news from a distant land.(S)
26 Like a muddied spring or a polluted well
are the righteous who give way to the wicked.
27 It is not good to eat too much honey,(T)
nor is it honorable to search out matters that are too deep.(U)
28 Like a city whose walls are broken through
is a person who lacks self-control.
26 Like snow in summer or rain(V) in harvest,
honor is not fitting for a fool.(W)
2 Like a fluttering sparrow or a darting swallow,
an undeserved curse does not come to rest.(X)
3 A whip for the horse, a bridle for the donkey,(Y)
and a rod for the backs of fools!(Z)
4 Do not answer a fool according to his folly,
or you yourself will be just like him.(AA)
5 Answer a fool according to his folly,
or he will be wise in his own eyes.(AB)
6 Sending a message by the hands of a fool(AC)
is like cutting off one’s feet or drinking poison.
7 Like the useless legs of one who is lame
is a proverb in the mouth of a fool.(AD)
8 Like tying a stone in a sling
is the giving of honor to a fool.(AE)
9 Like a thornbush in a drunkard’s hand
is a proverb in the mouth of a fool.(AF)
10 Like an archer who wounds at random
is one who hires a fool or any passer-by.
11 As a dog returns to its vomit,(AG)
so fools repeat their folly.(AH)
12 Do you see a person wise in their own eyes?(AI)
There is more hope for a fool than for them.(AJ)
13 A sluggard says,(AK) “There’s a lion in the road,
a fierce lion roaming the streets!”(AL)
14 As a door turns on its hinges,
so a sluggard turns on his bed.(AM)
15 A sluggard buries his hand in the dish;
he is too lazy to bring it back to his mouth.(AN)
16 A sluggard is wiser in his own eyes
than seven people who answer discreetly.
17 Like one who grabs a stray dog by the ears
is someone who rushes into a quarrel not their own.
18 Like a maniac shooting
flaming arrows of death
19 is one who deceives their neighbor
and says, “I was only joking!”
20 Without wood a fire goes out;
without a gossip a quarrel dies down.(AO)
21 As charcoal to embers and as wood to fire,
so is a quarrelsome person for kindling strife.(AP)
22 The words of a gossip are like choice morsels;
they go down to the inmost parts.(AQ)
23 Like a coating of silver dross on earthenware
are fervent[c] lips with an evil heart.
24 Enemies disguise themselves with their lips,(AR)
but in their hearts they harbor deceit.(AS)
25 Though their speech is charming,(AT) do not believe them,
for seven abominations fill their hearts.(AU)
26 Their malice may be concealed by deception,
but their wickedness will be exposed in the assembly.
27 Whoever digs a pit(AV) will fall into it;(AW)
if someone rolls a stone, it will roll back on them.(AX)
28 A lying tongue hates those it hurts,
and a flattering mouth(AY) works ruin.
Footnotes
- Proverbs 25:8 Or nobles / on whom you had set your eyes. / 8 Do not go
- Proverbs 25:11 Or possibly apricots
- Proverbs 26:23 Hebrew; Septuagint smooth
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016
Holy Bible, New International Version®, NIV® Copyright ©1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica, Inc.® Used by permission. All rights reserved worldwide.
NIV Reverse Interlinear Bible: English to Hebrew and English to Greek. Copyright © 2019 by Zondervan.