Hebreeën 11-13
Het Boek
Het geloof door de eeuwen heen
11 Wat is geloof? Het is de zekerheid dat onze hoop werkelijkheid wordt en het is overtuigd zijn van het bestaan van dingen die je niet ziet. 2 Vroeger hebben vele mensen vanuit dit geloof geleefd. Zij zijn ook door hun geloof bekend geworden. 3 Door het geloof weten wij dat het heelal door een woord van God gemaakt is, dat het zichtbare uit het onzichtbare is voortgekomen.
4 Omdat Abel op God vertrouwde, had zijn offer meer waarde dan dat van Kaïn. Door zijn offer aan te nemen, zei God dat Abel voor Hem rechtvaardig was. En hoewel hij allang dood is, spreekt Abel nog steeds door zijn voorbeeld.
5 Henoch vertrouwde op God en daarom stierf hij niet, maar werd door God weggenomen. Ineens was hij er niet meer. Voordat dit gebeurde, had God gezegd dat Hij heel tevreden over Henoch was. 6 Maar als iemand niet gelooft, kan God niet tevreden over hem zijn. Wie tot God komt, moet geloven dat Hij bestaat en beloont wie Hem zoeken.
7 Noach vertrouwde op God. Toen God hem voor de toekomst waarschuwde, geloofde Noach Hem, hoewel niets erop wees dat er een grote overstroming zou komen. Hij deed wat God hem opdroeg en bouwde een ark om zijn gezin te redden. Zijn vertrouwen maakte het ongeloof van de wereld zichtbaar en door dat vertrouwen werd Hij een van hen die voor God rechtvaardig zijn.
8 Abraham vertrouwde op God. Toen God hem zei dat hij zijn vaderland moest verlaten en naar een land moest gaan dat God hem zou geven, gehoorzaamde hij. Maar hij wist niet eens waar hij naar toeging. 9 En zelfs toen hij in het land kwam dat God hem beloofd had, woonde hij in tenten als een vreemdeling, evenals Isaak en Jakob, aan wie God dezelfde belofte deed. 10 Abraham vertrouwde erop dat God hem zou brengen in de stad met de vaste fundering waarvan God Zelf de architect en bouwer is.
11 Sara vertrouwde op God en kreeg daarom een zoon, toen zij daar eigenlijk al te oud voor was. God had het haar beloofd en zij erkende dat Hij te vertrouwen is. 12 Zo werd uit Abraham, die ook al te oud was om nog een kind te kunnen verwekken, een heel volk geboren, een volk van zoveel mensen dat het niet te tellen is. Net zoals de sterren aan de hemel en de zandkorrels van het strand niet te tellen zijn.
13 Al deze mensen zijn in het vertrouwen op God gestorven, zonder te krijgen wat hun beloofd was. Zij hebben het alleen uit de verte gezien en waren blij. Zij kwamen er openlijk voor uit dat zij hier op aarde alleen maar gasten en vreemdelingen waren. 14 En wie dat zeggen, maken daarmee duidelijk dat zij uitkijken naar een vaderland. 15 Als zij hadden gewild, zouden zij naar hun vroegere land hebben kunnen terugkeren. 16 Maar nee, zij verlangden naar een beter, hemels vaderland. Daarom schaamt God Zich er ook niet voor hun God genoemd te worden, want Hij heeft een hemelse stad voor hen gebouwd.
17 Omdat Abraham op God vertrouwde, heeft hij, toen God hem op de proef stelde, zijn zoon Isaak op het altaar gelegd om hem te offeren. Hij was bereid zijn enige zoon aan God te offeren, 18 hoewel God hem had beloofd: ‘Door Isaak zult u veel nakomelingen krijgen.’ Hij rekende erop dat God Isaak ook weer levend zou kunnen maken. 19 En dat is in zekere zin ook gebeurd. Voor Abraham was Isaak eigenlijk al dood, maar hij kreeg hem van God terug.
20 Omdat Isaak op God vertrouwde, kon hij zijn twee zonen, Jakob en Esau, zegen voor de toekomst beloven.
21 Omdat Jakob op God vertrouwde, zegende hij kort voor zijn dood de twee zonen van Jozef. Leunend op zijn stok, boog hij vol ontzag voor God.
22 Omdat Jozef op God vertrouwde, heeft hij aan het einde van zijn leven gezegd dat de Israëlieten eens uit Egypte zouden wegtrekken. Hij was daar zo zeker van, dat hij hen plechtig liet beloven zijn beenderen uit Egypte te zullen meenemen.
23 Omdat de ouders van Mozes op God vertrouwden, hebben zij hun kind dat heel bijzonder was, drie maanden lang verborgen gehouden. Zij trokken zich niets aan van het bevel van de farao dat alle pasgeboren jongetjes verdronken moesten worden.
24 Omdat Mozes op God vertrouwde, wilde hij, toen hij volwassen was geworden, niet voor een zoon van de dochter van de farao worden aangezien. 25 Hij wilde liever met het volk van God slecht behandeld worden dan tijdelijk genieten van de zonde. 26 Hij vond het lijden voor Christus meer waard dan al de rijkdom van Egypte, want hij verwachtte dat God hem daarvoor zou belonen. 27 In dat vertrouwen verliet hij Egypte en was niet bang voor de woede van de farao. Hij liet zich niet van de wijs brengen, het was alsof hij steeds de onzichtbare God zag. 28 Omdat hij op God vertrouwde, zei Mozes tegen de Israëlieten dat zij een lam moesten slachten en het bloed ervan op de deurposten van hun huizen moesten strijken. Dan zou de doodsengel hun oudste kinderen niet doden, maar alleen die van de Egyptenaren.
29 Omdat de Israëlieten op God vertrouwden, zijn zij door de Rode Zee getrokken als over droog land. Maar de Egyptenaren die hen achterna gingen, verdronken allemaal. 30 Omdat de Israëlieten op God vertrouwden, liepen zij zeven dagen om Jericho heen en toen stortten de muren van de stad in.
31 Omdat de hoer Rachab op God vertrouwde, werd zij niet gedood, zoals de andere ongehoorzame inwoners van Jericho, want zij had de spionnen van Israël gastvrij ontvangen.
32 Moet ik hiermee doorgaan? Ik zou tijd tekort komen als ik de ervaringen van Gideon, Barak, Simson, Jefta, David, Samuël en de profeten moest vertellen. 33 Omdat zij op God vertrouwden, hebben zij koninkrijken onderworpen en rechtvaardig geregeerd en kregen zij wat God hun had beloofd. Zij hebben de muil van leeuwen toegesloten. 34 Het vuur had geen vat op hen en zij zijn aan het zwaard ontsnapt. Toen zij zwak waren, hebben zij kracht gekregen. In de oorlog werden zij zo sterk dat hele vijandelijke legers de aftocht moesten blazen. 35 Vrouwen kregen hun geliefden uit de dood terug. Anderen die op God vertrouwden, werden doodgeslagen, zij wilden liever sterven dan God de rug toekeren, omdat zij wisten later een beter leven te krijgen. 36 Weer anderen werden bespot en afgeranseld en ten slotte geboeid in de gevangenis geworpen. 37 Zij werden gestenigd, doormidden gezaagd of met het zwaard gedood. Zij zwierven rond in schapevachten en geitevellen, door woestijnen en in de bergen. 38 Zij moesten in grotten en holen wonen, zij leden gebrek en werden vervolgd en mishandeld. Zij waren te goed voor deze wereld.
39 Al deze mensen zijn bekend geworden omdat zij op God vertrouwden. Zij hebben echter niet gekregen wat God hun had beloofd. 40 God had een beter plan, Hij wilde niet dat zij zonder ons de volmaaktheid zouden bereiken.
Uit Gods terechtwijzing blijkt zijn liefde
12 Nu zoʼn grote menigte van getuigen ons ziet en aanmoedigt, moeten wij alles afleggen wat ons hindert en ons bevrijden van de zonde die zich aan ons vastklemt. Wij moeten de wedstrijd voltooien die voor ons ligt, zonder op te geven. 2 Daarbij moeten wij blijven kijken naar Jezus, die ons de weg wijst. Hij is het doel van ons geloof. Hij kon Zich aan het kruis laten slaan en de schande negeren, omdat Hij wist welke blijdschap Hem te wachten stond. En nu zit Hij aan de rechterzijde van de troon van God. 3 Denk aan Hem die zoveel heeft doorstaan, zodat je niet verzwakt of onverschillig wordt. Hij heeft verdragen dat slechte mensen vreselijke dingen van Hem zeiden. 4 Maar u hebt nog niet op leven en dood tegen de zonde gestreden.
5 U bent zeker vergeten hoe God u als zijn kinderen moed gegeven heeft. Hij zei: ‘Denk niet licht over de tucht van de Here, mijn zoon. Laat de moed niet zakken als de Here u terechtwijst. 6 Want daaruit blijkt dat Hij van u houdt. Als Hij u slaat, blijkt dat u zijn zoon bent.’ 7 Laat u door God opvoeden, Hij behandelt u als zijn kinderen. 8 Hebt u ooit gehoord van een kind dat niet gestraft werd? Als God u niet terechtwijst, wanneer u het nodig hebt, betekent het dat u niet zijn kind bent.
9 Vroeger, toen wij nog kinderen waren, kregen wij straf van onze natuurlijke vaders en wij hadden respect voor hen. Moeten wij ons dan niet nog veel meer onderwerpen aan de opvoeding van onze geestelijke Vader? Dan pas zullen wij leven. 10 Onze natuurlijke vaders hebben ons een aantal jaren naar hun beste weten opgevoed. Maar God weet pas echt wat goed voor ons is, Hij voedt ons op om ons te laten delen in zijn volmaaktheid. 11 Niemand vindt het prettig terechtgewezen te worden, op het moment zelf worden wij er alleen maar verdrietig van. Maar later zien wij dat het toch goed is geweest, de terechtwijzing heeft ons geholpen mensen te worden die goed doen en vrede brengen.
12 Steek dus de handen uit de mouwen en ga stevig op uw benen staan. 13 Zet bij het lopen uw voeten recht neer, anders verstuikt u uw kreupele voeten en die moeten nu juist genezen. 14 Probeer de vrede met uw medemensen te bewaren en leef als afgezonderd voor de Here, anders zult u Hem nooit zien. 15 Let erop dat niemand van u de genade van God aan zich voorbij laat gaan. Er mag geen verbittering onder u komen, want als dat gebeurt, zullen velen erdoor aangestoken worden en zijn de gevolgen niet te overzien. 16 Let er ook op dat niemand van u betrokken raakt in seksuele zonden of het heilige zo minacht als Esau, die als oudste zoon zijn rechten ruilde voor een bord eten. 17 Want u weet het! Toen hij die rechten terug wilde hebben, was het te laat. Het hielp niets dat hij huilde, hij kreeg geen kans meer tot inkeer.
18 U bent niet oog in oog komen te staan met iets ontzettends—met laaiend vuur, diepe duisternis en gierende wind—zoals de Israëlieten in de tijd van Mozes, toen God op de berg Sinaï zijn wet gaf. 19 U hebt ook geen luid trompetgeschal gehoord of de donderende stem van God. De Israëlieten werden daar zo bang van dat zij God vroegen niets meer tegen hen te zeggen. 20 Zij trilden van angst, omdat God had gezegd: ‘Zelfs een dier dat de berg aanraakt, zal worden gestenigd.’ 21 Mozes was zo ontzet door wat hij zag en hoorde, dat hij zei: ‘Ik ben zo bang, dat ik sta te trillen op mijn benen.’
22 Nee, u staat voor de berg Sion en voor de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, waar tienduizenden engelen wonen. 23 U bent gekomen naar een feestelijke samenkomst van Gods oudste kinderen, die in het bevolkingsregister van de hemel staan. U staat voor God, die de rechter van alle mensen is en voor de geesten van de mensen die volmaakt geworden zijn. 24 U bent naar Jezus gekomen, die ervoor gezorgd heeft dat er een nieuw verbond tussen God en de mensen kwam. Hij heeft daarvoor zijn bloed gegeven en zijn bloed roept om vergeving in plaats van om wraak, zoals dat van Abel.
25 Pas op dat u God, die tot u spreekt, niet de rug toekeert! Want toen de Israëlieten weigerden te luisteren naar de waarschuwingen van Mozes, die namens God sprak, liep het niet goed met hen af. Maar als wij niet willen luisteren naar wat Jezus Christus zegt, zal het met ons nog veel slechter aflopen. 26 Toen God vanaf de berg Sinaï sprak, schudde de aarde van zijn stem. ‘Nog één keer,’ zegt Hij nu, ‘zal Ik niet alleen de aarde, maar ook de hemel laten schudden.’ 27 Daarmee bedoelt Hij dat alles wat niet vaststaat, zal verdwijnen, alles wat gemaakt is. Maar alles wat niet aan het wankelen gebracht kan worden, zal blijven.
28 Omdat wij een blijvend vaderland krijgen, moeten wij dankbaar zijn en God dienen zoals Hij het graag wil, met eerbied en ontzag. 29 Want onze God is een verterend vuur.
Leven in afhankelijkheid van Gods genade
13 Blijf als broeders en zusters van elkaar houden. 2 Wees altijd gastvrij voor vreemdelingen, daardoor hebben sommigen, zonder het zich bewust te zijn, engelen in huis gehad. 3 Denk aan de mensen die in de gevangenis zitten, alsof u zelf gevangen was. Denk ook aan de mensen die mishandeld worden. Omdat u zelf ook een lichaam hebt, kunt u met hen meevoelen. 4 Laat iedereen het huwelijk in ere houden. Man en vrouw moeten elkaar trouw blijven. Wie overspel pleegt, zal door God gestraft worden.
5 Laat u niet door het geld in beslag nemen. Wees tevreden met wat u hebt, want God heeft gezegd: ‘Ik zal altijd voor u zorgen, Ik zal u nooit in de steek laten.’ 6 Daarom kunnen wij goede moed hebben en zeggen: ‘De Here helpt mij, daarom hoef ik niet bang te zijn voor wat een mens mij kan aandoen.’ 7 Vergeet de voorgangers niet die u het woord van God hebben doorgegeven. Kijk eens hoe zij geleefd hebben en gestorven zijn, vertrouw net zo op God als zij deden. 8 Jezus Christus was, is en blijft voor altijd Dezelfde.
9 Laat u daarom niet meeslepen door allerlei vreemde ideeën. Voor onze geestelijke kracht zijn wij alleen afhankelijk van de genade van God en niet van allerlei regels voor eten en drinken, want de mensen die op regels vertrouwden, hebben er niets aan gehad. 10 Wij hebben een altaar waarvan niet gegeten mag worden door mensen die in dienst staan van het oude verbond. 11 Onder dat verbond bracht de hogepriester het bloed van een geslacht dier in de tempel, als een offer voor de zonden. Maar het lichaam van het dier werd buiten het kamp verbrand. 12 Daarom is ook Jezus buiten de stad een vreselijke dood gestorven, om ons door zijn bloed voor God af te zonderen en onze zonden weg te doen. 13 Laten wij dan naar Hem toe gaan, buiten de stad en dezelfde schande dragen die Hij gedragen heeft. 14 Wij horen immers niet in deze wereld thuis, wij kijken uit naar de toekomstige stad. 15 Met de hulp van Jezus zullen wij God altijd blijven eren, en ons offer aan God is dat wij openlijk voor Jezus uitkomen. 16 Wees goed voor anderen en deel uw bezit met hen, want dat zijn offers die God waardeert.
17 Gehoorzaam uw voorgangers en doe wat zij zeggen. Het is hun taak over u te waken, zij zullen voor God verantwoording moeten afleggen over wat zij hebben gedaan. Als u hen gehoorzaamt, zullen zij hun werk met voldoening kunnen doen, zonder veel zorgen en moeite. Maar als u hen niet gehoorzaamt, doet u daarmee uzelf tekort.
18 Bid voor ons, want wij vertrouwen dat wij een zuiver geweten hebben en willen dat houden. 19 Doe dit vooral opdat God mij snel de gelegenheid zal geven naar u terug te keren.
20 Ik bid dat de God van de vrede, die de Here Jezus, onze grote Herder, door het bloed van het eeuwige verbond uit de dood heeft laten opstaan, 21 u alles zal geven wat nodig is om zijn wil te doen. Dat Hij ons zó zal maken dat Hij, door Jezus Christus, tevreden over ons kan zijn. Aan Jezus Christus komt voor altijd en eeuwig alle eer toe. Amen.
22 Ik smeek u, broeders en zusters, mijn vermanende woorden in deze brief, waarin ik u kort schreef, ter harte te nemen.
23 Het zal u goed doen te horen dat onze broeder Timotheüs weer uit de gevangenis is. Als hij hier op tijd komt, zal ik u samen met hem bezoeken. 24 Doe de groeten aan al uw voorgangers en aan de andere gelovigen. U ontvangt de groeten van de christenen in Italië. 25 Ik wens u allen Gods genade toe.
Hebrews 11-13
New International Version
Faith in Action
11 Now faith is confidence in what we hope for(A) and assurance about what we do not see.(B) 2 This is what the ancients were commended for.(C)
3 By faith we understand that the universe was formed at God’s command,(D) so that what is seen was not made out of what was visible.
4 By faith Abel brought God a better offering than Cain did. By faith he was commended(E) as righteous, when God spoke well of his offerings.(F) And by faith Abel still speaks, even though he is dead.(G)
5 By faith Enoch was taken from this life, so that he did not experience death: “He could not be found, because God had taken him away.”[a](H) For before he was taken, he was commended as one who pleased God. 6 And without faith it is impossible to please God, because anyone who comes to him(I) must believe that he exists and that he rewards those who earnestly seek him.
7 By faith Noah, when warned about things not yet seen,(J) in holy fear built an ark(K) to save his family.(L) By his faith he condemned the world and became heir of the righteousness that is in keeping with faith.(M)
8 By faith Abraham, when called to go to a place he would later receive as his inheritance,(N) obeyed and went,(O) even though he did not know where he was going. 9 By faith he made his home in the promised land(P) like a stranger in a foreign country; he lived in tents,(Q) as did Isaac and Jacob, who were heirs with him of the same promise.(R) 10 For he was looking forward to the city(S) with foundations,(T) whose architect and builder is God.(U) 11 And by faith even Sarah, who was past childbearing age,(V) was enabled to bear children(W) because she[b] considered him faithful(X) who had made the promise. 12 And so from this one man, and he as good as dead,(Y) came descendants as numerous as the stars in the sky and as countless as the sand on the seashore.(Z)
13 All these people were still living by faith when they died. They did not receive the things promised;(AA) they only saw them and welcomed them from a distance,(AB) admitting that they were foreigners and strangers on earth.(AC) 14 People who say such things show that they are looking for a country of their own. 15 If they had been thinking of the country they had left, they would have had opportunity to return.(AD) 16 Instead, they were longing for a better country—a heavenly one.(AE) Therefore God is not ashamed(AF) to be called their God,(AG) for he has prepared a city(AH) for them.
17 By faith Abraham, when God tested him, offered Isaac as a sacrifice.(AI) He who had embraced the promises was about to sacrifice his one and only son, 18 even though God had said to him, “It is through Isaac that your offspring will be reckoned.”[c](AJ) 19 Abraham reasoned that God could even raise the dead,(AK) and so in a manner of speaking he did receive Isaac back from death.
20 By faith Isaac blessed Jacob and Esau in regard to their future.(AL)
21 By faith Jacob, when he was dying, blessed each of Joseph’s sons,(AM) and worshiped as he leaned on the top of his staff.
22 By faith Joseph, when his end was near, spoke about the exodus of the Israelites from Egypt and gave instructions concerning the burial of his bones.(AN)
23 By faith Moses’ parents hid him for three months after he was born,(AO) because they saw he was no ordinary child, and they were not afraid of the king’s edict.(AP)
24 By faith Moses, when he had grown up, refused to be known as the son of Pharaoh’s daughter.(AQ) 25 He chose to be mistreated(AR) along with the people of God rather than to enjoy the fleeting pleasures of sin. 26 He regarded disgrace(AS) for the sake of Christ(AT) as of greater value than the treasures of Egypt, because he was looking ahead to his reward.(AU) 27 By faith he left Egypt,(AV) not fearing the king’s anger; he persevered because he saw him who is invisible. 28 By faith he kept the Passover and the application of blood, so that the destroyer(AW) of the firstborn would not touch the firstborn of Israel.(AX)
29 By faith the people passed through the Red Sea as on dry land; but when the Egyptians tried to do so, they were drowned.(AY)
30 By faith the walls of Jericho fell, after the army had marched around them for seven days.(AZ)
31 By faith the prostitute Rahab, because she welcomed the spies, was not killed with those who were disobedient.[d](BA)
32 And what more shall I say? I do not have time to tell about Gideon,(BB) Barak,(BC) Samson(BD) and Jephthah,(BE) about David(BF) and Samuel(BG) and the prophets, 33 who through faith conquered kingdoms,(BH) administered justice, and gained what was promised; who shut the mouths of lions,(BI) 34 quenched the fury of the flames,(BJ) and escaped the edge of the sword;(BK) whose weakness was turned to strength;(BL) and who became powerful in battle and routed foreign armies.(BM) 35 Women received back their dead, raised to life again.(BN) There were others who were tortured, refusing to be released so that they might gain an even better resurrection. 36 Some faced jeers and flogging,(BO) and even chains and imprisonment.(BP) 37 They were put to death by stoning;[e](BQ) they were sawed in two; they were killed by the sword.(BR) They went about in sheepskins and goatskins,(BS) destitute, persecuted and mistreated— 38 the world was not worthy of them. They wandered in deserts and mountains, living in caves(BT) and in holes in the ground.
39 These were all commended(BU) for their faith, yet none of them received what had been promised,(BV) 40 since God had planned something better for us so that only together with us(BW) would they be made perfect.(BX)
12 Therefore, since we are surrounded by such a great cloud of witnesses, let us throw off everything that hinders and the sin that so easily entangles. And let us run(BY) with perseverance(BZ) the race marked out for us, 2 fixing our eyes on Jesus,(CA) the pioneer(CB) and perfecter of faith. For the joy set before him he endured the cross,(CC) scorning its shame,(CD) and sat down at the right hand of the throne of God.(CE) 3 Consider him who endured such opposition from sinners, so that you will not grow weary(CF) and lose heart.
God Disciplines His Children
4 In your struggle against sin, you have not yet resisted to the point of shedding your blood.(CG) 5 And have you completely forgotten this word of encouragement that addresses you as a father addresses his son? It says,
“My son, do not make light of the Lord’s discipline,
and do not lose heart(CH) when he rebukes you,
6 because the Lord disciplines the one he loves,(CI)
and he chastens everyone he accepts as his son.”[f](CJ)
7 Endure hardship as discipline; God is treating you as his children.(CK) For what children are not disciplined by their father? 8 If you are not disciplined—and everyone undergoes discipline(CL)—then you are not legitimate, not true sons and daughters at all. 9 Moreover, we have all had human fathers who disciplined us and we respected them for it. How much more should we submit to the Father of spirits(CM) and live!(CN) 10 They disciplined us for a little while as they thought best; but God disciplines us for our good, in order that we may share in his holiness.(CO) 11 No discipline seems pleasant at the time, but painful. Later on, however, it produces a harvest of righteousness and peace(CP) for those who have been trained by it.
12 Therefore, strengthen your feeble arms and weak knees.(CQ) 13 “Make level paths for your feet,”[g](CR) so that the lame may not be disabled, but rather healed.(CS)
Warning and Encouragement
14 Make every effort to live in peace with everyone(CT) and to be holy;(CU) without holiness no one will see the Lord.(CV) 15 See to it that no one falls short of the grace of God(CW) and that no bitter root(CX) grows up to cause trouble and defile many. 16 See that no one is sexually immoral,(CY) or is godless like Esau, who for a single meal sold his inheritance rights as the oldest son.(CZ) 17 Afterward, as you know, when he wanted to inherit this blessing, he was rejected. Even though he sought the blessing with tears,(DA) he could not change what he had done.
The Mountain of Fear and the Mountain of Joy
18 You have not come to a mountain that can be touched and that is burning with fire; to darkness, gloom and storm;(DB) 19 to a trumpet blast(DC) or to such a voice speaking words(DD) that those who heard it begged that no further word be spoken to them,(DE) 20 because they could not bear what was commanded: “If even an animal touches the mountain, it must be stoned to death.”[h](DF) 21 The sight was so terrifying that Moses said, “I am trembling with fear.”[i](DG)
22 But you have come to Mount Zion,(DH) to the city(DI) of the living God,(DJ) the heavenly Jerusalem.(DK) You have come to thousands upon thousands of angels in joyful assembly, 23 to the church of the firstborn,(DL) whose names are written in heaven.(DM) You have come to God, the Judge of all,(DN) to the spirits of the righteous made perfect,(DO) 24 to Jesus the mediator(DP) of a new covenant, and to the sprinkled blood(DQ) that speaks a better word than the blood of Abel.(DR)
25 See to it that you do not refuse(DS) him who speaks.(DT) If they did not escape when they refused him who warned(DU) them on earth, how much less will we, if we turn away from him who warns us from heaven?(DV) 26 At that time his voice shook the earth,(DW) but now he has promised, “Once more I will shake not only the earth but also the heavens.”[j](DX) 27 The words “once more” indicate the removing of what can be shaken(DY)—that is, created things—so that what cannot be shaken may remain.
28 Therefore, since we are receiving a kingdom that cannot be shaken,(DZ) let us be thankful, and so worship God acceptably with reverence and awe,(EA) 29 for our “God is a consuming fire.”[k](EB)
Concluding Exhortations
13 Keep on loving one another as brothers and sisters.(EC) 2 Do not forget to show hospitality to strangers,(ED) for by so doing some people have shown hospitality to angels without knowing it.(EE) 3 Continue to remember those in prison(EF) as if you were together with them in prison, and those who are mistreated as if you yourselves were suffering.
4 Marriage should be honored by all,(EG) and the marriage bed kept pure, for God will judge the adulterer and all the sexually immoral.(EH) 5 Keep your lives free from the love of money(EI) and be content with what you have,(EJ) because God has said,
6 So we say with confidence,
7 Remember your leaders,(EM) who spoke the word of God(EN) to you. Consider the outcome of their way of life and imitate(EO) their faith. 8 Jesus Christ is the same yesterday and today and forever.(EP)
9 Do not be carried away by all kinds of strange teachings.(EQ) It is good for our hearts to be strengthened(ER) by grace, not by eating ceremonial foods,(ES) which is of no benefit to those who do so.(ET) 10 We have an altar from which those who minister at the tabernacle(EU) have no right to eat.(EV)
11 The high priest carries the blood of animals into the Most Holy Place as a sin offering,(EW) but the bodies are burned outside the camp.(EX) 12 And so Jesus also suffered outside the city gate(EY) to make the people holy(EZ) through his own blood.(FA) 13 Let us, then, go to him(FB) outside the camp, bearing the disgrace he bore.(FC) 14 For here we do not have an enduring city,(FD) but we are looking for the city that is to come.(FE)
15 Through Jesus, therefore, let us continually offer to God a sacrifice(FF) of praise—the fruit of lips(FG) that openly profess his name. 16 And do not forget to do good and to share with others,(FH) for with such sacrifices(FI) God is pleased.
17 Have confidence in your leaders(FJ) and submit to their authority, because they keep watch over you(FK) as those who must give an account. Do this so that their work will be a joy, not a burden, for that would be of no benefit to you.
18 Pray for us.(FL) We are sure that we have a clear conscience(FM) and desire to live honorably in every way. 19 I particularly urge you to pray so that I may be restored to you soon.(FN)
Benediction and Final Greetings
20 Now may the God of peace,(FO) who through the blood of the eternal covenant(FP) brought back from the dead(FQ) our Lord Jesus, that great Shepherd of the sheep,(FR) 21 equip you with everything good for doing his will,(FS) and may he work in us(FT) what is pleasing to him,(FU) through Jesus Christ, to whom be glory for ever and ever. Amen.(FV)
22 Brothers and sisters, I urge you to bear with my word of exhortation, for in fact I have written to you quite briefly.(FW)
23 I want you to know that our brother Timothy(FX) has been released. If he arrives soon, I will come with him to see you.
24 Greet all your leaders(FY) and all the Lord’s people. Those from Italy(FZ) send you their greetings.
25 Grace be with you all.(GA)
Footnotes
- Hebrews 11:5 Gen. 5:24
- Hebrews 11:11 Or By faith Abraham, even though he was too old to have children—and Sarah herself was not able to conceive—was enabled to become a father because he
- Hebrews 11:18 Gen. 21:12
- Hebrews 11:31 Or unbelieving
- Hebrews 11:37 Some early manuscripts stoning; they were put to the test;
- Hebrews 12:6 Prov. 3:11,12 (see Septuagint)
- Hebrews 12:13 Prov. 4:26
- Hebrews 12:20 Exodus 19:12,13
- Hebrews 12:21 See Deut. 9:19.
- Hebrews 12:26 Haggai 2:6
- Hebrews 12:29 Deut. 4:24
- Hebrews 13:5 Deut. 31:6
- Hebrews 13:6 Psalm 118:6,7
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
Holy Bible, New International Version®, NIV® Copyright ©1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica, Inc.® Used by permission. All rights reserved worldwide.
NIV Reverse Interlinear Bible: English to Hebrew and English to Greek. Copyright © 2019 by Zondervan.