Add parallel Print Page Options

Koningin Vasti door Ahasveros verbannen

Koning Ahasveros was een machtig koning. Hij heerste over het enorme rijk van Perzië en Medië. Dat strekte zich met zijn honderdzevenentwintig gewesten uit van India tot Ethiopië. In zijn derde regeringsjaar gaf de koning een onvoorstelbaar groot feest in zijn paleis in de stad Susan. Alle gouverneurs, topambtenaren en de hele legerleiding werden uitgenodigd. Uit alle delen van zijn rijk kwamen de gasten. De feestelijkheden duurden een half jaar. Het was één grote demonstratie van rijkdom, pracht en praal.

Na afloop van deze festiviteiten gaf de koning een apart feest voor alle mannelijke leden van zijn hofhouding, van kamerheer tot keukenknecht. Zeven dagen lang vierden ze feest in de voorhof van de paleistuin. Groene, witte en blauwe gordijnen waren met linnen en purperen koorden vastgemaakt aan zilveren knoppen. Deze waren weer aan witmarmeren zuilen bevestigd. Gouden en zilveren rustbedden stonden op een mozaïekvloer van albast, witmarmer, parelmoer en stenen van allerlei kleuren. De gasten dronken uit gouden bekers, elk van een ander ontwerp. Er was koninklijke wijn in overvloed, zoals men van een koning mocht verwachten. Er gold maar één regel, namelijk dat er geen beperkingen waren. De koning had zijn hofmeesters opdracht gegeven aan ieders wensen tegemoet te komen.

Tegelijkertijd gaf koningin Vasti een feest voor de vrouwen in het paleis. 10 Op de laatste dag van het feest riep de halfdronken koning zijn zeven persoonlijke bedienden Mehuman, Bizta, Harbona, Bigta, Abagta, Zethar en Karkas bij zich. 11 Hij beval hun koningin Vasti te halen. Zij moest haar kroon dragen, zodat alle gasten haar schoonheid konden bewonderen, want zij was een bijzonder mooie vrouw. 12 Maar toen zij het bevel van de koning aan koningin Vasti overbrachten, weigerde zij te komen. Dit maakte de koning woedend. 13 Hij raadpleegde echter eerst zijn adviseurs, want hij deed nooit iets buiten hen om. Het waren wijze mannen, die kennis bezaten van astrologie en rechtsgeleerdheid. 14 Deze mannen heetten Karsena, Sethar, Admatha, Tarsis, Meres, Marsena en Memukan. Zij waren niet alleen de persoonlijke vrienden van de koning, maar ook zijn hoogste regeringsambtenaren. 15 ‘Vertel mij wat ik moet doen,’ vroeg hij hun. ‘Wat moet er volgens de wet gebeuren met koningin Vasti, nu zij geen gevolg heeft gegeven aan het bevel dat ik haar door mijn hovelingen heb laten overbrengen.’ 16 Memukan antwoordde namens de anderen: ‘Koningin Vasti heeft zich niet alleen tegen u misdragen, maar ook tegen al uw regeringsvertegenwoordigers en onderdanen. 17 Deze daad zal algemeen bekend worden en overal zullen vrouwen hun man ongehoorzaam worden als zij horen wat koningin Vasti heeft gedaan. 18 Nog voor deze dag om is, horen de vrouwen van alle ministers in het rijk hoe de koningin zich heeft misdragen. Zij zullen een voorbeeld aan haar nemen en hun echtgenoten net zo behandelen. Dit zal veel minachting en woede opwekken. 19 Wij stellen voor dat u, als u het goed vindt, een koninklijk besluit uitvaardigt, een wet van Meden en Perzen, die niet kan worden herroepen. Daarin kondigt u aan dat koningin Vasti uit uw nabijheid wordt gebannen. En u maakt bekend een nieuwe koningin te zullen kiezen die zich waardiger gedraagt. 20 Als dit besluit wordt afgekondigd in uw hele rijk, zullen alle mannen, ongeacht hun rang of stand, weer worden gerespecteerd door hun echtgenotes!’

21 De koning en de andere adviseurs vonden dit een uitstekend voorstel. Dus volgde hij Memukans raad op 22 en stuurde brieven naar alle gewesten, elk in hun eigen taal. Hij benadrukte dat in huis de mannen de leiding hadden en hun gezag niet moesten laten betwisten.

Esther tot koningin gekroond

Nadat Ahasverosʼ woede was bedaard, begon hij na te denken over wat Vasti gedaan had en welke maatregelen er toen genomen waren. Daarom zeiden zijn hovelingen: ‘Laten wij de mooiste meisjes uit uw rijk uitzoeken en bij u brengen. Wij zullen in alle gewesten ambtenaren aanstellen om deze meisjes te selecteren voor de koninklijke harem. Hegai, de harembewaker, zal zorgen dat zij de beschikking krijgen over alle schoonheidsmiddelen. Het meisje dat u dan het best bevalt, zal koningin worden in plaats van Vasti.’ De koning vond dit een goed voorstel en liet het onmiddellijk uitvoeren.

Nu woonde in Susan een Joodse man, Mordechai. Hij hoorde bij de stam Benjamin en was de zoon van Jaïr, de zoon van Simi, de zoon van Kis. Bij de verwoesting van Jeruzalem was hij gevangengenomen. Samen met koning Jechonja van Juda en vele anderen was hij door koning Nebukadnezar in ballingschap weggevoerd naar Babel. Mordechai was de pleegvader van een bijzonder knap en aantrekkelijk meisje, Hadassa, die in het Perzisch Esther werd genoemd. Zij was de dochter van zijn oom. Hij had haar na de dood van haar ouders als dochter aangenomen.

Als gevolg van het koninklijk besluit werd ook Esther, samen met vele andere meisjes, naar de harem in het paleis in Susan gebracht. Hegai, die voor de harem verantwoordelijk was, raakte onder de indruk van haar schoonheid. Hij deed zijn best het haar naar de zin te maken en liet onmiddellijk speciale maaltijden en schoonheidsmiddelen voor haar komen. Zij kreeg de zeven beste dienaressen van het paleis. Hegai liet haar in het mooiste deel van de harem wonen. 10 Maar Esther had niemand verteld dat zij een Joodse was. Mordechai had haar de raad gegeven haar afkomst geheim te houden. 11 Haar pleegvader kwam elke dag naar de voorhof van de harem om te informeren hoe Esther het maakte en wat er met haar zou gebeuren.

12 Voordat een meisje de nacht mocht doorbrengen met koning Ahasveros, moest zij eerst twaalf maanden lang een schoonheidsbehandeling ondergaan. Om te beginnen moest een meisje een half jaar mirre-olie gebruiken en daarna nog eens zes maanden speciale parfums en andere schoonheidsmiddelen. 13 Wanneer het haar beurt was met de koning te slapen, kreeg zij de mooiste kleren en juwelen. Die moesten haar schoonheid beter laten uitkomen. 14 ʼs Avonds werd zij meegenomen naar de vertrekken van de koning en ʼs ochtends naar een tweede harem gebracht. Daar woonden de vrouwen van de koning. Zij stonden onder de hoede van Saäsgaz, een andere hoveling van de koning. Een meisje bleef daar de rest van haar leven wonen zonder de koning ooit weer te zien, behalve wanneer zij goed bij hem in de smaak was gevallen en hij haar persoonlijk liet roepen, dan mocht zij terugkomen.

15 Toen was Esther aan de beurt om naar de koning te gaan. Zij was de dochter van Abichaïl, die een oom van haar pleegvader Mordechai was. Zij volgde het advies op van Hegai, de harembewaker en kleedde zich volgens zijn aanwijzingen. Iedereen vond dat zij er prachtig uitzag! 16 In de tiende maand van het zevende jaar dat Ahasverosʼ regeerde, werd Esther naar het paleis van de koning gebracht. 17 De koning hield meer van haar dan van alle andere meisjes. Hij was zo verrukt over haar dat hij de koninklijke kroon op haar hoofd zette en haar tot koningin uitriep in de plaats van Vasti. 18 Om deze heuglijke gebeurtenis te vieren, gaf hij een diner voor al zijn gouverneurs en regeringsambtenaren, hij gaf de gewesten een rustdag en deelde met gulheid geschenken uit.

19 Enige tijd later gaf de koning opnieuw bevel om mooie, jonge meisjes bijeen te brengen. Intussen was Mordechai een vertrouwde verschijning in het paleis geworden. 20 Esther had nog niemand verteld dat zij een Joodse was, want zij bleef Mordechai gehoorzamen, net als toen zij nog bij hem woonde. 21 Toen Mordechai op zekere dag in het paleis aan het werk was, smeedden twee verbitterde poortwachters van het paleis een samenzwering. Het waren Bigtan en Teres. Zij wilden de koning vermoorden. 22 Dit kwam Mordechai ter ore, hij speelde deze inlichtingen door aan koningin Esther en zij vertelde het namens Mordechai aan de koning. 23 Er werd een onderzoek ingesteld, waarbij de twee mannen schuldig werden bevonden en opgehangen. Dit hele voorval werd onder het toeziend oog van de koning vastgelegd in de jaarboeken met de geschiedenis van koning Ahasveros.

Hamans complot tegen de Joden

Korte tijd daarna benoemde koning Ahasveros Haman, de zoon van de Agagiet Hammedata, tot eerste minister. Hij was, na de koning, de machtigste man van het rijk. Alle dienaren van de koning maakten een zeer diepe buiging wanneer Haman passeerde, want zo had de koning het bevolen. Maar Mordechai weigerde te buigen en hem eer te bewijzen. ‘Waarom gehoorzaamt u de koning niet?’ vroegen de anderen hem elke dag weer. Maar hij bleef weigeren te buigen. Ten slotte vertelden zij het Haman om te zien of Mordechai zijn gedrag kon volhouden, want hij had als excuus aangevoerd dat hij een Jood was.

Haman was woedend toen hij merkte dat Mordechai niet voor hem boog. Hij besloot niet alleen Mordechai te straffen, maar ook hard op te treden tegen diens volk, de Joden. Hij wilde alle Joden in Ahasverosʼ rijk uitroeien! In de eerste maand van het twaalfde regeringsjaar van Ahasveros bepaalde men wat de meest geschikte tijd voor deze actie was. Daartoe wierp men het lot, ook wel ‘poer’ genoemd. Het lot gaf de laatste maand van het volgende jaar aan als de beste tijd.

Haman benaderde de koning over deze kwestie. ‘Er is een bepaald volk dat verspreid over al uw gewesten woont,’ begon hij. ‘Hun wetten verschillen van die van alle andere volken en deze mensen weigeren uw wetten te gehoorzamen. Daarom hoort u hen niet ongemoeid te laten. Als u het goed vindt, geef dan bevel dat zij moeten worden uitgeroeid. Om de kosten van deze zuivering te dekken, zal ik een bedrag ter waarde van driehonderdzestigduizend kilo zilver in de koninklijke schatkist storten.’ 10 De koning keurde het plan goed. Hij nam, om zijn besluit te bevestigen, zijn zegelring van zijn vinger en gaf die aan Haman, de jodenhater. 11 ‘Houd dat geld maar,’ zei hij. ‘Ga uw gang en doe met dat volk wat u wilt.’

12 Op de dertiende dag van de eerste maand liet Haman alle koninklijke secretarissen bij zich komen. Hij dicteerde hun brieven voor de gouverneurs en regeringsvertegenwoordigers in het hele rijk. De brieven waren voor elk gewest gesteld in hun eigen taal. Zij werden namens koning Ahasveros getekend en met zijn zegelring verzegeld. 13 Koeriers brachten de brieven naar alle gewesten van het rijk. Zo werd overal dit bevel bekend: ‘Alle Joden, jong en oud, vrouwen en kinderen, moeten worden gedood op de dertiende dag van de twaalfde maand van het volgende jaar. Hun bezittingen mogen in beslag worden genomen.’ 14 In de brief stond dat een afschrift van de brief als wet moest worden uitgevaardigd in elk gewest. Elk volk moest het horen. Dan zou iedereen weten wat hem die dag te doen stond. 15 De koeriers vertrokken in grote haast, nadat het bevel eerst was bekendgemaakt in de stad Susan. En terwijl de koning en Haman samen rustig zaten te drinken, raakte de stad in rep en roer.

Mordechaiʼs verzoek aan Esther

Toen Mordechai hoorde wat er was gebeurd, scheurde hij zijn kleren, kleedde zich in een zak en strooide as op zijn hoofd als teken van zware rouw. Zo liep hij luid jammerend door de stad. Voor de paleispoort bleef hij staan, want het was verboden in rouwkleding het paleis binnen te gaan. In alle gewesten waar het besluit van de koning bekend was geworden, verkeerden de Joden in diepe rouw. Zij vastten, huilden en jammerden. Velen sliepen op een bed, gemaakt van zakken en as.

Toen Esthers dienaressen en hovelingen haar vertelden van Mordechaiʼs gedrag, schrok zij hevig. Zij stuurde hem onmiddellijk andere kleren om de rouwkleding te vervangen. Maar hij weigerde deze aan te nemen. Toen liet zij Hathach komen, een van de hovelingen van de koning die was aangesteld als haar bediende. Zij droeg hem op Mordechai te vragen wat er aan de hand was en wat zijn gedrag te betekenen had. Hathach ging naar het plein voor de paleispoort waar Mordechai stond. Mordechai vertelde hem het hele verhaal. Hij noemde ook precies het bedrag dat Haman had beloofd aan de koninklijke schatkist te zullen schenken voor het uitmoorden van de Joden. Ook gaf hij Hathach een afschrift van het koninklijk besluit om de Joden uit te roeien. ‘Laat dit aan Esther zien,’ zei hij. ‘Leg haar uit wat er is gebeurd. Laat haar naar de koning gaan en hem om genade smeken voor haar volk.’ Hathach bracht Mordechaiʼs woorden over aan Esther.

10 Zij stuurde hem opnieuw naar Mordechai met de volgende boodschap: 11 ‘Iedereen weet dat als iemand, man of vrouw, zonder geroepen te zijn naar de koning gaat in de binnenste voorhof, hij gedoemd is te sterven. Tenzij de koning hem zijn gouden scepter aanreikt, dan is zijn leven veilig. Het is nu al een maand geleden sinds ik bij de koning ben geroepen.’ 12 Mordechai liet het volgende antwoord geven: 13 ‘Denk je dat jij in het paleis aan de dood zult ontsnappen, terwijl alle andere Joden worden vermoord? 14 Als jij in een tijd als deze blijft zwijgen, zullen wij wel op een andere manier gered worden. Maar jij en je familie zullen omkomen. En wie weet of jij niet juist met het oog op deze tijd in het paleis bent terechtgekomen?’

15 Toen liet Esther aan Mordechai zeggen: 16 ‘Roep alle Joden uit Susan bij elkaar en ga voor mij vasten. Eet of drink niet gedurende drie dagen en nachten. Mijn dienaressen en ik zullen hetzelfde doen. Daarna zal ik, ondanks het verbod, naar de koning gaan. Als ik dan moet sterven, dan zij het zo.’ 17 Mordechai deed wat Esther hem had gevraagd.

Esther verschijnt voor de koning

Drie dagen later trok Esther haar koninklijke gewaad aan en betrad de binnenste voorhof tegenover de koningszaal. De koning zat op zijn troon tegenover de ingang van de zaal. Toen viel zijn blik op koningin Esther in de binnenste voorhof. Meteen verwelkomde hij haar en reikte haar zijn gouden scepter. Esther kwam daarop dichterbij en raakte de spits van de scepter aan. De koning vroeg: ‘Wat is er, koningin Esther? Kan ik iets voor je doen? Al wilde je mijn halve koninkrijk hebben, ik zou het je geven.’ Zij antwoordde: ‘Als het uwe majesteit behaagt, nodig ik u en Haman uit voor een diner dat ik vandaag geef ter ere van u.’ De koning wendde zich tot zijn dienaren. ‘Ga vlug Haman halen,’ zei hij. Zo gingen Haman en de koning naar Esthers feestmaaltijd. Nadat de wijn was ingeschonken, vroeg de koning aan Esther: ‘Zeg mij nu wat je wilt en ik zal het je geven, al was het mijn halve koninkrijk!’ Zij antwoordde: ‘Ik heb één verzoek. Het is mijn grootste wens dat, als uwe majesteit mij een gunst wil bewijzen en mijn verzoek wil inwilligen, u morgen weer met Haman naar een diner komt dat ik voor u klaarmaak. Dán zal ik uw vraag beantwoorden.’

Vrolijk stond Haman na de maaltijd van tafel op. Toen hij echter Mordechai bij de poort zag zitten zonder zich te verroeren of op te staan, sloeg zijn humeur in één klap om. Hij werd razend. 10 Maar hij wist zich te beheersen en ging naar huis. Hij liet zijn vrienden en zijn vrouw Zeres bij zich komen. 11 Zij moesten aanhoren hoe hij begon op te scheppen over zijn grote rijkdom, zijn vele kinderen en de eervolle benoeming die de koning hem had verleend. Hij liep vreselijk te pronken met het feit dat hij de op één na machtigste man van het rijk was geworden. 12 En alsof dit nog niet genoeg was, zei hij: ‘Bovendien heeft koningin Esther alleen de koning en mij uitgenodigd aan haar diner. En voor morgen zijn wij wéér uitgenodigd! 13 Maar toch,’ voegde hij er somber aan toe, ‘valt dit alles in het niet als ik die Jood Mordechai bij de poort zie zitten. Die man weigert voor mij te buigen.’ 14 Zijn vrouw Zeres en zijn vrienden gaven hem de raad een twintig meter hoge galg te bouwen. ‘Vraag de koning morgenochtend of Mordechai daaraan mag worden opgehangen,’ zeiden zij. ‘Daarna kun je vrolijk feestvieren met de koning op Esthers diner.’ Haman vond dit een prachtig plan en liet onmiddellijk een galg maken.

Queen Vashti Deposed

This is what happened during the time of Xerxes,[a](A) the Xerxes who ruled over 127 provinces(B) stretching from India to Cush[b]:(C) At that time King Xerxes reigned from his royal throne in the citadel of Susa,(D) and in the third year of his reign he gave a banquet(E) for all his nobles and officials. The military leaders of Persia and Media, the princes, and the nobles of the provinces were present.

For a full 180 days he displayed the vast wealth of his kingdom and the splendor and glory of his majesty. When these days were over, the king gave a banquet, lasting seven days,(F) in the enclosed garden(G) of the king’s palace, for all the people from the least to the greatest who were in the citadel of Susa. The garden had hangings of white and blue linen, fastened with cords of white linen and purple material to silver rings on marble pillars. There were couches(H) of gold and silver on a mosaic pavement of porphyry, marble, mother-of-pearl and other costly stones. Wine was served in goblets of gold, each one different from the other, and the royal wine was abundant, in keeping with the king’s liberality.(I) By the king’s command each guest was allowed to drink with no restrictions, for the king instructed all the wine stewards to serve each man what he wished.

Queen Vashti also gave a banquet(J) for the women in the royal palace of King Xerxes.

10 On the seventh day, when King Xerxes was in high spirits(K) from wine,(L) he commanded the seven eunuchs who served him—Mehuman, Biztha, Harbona,(M) Bigtha, Abagtha, Zethar and Karkas— 11 to bring(N) before him Queen Vashti, wearing her royal crown, in order to display her beauty(O) to the people and nobles, for she was lovely to look at. 12 But when the attendants delivered the king’s command, Queen Vashti refused to come. Then the king became furious and burned with anger.(P)

13 Since it was customary for the king to consult experts in matters of law and justice, he spoke with the wise men who understood the times(Q) 14 and were closest to the king—Karshena, Shethar, Admatha, Tarshish, Meres, Marsena and Memukan, the seven nobles(R) of Persia and Media who had special access to the king and were highest in the kingdom.

15 “According to law, what must be done to Queen Vashti?” he asked. “She has not obeyed the command of King Xerxes that the eunuchs have taken to her.”

16 Then Memukan replied in the presence of the king and the nobles, “Queen Vashti has done wrong, not only against the king but also against all the nobles and the peoples of all the provinces of King Xerxes. 17 For the queen’s conduct will become known to all the women, and so they will despise their husbands and say, ‘King Xerxes commanded Queen Vashti to be brought before him, but she would not come.’ 18 This very day the Persian and Median women of the nobility who have heard about the queen’s conduct will respond to all the king’s nobles in the same way. There will be no end of disrespect and discord.(S)

19 “Therefore, if it pleases the king,(T) let him issue a royal decree and let it be written in the laws of Persia and Media, which cannot be repealed,(U) that Vashti is never again to enter the presence of King Xerxes. Also let the king give her royal position to someone else who is better than she. 20 Then when the king’s edict is proclaimed throughout all his vast realm, all the women will respect their husbands, from the least to the greatest.”

21 The king and his nobles were pleased with this advice, so the king did as Memukan proposed. 22 He sent dispatches to all parts of the kingdom, to each province in its own script and to each people in their own language,(V) proclaiming that every man should be ruler over his own household, using his native tongue.

Esther Made Queen

Later when King Xerxes’ fury had subsided,(W) he remembered Vashti and what she had done and what he had decreed about her. Then the king’s personal attendants proposed, “Let a search be made for beautiful young virgins for the king. Let the king appoint commissioners in every province of his realm to bring all these beautiful young women into the harem at the citadel of Susa. Let them be placed under the care of Hegai, the king’s eunuch, who is in charge of the women; and let beauty treatments be given to them. Then let the young woman who pleases the king be queen instead of Vashti.” This advice appealed to the king, and he followed it.

Now there was in the citadel of Susa a Jew of the tribe of Benjamin, named Mordecai son of Jair, the son of Shimei, the son of Kish,(X) who had been carried into exile from Jerusalem by Nebuchadnezzar king of Babylon, among those taken captive with Jehoiachin[c](Y) king of Judah.(Z) Mordecai had a cousin named Hadassah, whom he had brought up because she had neither father nor mother. This young woman, who was also known as Esther,(AA) had a lovely figure(AB) and was beautiful. Mordecai had taken her as his own daughter when her father and mother died.

When the king’s order and edict had been proclaimed, many young women were brought to the citadel of Susa(AC) and put under the care of Hegai. Esther also was taken to the king’s palace and entrusted to Hegai, who had charge of the harem. She pleased him and won his favor.(AD) Immediately he provided her with her beauty treatments and special food.(AE) He assigned to her seven female attendants selected from the king’s palace and moved her and her attendants into the best place in the harem.

10 Esther had not revealed her nationality and family background, because Mordecai had forbidden her to do so.(AF) 11 Every day he walked back and forth near the courtyard of the harem to find out how Esther was and what was happening to her.

12 Before a young woman’s turn came to go in to King Xerxes, she had to complete twelve months of beauty treatments prescribed for the women, six months with oil of myrrh and six with perfumes(AG) and cosmetics. 13 And this is how she would go to the king: Anything she wanted was given her to take with her from the harem to the king’s palace. 14 In the evening she would go there and in the morning return to another part of the harem to the care of Shaashgaz, the king’s eunuch who was in charge of the concubines.(AH) She would not return to the king unless he was pleased with her and summoned her by name.(AI)

15 When the turn came for Esther (the young woman Mordecai had adopted, the daughter of his uncle Abihail(AJ)) to go to the king,(AK) she asked for nothing other than what Hegai, the king’s eunuch who was in charge of the harem, suggested. And Esther won the favor(AL) of everyone who saw her. 16 She was taken to King Xerxes in the royal residence in the tenth month, the month of Tebeth, in the seventh year of his reign.

17 Now the king was attracted to Esther more than to any of the other women, and she won his favor and approval more than any of the other virgins. So he set a royal crown on her head and made her queen(AM) instead of Vashti. 18 And the king gave a great banquet,(AN) Esther’s banquet, for all his nobles and officials.(AO) He proclaimed a holiday throughout the provinces and distributed gifts with royal liberality.(AP)

Mordecai Uncovers a Conspiracy

19 When the virgins were assembled a second time, Mordecai was sitting at the king’s gate.(AQ) 20 But Esther had kept secret her family background and nationality just as Mordecai had told her to do, for she continued to follow Mordecai’s instructions as she had done when he was bringing her up.(AR)

21 During the time Mordecai was sitting at the king’s gate, Bigthana[d] and Teresh, two of the king’s officers(AS) who guarded the doorway, became angry(AT) and conspired to assassinate King Xerxes. 22 But Mordecai found out about the plot and told Queen Esther, who in turn reported it to the king, giving credit to Mordecai. 23 And when the report was investigated and found to be true, the two officials were impaled(AU) on poles. All this was recorded in the book of the annals(AV) in the presence of the king.(AW)

Haman’s Plot to Destroy the Jews

After these events, King Xerxes honored Haman son of Hammedatha, the Agagite,(AX) elevating him and giving him a seat of honor higher than that of all the other nobles. All the royal officials at the king’s gate knelt down and paid honor to Haman, for the king had commanded this concerning him. But Mordecai would not kneel down or pay him honor.

Then the royal officials at the king’s gate asked Mordecai, “Why do you disobey the king’s command?”(AY) Day after day they spoke to him but he refused to comply.(AZ) Therefore they told Haman about it to see whether Mordecai’s behavior would be tolerated, for he had told them he was a Jew.

When Haman saw that Mordecai would not kneel down or pay him honor, he was enraged.(BA) Yet having learned who Mordecai’s people were, he scorned the idea of killing only Mordecai. Instead Haman looked for a way(BB) to destroy(BC) all Mordecai’s people, the Jews,(BD) throughout the whole kingdom of Xerxes.

In the twelfth year of King Xerxes, in the first month, the month of Nisan, the pur(BE) (that is, the lot(BF)) was cast in the presence of Haman to select a day and month. And the lot fell on[e] the twelfth month, the month of Adar.(BG)

Then Haman said to King Xerxes, “There is a certain people dispersed among the peoples in all the provinces of your kingdom who keep themselves separate. Their customs(BH) are different from those of all other people, and they do not obey(BI) the king’s laws; it is not in the king’s best interest to tolerate them.(BJ) If it pleases the king, let a decree be issued to destroy them, and I will give ten thousand talents[f] of silver to the king’s administrators for the royal treasury.”(BK)

10 So the king took his signet ring(BL) from his finger and gave it to Haman son of Hammedatha, the Agagite, the enemy of the Jews. 11 “Keep the money,” the king said to Haman, “and do with the people as you please.”

12 Then on the thirteenth day of the first month the royal secretaries were summoned. They wrote out in the script of each province and in the language(BM) of each people all Haman’s orders to the king’s satraps, the governors of the various provinces and the nobles of the various peoples. These were written in the name of King Xerxes himself and sealed(BN) with his own ring. 13 Dispatches were sent by couriers to all the king’s provinces with the order to destroy, kill and annihilate all the Jews(BO)—young and old, women and children—on a single day, the thirteenth day of the twelfth month, the month of Adar,(BP) and to plunder(BQ) their goods. 14 A copy of the text of the edict was to be issued as law in every province and made known to the people of every nationality so they would be ready for that day.(BR)

15 The couriers went out, spurred on by the king’s command, and the edict was issued in the citadel of Susa.(BS) The king and Haman sat down to drink,(BT) but the city of Susa was bewildered.(BU)

Mordecai Persuades Esther to Help

When Mordecai learned of all that had been done, he tore his clothes,(BV) put on sackcloth and ashes,(BW) and went out into the city, wailing(BX) loudly and bitterly. But he went only as far as the king’s gate,(BY) because no one clothed in sackcloth was allowed to enter it. In every province to which the edict and order of the king came, there was great mourning among the Jews, with fasting, weeping and wailing. Many lay in sackcloth and ashes.

When Esther’s eunuchs and female attendants came and told her about Mordecai, she was in great distress. She sent clothes for him to put on instead of his sackcloth, but he would not accept them. Then Esther summoned Hathak, one of the king’s eunuchs assigned to attend her, and ordered him to find out what was troubling Mordecai and why.

So Hathak went out to Mordecai in the open square of the city in front of the king’s gate. Mordecai told him everything that had happened to him, including the exact amount of money Haman had promised to pay into the royal treasury for the destruction of the Jews.(BZ) He also gave him a copy of the text of the edict for their annihilation, which had been published in Susa, to show to Esther and explain it to her, and he told him to instruct her to go into the king’s presence to beg for mercy and plead with him for her people.

Hathak went back and reported to Esther what Mordecai had said. 10 Then she instructed him to say to Mordecai, 11 “All the king’s officials and the people of the royal provinces know that for any man or woman who approaches the king in the inner court without being summoned(CA) the king has but one law:(CB) that they be put to death unless the king extends the gold scepter(CC) to them and spares their lives. But thirty days have passed since I was called to go to the king.”

12 When Esther’s words were reported to Mordecai, 13 he sent back this answer: “Do not think that because you are in the king’s house you alone of all the Jews will escape. 14 For if you remain silent(CD) at this time, relief(CE) and deliverance(CF) for the Jews will arise from another place, but you and your father’s family will perish. And who knows but that you have come to your royal position for such a time as this?”(CG)

15 Then Esther sent this reply to Mordecai: 16 “Go, gather together all the Jews who are in Susa, and fast(CH) for me. Do not eat or drink for three days, night or day. I and my attendants will fast as you do. When this is done, I will go to the king, even though it is against the law. And if I perish, I perish.”(CI)

17 So Mordecai went away and carried out all of Esther’s instructions.

Esther’s Request to the King

On the third day Esther put on her royal robes(CJ) and stood in the inner court of the palace, in front of the king’s(CK) hall. The king was sitting on his royal throne in the hall, facing the entrance. When he saw Queen Esther standing in the court, he was pleased with her and held out to her the gold scepter that was in his hand. So Esther approached and touched the tip of the scepter.(CL)

Then the king asked, “What is it, Queen Esther? What is your request? Even up to half the kingdom,(CM) it will be given you.”

“If it pleases the king,” replied Esther, “let the king, together with Haman, come today to a banquet I have prepared for him.”

“Bring Haman at once,” the king said, “so that we may do what Esther asks.”

So the king and Haman went to the banquet Esther had prepared. As they were drinking wine,(CN) the king again asked Esther, “Now what is your petition? It will be given you. And what is your request? Even up to half the kingdom,(CO) it will be granted.”(CP)

Esther replied, “My petition and my request is this: If the king regards me with favor(CQ) and if it pleases the king to grant my petition and fulfill my request, let the king and Haman come tomorrow to the banquet(CR) I will prepare for them. Then I will answer the king’s question.”

Haman’s Rage Against Mordecai

Haman went out that day happy and in high spirits. But when he saw Mordecai at the king’s gate and observed that he neither rose nor showed fear in his presence, he was filled with rage(CS) against Mordecai.(CT) 10 Nevertheless, Haman restrained himself and went home.

Calling together his friends and Zeresh,(CU) his wife, 11 Haman boasted(CV) to them about his vast wealth, his many sons,(CW) and all the ways the king had honored him and how he had elevated him above the other nobles and officials. 12 “And that’s not all,” Haman added. “I’m the only person(CX) Queen Esther invited to accompany the king to the banquet she gave. And she has invited me along with the king tomorrow. 13 But all this gives me no satisfaction as long as I see that Jew Mordecai sitting at the king’s gate.(CY)

14 His wife Zeresh and all his friends said to him, “Have a pole set up, reaching to a height of fifty cubits,[g](CZ) and ask the king in the morning to have Mordecai impaled(DA) on it. Then go with the king to the banquet and enjoy yourself.” This suggestion delighted Haman, and he had the pole set up.

Footnotes

  1. Esther 1:1 Hebrew Ahasuerus; here and throughout Esther
  2. Esther 1:1 That is, the upper Nile region
  3. Esther 2:6 Hebrew Jeconiah, a variant of Jehoiachin
  4. Esther 2:21 Hebrew Bigthan, a variant of Bigthana
  5. Esther 3:7 Septuagint; Hebrew does not have And the lot fell on.
  6. Esther 3:9 That is, about 375 tons or about 340 metric tons
  7. Esther 5:14 That is, about 75 feet or about 23 meters