Daniël 7-8
Het Boek
Het visioen van de vier grote dieren
7 In het eerste regeringsjaar van koning Belsazar had Daniël een droom. Hij kreeg visioenen terwijl hij op bed lag en schreef ze later op. Dit is het verslag van wat hij droomde.
2 In mijn nachtelijke droom zag ik de winden uit alle vier de windstreken losbarsten in een hevige storm die de grote zee geselde. 3 Vier grote dieren rezen op uit het water, alle vier verschillend. 4 De eerste zag eruit als een leeuw, maar had ook arendsvleugels! Terwijl ik bleef kijken, werden zijn vleugels uitgerukt. Hij kon niet langer vliegen, maar werd opgetild en op zijn voeten overeind gezet als een mens en kreeg het verstand van een mens. 5 Het tweede dier leek op een beer. Hij had zijn ene poot opgeheven en hield drie ribben in zijn bek. Ik hoorde een stem zeggen: ‘Sta op! Eet veel vlees!’ 6 Daarna keek ik naar het derde dier. Dit zag eruit als een panter, maar op zijn rug zaten vier vleugels als van een vogel en hij had vier koppen. Hem werd veel macht gegeven.
7 Terwijl ik toekeek in mijn droom, zag ik een vierde dier. Hij was afschrikwekkend en zag er geweldig sterk uit! Hij verscheurde zijn voedsel met zijn grote ijzeren tanden en het overige vertrapte hij onder zijn poten. Dit dier was heel anders dan de vorige dieren en had tien horens. 8 Terwijl ik op de horens lette, verscheen er plotseling een andere kleine hoorn tussen. Drie van de eerste horens werden ervoor uitgerukt. Deze kleine hoorn had ogen die leken op mensenogen en een mond die allerlei grootspraak uitsloeg.
9 Ik keek toe hoe er tronen werden neergezet en er een Hoogbejaarde plaatsnam. Zijn kleren waren sneeuwwit en zijn haar wit als zuivere wol. Hij zat op een vlammende troon die op eveneens vlammende wielen reed. 10 Een vuurstroom steeg naar boven en vloeide voor Hem uit. Miljoenen dienden Hem en miljarden mensen stonden vóór Hem. Het gerechtshof ging zitten en de boeken werden geopend. 11 Terwijl ik keek, hoorde ik de overmoedige woorden van de hoorn van het vierde dier. Ik bleef kijken tot hij werd gedood en zijn lichaam werd verbrand. 12 Wat de drie andere dieren betreft: hun werd hun macht ontnomen, maar zij mochten nog enige tijd blijven leven.
13 Daarna zag ik in mijn droom de aankomst van iemand die er uitzag als een Mensenzoon. Hij kwam op de wolken van de hemel en werd naar de Hoogbejaarde geleid. 14 Hij ontving macht en heerschappij om te regeren en werd overladen met eerbewijzen. Mensen van allerlei verschillende volken en talen dienden Hem. Hij zal eeuwig heersen en aan zijn macht zal geen einde komen. Zijn koningschap is zó geweldig dat het nooit ten val zal komen.
15 Ik, Daniël, was diep onder de indruk door alles wat ik had gezien en de visioenen brachten me in verwarring. 16 Daarom ging ik naar een van de omstanders en vroeg hem naar de betekenis van dit alles. Hij legde het mij uit. 17 ‘Die vier grote dieren,’ zei hij, ‘verbeelden vier koningen die uit de aarde zullen opkomen en heersen. 18 Daarna zal het heilige volk van God, de Allerhoogste, de macht krijgen en de wereld voor altijd regeren, tot in alle eeuwigheid.’ 19 Toen vroeg ik wat dat vierde dier te betekenen had dat zo verschilde van de andere dieren en er zo gruwelijk uitzag met zijn ijzeren tanden en koperen klauwen, waarmee hij zijn voedsel verscheurde en het overige vertrapte onder zijn poten. 20 Ik vroeg ook naar de betekenis van de tien horens op zijn kop en van die ene hoorn die later opkwam en waarvoor er drie uitvielen. En waarom hij ogen had en een mond die brallerige taal uitsloeg en waarom hij groter was dan de anderen. 21 Want ik had gezien dat deze hoorn vocht tegen de heiligen en van hen won, 22 tot de Hoogbejaarde kwam en zijn heiligen de overwinning gaf. Toen was het moment aangebroken waarop zij de macht kregen. 23 ‘Dat vierde dier,’ vertelde hij mij, ‘is de vierde wereldmacht die de aarde zal regeren. Het zal verschillen van alle andere. Het zal de hele wereld verslinden en alles vertrappen en vernietigen. 24 Zijn tien horens zijn tien koningen die in dat rijk zullen opstaan. Dan zal er nog een koning opstaan die verschilt van de anderen en drie van hen ten val zal brengen. 25 Hij zal tekeer gaan tegen God, de Allerhoogste, en zijn heiligen achtervolgen. Hij zal proberen alle wetten, regels en gebruiken te veranderen. Drieënhalf jaar lang zullen de heiligen aan zijn grillen worden overgeleverd. 26 Maar dan zal er een rechtszitting zijn en hem zal zijn macht ontnomen worden, hij zal voor eeuwig vernietigd worden. 27 Alle naties, koningen en grootheden onder de hemel zullen hun macht kwijtraken aan het heilige volk van God. Hij zal voor eeuwig over alles en iedereen regeren en alle machthebbers zullen Hem dienen en gehoorzamen.’
28 Dit was het einde van de droom. Bij het ontwaken verkeerde ik, Daniël, in grote verwarring. Ik was helemaal ontdaan, maar vertelde niemand wat ik had gezien.
Het visoen van de ram en de geitenbok
8 In het derde regeringsjaar van koning Belsazar kreeg ik weer een visioen. 2 In dit visioen was ik in Susan, de hoofdstad van het gewest Elam, ik zag mijzelf naast de rivier de Ulai staan. 3 Toen ik om mij heen keek, zag ik een ram met twee lange horens aan de rivier staan. Een van de horens was langer dan de andere, hoewel hij later opkwam. 4 De ram stootte naar het westen, het noorden en het zuiden en niemand kon tegen hem standhouden of zijn slachtoffers redden. Hij deed wat hij wilde en werd erg groot. 5 Terwijl ik geboeid toekeek, verscheen plotseling een geitenbok vanuit het westen. Hij bewoog zich zo snel over de hele aarde voort dat zijn poten de grond zelfs niet raakten. Deze bok had een opvallende hoorn tussen zijn ogen. 6 Hij kwam bij de ram met de twee horens en stormde woest op hem af. 7 Hij viel de ram woedend aan en brak daarbij diens beide horens. De ram was nu hulpeloos en de geitenbok sloeg hem tegen de grond en vertrapte hem. En niemand deed een poging de ram te redden.
8 De geitenbok werd trots en machtig, maar op het toppunt van zijn macht brak plotseling zijn grote hoorn af en op die plaats kwamen vier opvallende horens op. Zij waren gericht naar de vier windstreken. 9 Een van hen, die klein begon, werd al gauw buitengewoon sterk. Hij viel het zuiden en het oosten aan en vocht ook tegen Israël. 10 Hij reikte tot aan de hemelse machten en haalde een deel ervan neer en vertrapte het. 11 Hij waagde het bovendien de vorst van het hemelse leger uit te dagen door het dagelijkse offer dat aan Hem werd gebracht, af te schaffen en bovendien zijn tempel te ontwijden. 12 Het heiligdom en het dagelijks offer werden het slachtoffer van de wetteloosheid. Daardoor verdwenen waarheid en rechtvaardigheid en triomfeerde het kwaad.
13 Daarna hoorde ik twee heilige engelen met elkaar praten. Een van hen zei: ‘Hoelang zal het nog duren voor het dagelijkse offer weer in ere wordt hersteld? Wanneer zal de ontwijding van de tempel ophouden en Gods volk triomferen?’ 14 De ander antwoordde: ‘Pas over drieëntwintighonderd dagen zal het heiligdom in ere worden hersteld.’
15 Terwijl ik, Daniël, dit visioen zag en het probeerde te begrijpen, stond er plotseling een man voor mij. Tenminste, hij zag eruit als een man. 16 Ik hoorde een menselijke stem van over de rivier de Ulai roepen: ‘Gabriël, vertel hem wat het visioen betekent.’ 17 Hij liep op mij af en van schrik wierp ik mij languit op de grond. ‘Mensenkind,’ zei hij, ‘u moet begrijpen dat dit visioen betrekking heeft op de eindtijd.’ 18 Terwijl hij dat zei, verloor ik het bewustzijn. Hij raakte mij echter aan en hielp mij overeind. 19 ‘Ik ben gekomen,’ zei hij, ‘om u te vertellen wat er gaat gebeuren als de tijd van Gods toorn ten einde loopt. Want wat u hebt gezien, gaat over het vastgestelde tijdstip van het einde. 20 De twee horens van de ram die u hebt gezien, zijn de koningen van Medië en Perzië. 21 De harige geitenbok is de koning van Griekenland en de lange hoorn tussen zijn ogen verbeeldt de eerste grote koning. 22 Daarna zag u dat de eerste hoorn werd afgebroken en dat vier anderen in zijn plaats kwamen. Dit betekent dat het rijk in vier koninkrijken zal uiteenvallen. Maar geen van hen zal zo sterk zijn als het eerste. 23 Deze koninkrijken laten, kort voor zij ten val komen, de boosdoeners de maat vol maken. Dan zal een andere koning aan de macht komen, een hardvochtig en listig man. 24 Hij zal grote kracht bezitten, maar het zal niet zijn eigen kracht zijn. Hij zal ongehoorde verwoestingen aanrichten en wat hij ook doet, het lukt hem allemaal. Hij zal machtige tegenstanders overwinnen en ook het heilige volk te gronde richten. 25 Meester-misleider als hij is, zal hij op drieste wijze velen ombrengen. Hij zal het zelfs wagen de strijd aan te binden met de vorst der vorsten, maar bezegelt daarmee zijn ondergang. Hij zal omkomen, maar niet door toedoen van mensen. 26 En dit visioen over de hoeveelheid dagen is betrouwbaar. Vertel niemand iets over dit visioen, want het gaat over een verre toekomst.’
27 Toen was ik uitgeput en lag enige dagen ziek op bed. Daarna stond ik op en hervatte mijn dienst bij de koning. Ik was verbijsterd over het visioen, maar kon er met niemand over spreken.
Daniël 7-8
BasisBijbel
Daniël ziet vier verschillende beesten
7 In het jaar dat Beltsazar koning van Babel werd,[a] had Daniël een droom. Hij schreef op wat hij had gedroomd. Dit is zijn verhaal.
2 Ik had 's nachts een droom. Ik zag hoe het uit de vier windrichtingen begon te stormen. De storm joeg het water van de grote zee hoog op.[b] 3 Toen kwamen er vier verschillende, grote beesten uit de zee omhoog.
4 Het eerste beest leek op een leeuw, maar het had de vleugels van een adelaar. Ik bleef kijken en zag dat zijn vleugels werden uitgerukt.[c] Het beest werd van de grond opgetild en op twee voeten gezet, zoals een mens. Ook kreeg het een menselijke geest.
5 Daarna kwam het tweede beest. Dat beest leek op een beer. Het kwam op zijn achterpoten overeind en ik zag dat het beest drie ribben in zijn bek tussen zijn tanden hield. En ik hoorde iemand tegen hem zeggen: "Sta op, eet veel vlees."[d]
6 Toen zag ik het derde beest. Het leek op een luipaard, maar het had vier vleugels op zijn rug en vier koppen.[e] Het beest kreeg veel macht.
7 Toen zag ik in mijn droom het vierde beest. Het zag er verschrikkelijk angstaanjagend uit. Het was geweldig sterk. Het had grote, ijzeren tanden. Het verslond en vermaalde en wat overbleef vertrapte het met zijn poten.[f] Het beest gedroeg zich anders dan de andere drie beesten. En het beest had tien horens.[g] 8 Toen ik naar die horens keek, zag ik dat er een kleinere hoorn ontstond tussen de andere horens. Er werden drie horens uitgerukt om plaats te maken voor die nieuwe hoorn. De nieuwe hoorn was vol mensenogen en had een mond. Die mond stond vreselijk op te scheppen en zei allerlei dingen die God beledigen.[h]
De tronen
9 Terwijl ik bleef kijken, zag ik dat er tronen werden neergezet.[i] En Hij die er al eeuwen is, ging op een troon zitten. Zijn kleren waren zo wit als sneeuw en zijn haar leek op witte wol. Zijn troon bestond uit vuurvlammen en had wielen van vuur. 10 Een rivier van vuur stroomde van Hem uit. Duizenden en duizenden dienden Hem. Ja, miljoenen stonden klaar om Hem te dienen. Toen namen de rechters plaats en de boeken werden geopend om recht te spreken.
11 Ik hoorde hoe de hoorn vreselijk stond op te scheppen en allerlei dingen zei die God beledigen. En ik zag dat het beest daarom werd gedood. Zijn lichaam werd verbrand, want het werd in het vuur gegooid. 12 Ook de andere beesten werd hun macht afgenomen, maar ze mochten nog een bepaalde korte tijd blijven leven. 13 In mijn droom bleef ik kijken. Toen zag ik op de wolken van de hemel Iemand komen die er uitzag als een mens.[j] Hij ging naar Hem die er al eeuwen is en ging vóór Hem staan. 14 Hij kreeg de macht en de eer: Hij werd voor eeuwig Koning. Zijn Koninkrijk zal nooit ophouden te bestaan, want het kan niet worden vernietigd.[k]
De uitleg van de droom
15 Ik was erg geschokt door alles wat ik zag. Het maakte mij bang. 16 In mijn droom liep ik naar één van de personen die daar waren. Ik vroeg hem wat dit allemaal betekende. Hij legde me alles uit. 17 Hij zei: "De vier grote beesten zijn vier aardse koninkrijken. 18 Maar het volk van God zal het Koninkrijk ontvangen. Het Koninkrijk zal van hen zijn en zij zullen heersen, voor altijd en eeuwig."
19 Toen wilde ik weten wat het vierde beest betekende, dat zo anders was dan de andere drie beesten. Want dat beest was vreselijk angstaanjagend. Want het had ijzeren tanden en koperen klauwen. En het verslond en vermaalde, en vertrapte met zijn poten wat er overbleef. 20 Ook wilde ik weten wat die tien horens op zijn kop betekenden. En wat er bedoeld werd met de kleine hoorn die drie andere horens eruit drukte. Dat was de hoorn die machtiger werd dan de andere horens. Ook had die hoorn ogen, en een mond waarmee hij stond op te scheppen en dingen zei die God beledigen. 21 Ik zag dat die hoorn streed tegen het volk van God en hen overwon.[l] 22 Toen kwam Hij die er al eeuwen is en sprak recht over het beest.[m] Hij redde het volk van God. Daarna kreeg Gods volk het koningschap.
23 De man zei: "Dat vierde beest is het vierde koninkrijk dat op aarde zal komen. Het zal anders zijn dan de andere koninkrijken. Het zal de hele aarde verslinden en vertrappen en verwoesten. 24 De tien horens betekenen dat er uit dat vierde koninkrijk tien koningen tegelijk zullen komen. Na die tien koningen zal er nóg een koning komen. Hij zal anders zijn dan de koningen die er vóór hem waren.[n] En hij zal drie koningen overwinnen. 25 Hij zal vreselijk lopen opscheppen en allerlei beledigende dingen zeggen tegen de Allerhoogste God. Hij zal Gods volk doden en proberen Gods tijden en Gods wet te veranderen. Gods volk zal voor een bepaalde tijd in zijn macht zijn: een tijd en tijden en een halve tijd.[o] 26 Dan zullen de rechters plaatsnemen. Ze zullen hem zijn macht afnemen en hem daarna voorgoed vernietigen. 27 En de heerschappij, de macht en de rijkdom van alle koninkrijken op aarde zullen worden gegeven aan het volk van de Allerhoogste God. Hij zal voor eeuwig Koning zijn en zijn Koninkrijk zal eeuwig blijven bestaan. Alle heersers zullen Hem dienen en gehoorzamen."
28 Dit is het einde van mijn verhaal. En ik, Daniël, was heel erg geschokt door alles wat ik had gezien. Ik zag er ziek uit. Ik onthield alles wat tegen me was gezegd en dacht erover na.
Het schaap en de geitenbok
8 Toen koning Beltsazar drie jaar koning was, kreeg ik wéér een droom. 2 In die droom zag ik dat ik in de buurt van de burcht Suzan was. Suzan ligt in de provincie Elam. Ik stond bij de rivier de Ulai. 3 Ik zag plotseling een mannetjes-schaap bij de rivier staan. Het dier kreeg twee lange horens, maar de ene hoorn werd langer dan de andere. Die langste hoorn groeide later uit zijn kop dan de andere hoorn. 4 Ik zag het dier met zijn horens stoten in de richting van de dieren in het westen, het noorden en het zuiden. Geen enkel dier kon tegen hem op. Het was sterker dan alle andere dieren en het kon doen wat het wilde. Niemand kon uit zijn macht worden gered. Het werd steeds machtiger.
5 Terwijl ik hier nog over nadacht, zag ik plotseling een geitenbok uit het westen komen. Hij kwam over de aarde aanrennen zonder de grond aan te raken. Hij had één grote hoorn op zijn voorhoofd. 6 Hij draafde naar het schaap met de twee horens dat ik bij de rivier had zien staan. Hij stormde met kracht op hem af. 7 Toen hij vlakbij was, stootte hij woedend toe en brak de twee horens van het schaap. Het schaap met de twee horens kon niet tegen hem op. De bok met de ene hoorn gooide hem tegen de grond en vertrapte hem. Niemand kon het schaap nog redden. 8 De bok met de ene hoorn werd steeds machtiger. Maar toen hij heel erg machtig was geworden, brak de grote hoorn plotseling af. Daarvoor in de plaats ontstonden vier grote horens die in de richting van de vier windstreken wezen. 9 Uit één van die horens ontstond weer een andere hoorn. Eerst was die heel klein, maar hij groeide verder en verder. Hij groeide in de richting van het zuiden, van het oosten en van het Sieraad.[p] 10 De hoorn werd zó groot dat hij tot aan de hemelse legers kwam. En hij stootte sommigen van dat leger, namelijk de sterren,[q] uit de hemel en vertrapte ze. 11 Hij voelde zich machtiger dan de Heer van de hemelse legers. Hij zorgde ervoor dat er geen offers meer aan Hem werden gebracht.[r] En hij vernederde het heiligdom. 12 Het leger[s] werd aan de vijand overgeleverd, zó opstandig waren de mensen tegen God. De dagelijkse offers waren voor een ander. Hij heerste wreed en met geweld en alles wat hij deed, lukte hem.
13 Toen hoorde ik een andere engel spreken tegen de engel die met mij had gesproken. Hij vroeg: "Hoelang zal dit duren? Hoelang zal het dagelijkse offer niet aan Hem worden gebracht? Hoelang zal de ongehoorzaamheid duren die uiteindelijk leidt tot verwoesting van het heiligdom en van het leger?" 14 En hij zei tegen mij: "Dat zal 2300 avonden en ochtenden duren.[t] Dan zal het heiligdom weer plechtig in gebruik genomen worden voor de aanbidding van God."
De betekenis van de tweede droom
15 Ik zag al deze dingen en probeerde ze te begrijpen. Toen zag ik plotseling iemand die er uitzag als een man. 16 En ik hoorde een menselijke stem boven de Ulai zeggen: "Gabriël, zorg dat deze mens het begrijpt." 17 De man kwam naar mij toe. Toen hij dicht bij mij kwam, werd ik zó bang dat ik op de grond viel. Maar hij zei: "Mensenzoon, je moet begrijpen dat de dingen die je hebt gezien, over het eind van de tijd gaan." 18 Toen hij tegen mij sprak, viel ik flauw. Ik viel met mijn gezicht op de grond. Maar hij raakte mij aan en zette mij weer overeind. 19 En hij zei: "Ik zal je vertellen wat er aan het eind van de tijd zal gebeuren, aan het einde van Gods straf. Want God heeft bepaald wanneer het einde er zal zijn.
20 Het schaap met de twee horens dat je hebt gezien, stelt de koningen van Medië en Perzië voor. 21 De harige bok stelt de koning van Griekenland voor.[u] De grote hoorn in het midden van zijn voorhoofd is de eerste koning.[v] 22 Die hoorn breekt plotseling af. Op zijn plaats ontstaan vier nieuwe horens. Dat betekent dat er vier koninkrijken uit dat ene koninkrijk zullen ontstaan.[w] Maar die koninkrijken zullen niet zo machtig zijn als het koninkrijk van de eerste hoorn. 23 Op een dag zullen de ongehoorzamen de maat van hun slechtheid vol hebben gemaakt. Dan komt er een eind aan hun regering.[x] Er komt een andere koning.[y] Hij is hard en wreed en sluw. 24 Hij zal erg machtig zijn, maar niet door zijn eigen kracht. Hij zal vreselijke vernietiging brengen. En alles wat hij van plan is, zal hem ook lukken. Hij zal machtige mensen vernietigen, ook het volk van God. 25 Doordat hij zo sluw is, zullen al zijn plannen slagen. Hij zal trots zijn op alles wat hij doet en plotseling velen vernietigen. Hij zal ook proberen de allerhoogste Koning te vernietigen. Maar hij zal zelf worden vernietigd, zonder dat een mens dat heeft gedaan.[z]
26 Wat je zag over de avonden en ochtenden, is waar. Maar zorg ervoor dat alles wat je hebt gezien, geheim blijft.[aa] Want het gaat pas in de verre toekomst gebeuren."
27 Ik, Daniël, was helemaal uitgeput toen ik wakker werd. Ik was er een paar dagen ziek van. Daarna stond ik weer op en werkte ik weer voor de koning. Ik was erg geschokt over mijn droom, maar niemand merkte het.
Footnotes
- Daniël 7:1 Let op: dit springt dus terug naar de tijd van vóór hoofdstuk 5; Aan het eind van hoofdstuk 5 werd Beltsazar immers vermoord door het leger van Medië en Perzië dat het land binnenviel.
- Daniël 7:2 In profetieën betekent de 'zee' vaak de 'volkerenzee'. Lees Openbaring 17:15. De 'storm' is politieke onrust.
- Daniël 7:4 Dit beest stelt Babylonië voor, dat zich zo snel uitbreidde alsof het vleugels had. De vleugels werden uitgerukt: het rijk stortte ineen. Het werd veroverd door Medië en Perzië.
- Daniël 7:5 Dit beest stelt het rijk van Medië en Perzië voor. Dit rijk bracht enorme legers op de been, waarvan honderdduizenden soldaten sneuvelden. Ook werden er ontelbaar veel andere mensen gedood in de oorlogen.
- Daniël 7:6 Dit beest stelt het rijk van Alexander de Grote van Griekenland voor. De vier vleugels: hij veroverde in heel korte tijd een enorm rijk. De vier koppen: na zijn dood werd zijn rijk verdeeld onder zijn vier legeraanvoerders. Daardoor ontstonden vier rijken: Syrië, Egypte, Griekenland en Klein-Azië.
- Daniël 7:7 Dit beest stelt mogelijk het Romeinse Rijk voor. Veroverde landen werden onderworpen, vijanden totaal vernietigd. Later raakte het Romeinse Rijk verdeeld in een oostelijk en een westelijk rijk.
- Daniël 7:7 Vergelijk dit met de tien tenen van het beeld in de droom van Nebukadnezar in Daniël 2:41 en 42.
- Daniël 7:8 Lees ook Openbaring 13:5.
- Daniël 7:9 De tronen zijn voor rechters van de rechtbank van God, de hemelse Rechter.
- Daniël 7:13 Jezus.
- Daniël 7:14 Dit is het Koninkrijk van God. Denk hier ook aan de steen die het beeld omstoot in Daniël 2:34 en 44.
- Daniël 7:21 Lees ook Openbaring 13:7.
- Daniël 7:22 Zoals in vers 11 staat.
- Daniël 7:24 Waarschijnlijk de 'anti-christ', de grote vijand van God, het 'beest' uit Openbaring 13:11-18.
- Daniël 7:25 De meeste uitleggers gaan er van uit dat dit 3½ jaar betekent.
- Daniël 8:9 Gods Sieraad, Gods kostbaarste land: het land Israël.
- Daniël 8:10 Met 'sterren' worden in de bijbel vaak belangrijke engelen bedoeld.
- Daniël 8:11 Lees ook Openbaring 13:3 en 4. De offers worden niet meer aan Hem, maar aan een ander gebracht.
- Daniël 8:12 Dat zijn de gelovigen.
- Daniël 8:14 De Joodse kalender heeft 354 dagen in een jaar. Dan zijn 2300 dagen ongeveer zes jaar en zes maanden.
- Daniël 8:21 Het rijk van Medië en Perzië werd veroverd door Alexander de Grote van Griekenland.
- Daniël 8:21 Dat was Alexander de Grote.
- Daniël 8:22 Alexander de Grote stierf plotseling, op jonge leeftijd. Na zijn dood werd zijn rijk verdeeld over zijn vier legeraanvoerders. Daardoor ontstonden vier rijken: Syrië, Egypte, Griekenland en Klein-Azië.
- Daniël 8:23 Vanaf hier neemt de tekst grote stappen door de tijd. Want het gaat hier over het eind van de tijd. Er is dus een 'eerste vervulling' die al gebeurd is, en een 'tweede vervulling' die nog moet komen. Dat het hier ook over het eind van de tijd gaat, blijkt uit wat de engel zegt in vers 26: het gaat over de 'verre toekomst'. In de 'tweede vervulling' zijn de 'ongehoorzamen' alle mensen die zich niets van God willen aantrekken.
- Daniël 8:23 De 'eerste vervulling:' Antiochus IV van Syrië. Deze koning vernielde de tempel en vervolgde de Joden verschrikkelijk (in 171-164 vóór het jaar nul). Lees ook Daniël 11:21-35. De 'tweede vervulling:' de anti-christ, het 'beest' uit Openbaring 13:11-18, de grote vijand van God.
- Daniël 8:25 Antiochus IV stierf in 164 vóór het jaar nul. De 'tweede vervulling': de anti-christ wordt door God vernietigd.
- Daniël 8:26 Het komt door deze opdracht van de engel dat de dingen die Daniël over het einde van de tijd zag zo moeilijk te begrijpen zijn. Daniël heeft alles zó opgeschreven, dat het net niet helemaal duidelijk is.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016