Yochanan 2
Orthodox Jewish Bible
2 On Yom HaShelishi, there was a Chasunoh (Wedding Feast) in Kanah in the Galil; and the Em (Mother) of Rebbe, Melech HaMoshiach was there.
2 He and his talmidim were also invited to the Chasunoh (Wedding Feast).
3 And when yayin (wine) was lacking, the Em of Rebbe, Melech HaMoshiach says to him, They do not have yayin.
4 And Rebbe, Melech HaMoshiach says to her, Mah lanu valach, Isha? [BERESHIS 3:15] My sha’ah (hour, time) has not yet come. [Mt 26:18, 27-28]
5 The Em of Rebbe, Melech HaMoshiach says to the mesharetim, Asher yomar lakhem ta’asu (Do whatever he tells you). [BERESHIS 41:55]
6 Now there were shesh (six) stone water jars lying there. These were for the Jewish tohorot, each holding twenty to thirty gallons.
7 Rebbe, Melech HaMoshiach says to them, Fill with mayim. And they filled them up to the top.
8 And he says to them, Draw now and bring to the Rosh HaMesibba (Head of the Reception, Feast). And they brought it.
9 And when the Rosh HaMesibba tasted the mayim having become yayin, and when he did not have da’as of where it came from‖but the mesharetim had da’as, the ones having drawn the water‖the Rosh HaMesibba summoned the Choson (Bridegroom).
10 And the Rosh HaMesibba says to him, Everyone sets out the yayin hatov first, and when they have become drunk, he sets out the inferior; you have kept the yayin hatov until now.
11 This was the reshit (beginning) of the otot (miraculous signs) Rebbe, Melech HaMoshiach accomplished in Kana of the Galil, and he manifested the kavod (glory) of him, v’ya’aminu bo (and they put their faith in him) [SHEMOT 14:31].
12 After this he went down to K’far-Nachum and the Em of Rebbe, Melech HaMoshiach and the achim and his talmidim also, and there they remained not many yamim (days).
13 And Pesach was fast approaching, and Rebbe, Melech HaMoshiach went up to Yerushalayim [DEVARIM 16:1-6].
14 And he found in the Beis Hamikdash the ones selling oxen and sheep and doves [VAYIKRA 1:14; DEVARIM 14:26] and the coin-dealers sitting [DEVARIM 14:25].
15 And having made a shot (whip) out of ropes Rebbe, Melech HaMoshiach drove all of them out of the Beis Hamikdash, both the sheep and the cattle. He also poured out the coins of the machalifei hakesafim (money-changers) and overturned their tishen (tables).
16 And to the ones selling doves, Rebbe, Melech HaMoshiach said, Take these things from here. Do not make the Bais Avi a bais hasokharim (house of merchants). [ZECHARYAH 14:21]
17 The talmidim of Rebbe, Melech HaMoshiach remembered that it had been written, KINAT BETECHA AKHALATNI (The zeal for Your bais will devour me [TEHILLIM 69:9].
18 In reply, those of Yehudah then said to Rebbe, Melech HaMoshiach, What ot (miraculous sign) do you show us for these things you do?
19 In reply, Rebbe, Melech HaMoshiach said to them, Bring churban to this heikhal and in shloshah yamim [YONAH 1:17; HOSHEA 6:2] I will raise it.
20 Those of Yehudah then said, In forty and six years this Heikhal was built and you in shloshah yamim will raise it?
21 But that one was speaking about the heikhal of Rebbe, Melech HaMoshiach’s basar. [Gn 47:18; Ps 16:9-10; Job 19:25-27; Isa 53:10-11]
22 Therefore, when he underwent the Techiyas HaMoshiach (Resurrection of the Moshiach), his talmidim remembered that this he was saying and v’ya’aminu (and they put their faith SHEMOT 14:31) in the Kitvei Hakodesh [TEHILLIM 16:9-10] and the dvar which Rebbe, Melech HaMoshiach said.
23 And when Rebbe, Melech HaMoshiach was in Yerushalayim during Pesach at the Chag (Feast), many from Yehudah had emunah (faith) in ha-Shem of Rebbe, Melech HaMoshiach, seeing his otot (miraculous signs) which he was doing.
24 But Rebbe, Melech HaMoshiach was not entrusting himself to them, because he had da’as of kol Bnei Adam.
25 And he had no need that anyone should give solemn edut (testimony) about them [YESHAYAH 11:3], for he knew what was in Bnei Adam [Dt 31:21; 1Kg 8:39].
Johannes 2
BasisBijbel
Jezus verandert water in wijn
2 Op de derde dag was er een bruiloft in Kana in Galilea. Jezus' moeder was op het feest. 2 Ook Jezus en de leerlingen waren uitgenodigd. 3 Toen de wijn op was, zei Jezus' moeder tegen Hem: "Ze hebben geen wijn!" 4 Jezus zei tegen haar: "Dat weet Ik toch. Dat hoeft u Mij niet te zeggen. Maar het is nog niet de juiste tijd voor Mij om daar iets aan te doen."[a] 5 Zijn moeder zei tegen de bedienden: "Als Hij iets tegen jullie zegt, doe dat dan, wat het ook is."
6 Bij de deur stonden zes waterbakken. Dat water werd door de Joden gebruikt om daar volgens hun gewoonten de handen en voeten in te wassen. In zo'n bak kon ongeveer 2 of 3 metreten (80 of 100 liter) water. 7 Jezus zei tegen de bedienden: "Vul de bakken met water." Ze vulden ze tot aan de rand. 8 Toen zei Hij: "Schep er nu wat uit. Laat de leider van het feest daarvan proeven." 9 Toen de leider van het feest het water proefde, was het wijn geworden. Hij wist niet waar deze wijn vandaan kwam. Maar de bedienden die het uit de bak geschept hadden, wisten het wel. De leider van het feest liet de bruidegom bij zich komen. 10 Hij zei tegen hem: "Iedereen zet altijd eerst de beste wijn op tafel. En pas als de mensen veel gedronken hebben, de minder goede wijn. Maar jij hebt de beste wijn voor het laatst bewaard!"
11 Dit was het eerste wonder dat Jezus deed. Het gebeurde in Kana in Galilea. Dat wonder liet zien hoe machtig Hij is. En zijn leerlingen geloofden in Hem. 12 Daarna ging Hij naar Kapernaüm, met zijn moeder, zijn broers en zijn leerlingen. Daar bleven ze een paar dagen.
Jezus jaagt de verkopers de tempel uit
13 Het was bijna de tijd van het Joodse Paasfeest.[b] Daarom reisde Jezus naar Jeruzalem, om daar het Paasfeest te vieren. 14 Hij ging naar de tempel en zag daar de verkopers van koeien, schapen en duiven voor de offers en de geldwisselaars.[c] 15 Hij maakte van touw een zweep. Daarmee joeg Hij hen met al hun schapen en koeien de tempel uit. Het geld van de geldwisselaars gooide Hij op de grond en hun tafels keerde Hij om. 16 En tegen de duivenverkopers zei Hij: "Ga weg en neem al je spullen mee! Jullie hebben van mijn Vaders huis een markt gemaakt!" 17 Toen herinnerden zijn leerlingen zich dat er in de Boeken staat: 'Voor uw huis zal Ik alles willen doen.'
18 De Joden zeiden tegen Hem: "Hoe durft U dit te doen? Bewijs maar eens dat U dit mag!" 19 Jezus antwoordde: "Breek deze tempel af en binnen drie dagen zal Ik hem weer opbouwen." 20 De Joden zeiden: "Het heeft 46 jaar gekost om deze tempel te bouwen. Zou U dat dan in drie dagen kunnen?" 21 Maar met die tempel bedoelde Hij zijn lichaam. 22 Later, toen Hij uit de dood was opgestaan, herinnerden zijn leerlingen zich dat Hij dit had gezegd. Daarom geloofden ze toen de Boeken en wat Jezus had gezegd.
23 Toen Jezus op het Paasfeest in Jeruzalem was, geloofden veel mensen in Hem. Dat kwam door de wonderen die ze Hem zagen doen. 24 Maar Hij liet Zich nog niet door hen kennen. Want Hij wist maar al te goed hoe de mensen zijn. 25 Het was niet nodig dat iemand Hem vertelde hoe de mensen zijn. Hij wist Zelf wat er in hun hart is.
Footnotes
- Johannes 2:4 Jezus heeft het hier over iets anders dan Maria. Wijn is in de bijbel vaak het symbool van vergeving. Denk maar aan de wijn die bij de offers hoorde, en aan de wijn bij het laatste avondmaal die Jezus' bloed voorstelde (lees Matteüs 26:26-28). Díe 'wijn' is 'op:' de mensen hebben dringend vergeving nodig. En het is voor Hem op dat moment nog niet de juiste tijd om daar iets aan te doen. Dat gebeurt pas wanneer Hij verraden, veroordeeld en gedood wordt en weer uit de dood opstaat.
- Johannes 2:13 Met het Paasfeest vieren de Joden het vertrek van het volk Israël uit de slavernij in Egypte. Het wordt gevierd op de eerste avond van het Feest van de Ongegiste Broden. Lees Exodus 12. Tijdens de zeven dagen van het feest mag er helemaal geen brood met gist gegeten worden.
- Johannes 2:14 In de tempel konden de mensen dieren kopen voor de offers. Er was een hele markt ontstaan.
Johannes 2
Het Boek
Water wordt wijn
2 Twee dagen later was er een bruiloft in het dorp Kana in Galilea. Jezusʼ moeder was er, 2 en ook Jezus en zijn leerlingen waren uitgenodigd. 3 Op zeker ogenblik raakte de wijn op. Jezusʼ moeder hoorde het en ging het Hem vertellen. 4 ‘Laat Mij met rust,’ antwoordde Hij. ‘Het is mijn tijd nog niet.’ 5 Zijn moeder zei tegen de bedienden: ‘Doe wat Hij u zegt.’ 6 Er stonden zes grote aarden kruiken, elk met een inhoud van zoʼn honderd liter. Die werden bij bepaalde gelegenheden met water gevuld, zodat men zich volgens de Joodse voorschriften kon wassen. 7 Jezus zei tegen de bedienden: ‘Vul al die kruiken met water.’ 8 Toen zij dat gedaan hadden, zei Hij: ‘Schep er nu wat uit en laat de ceremoniemeester ervan proeven.’ Zij gaven ervan aan de ceremoniemeester, 9 die niet wist wat er gebeurd was. Hij proefde van het water dat wijn was geworden en riep de bruidegom. 10 Hij zei tegen hem: ‘Wat een lekkere wijn! Hoe is het mogelijk! Iedereen schenkt eerst de goede wijn en als de mensen dronken beginnen te worden, pas de minder goede. Maar u hebt de beste wijn voor het laatst bewaard.’ 11 Zo liet Jezus in Kana in Galilea voor het eerst zien wie Hij was. Daar toonde Hij zijn grootheid en zijn leerlingen geloofden in Hem.
12 Hierna ging Hij met zijn moeder, broers en leerlingen naar Kafarnaüm, maar zij bleven daar niet lang.
Jezus bezoekt de tempel
13 Weldra zou Pesach, het Joodse Paasfeest, beginnen. Daarom vertrok Jezus naar Jeruzalem. 14 Op het tempelplein zag Hij handelaars die runderen, schapen en duiven verkochten en geldwisselaars die achter hun tafeltjes zaten. 15 Hij knoopte een paar stukken touw aan elkaar en joeg hen daarmee met hun dieren de tempel uit. Het geld van de wisselaars gooide Hij op de grond en hun tafeltjes gooide Hij omver. 16 Tegen de duivenverkopers zei Hij: ‘Eruit! Het huis van mijn Vader is geen markt!’ 17 Dit herinnerde de leerlingen eraan dat er geschreven staat: ‘Van mijzelf blijft niets over, omdat ik alles geef voor uw huis.’ 18 De Joden namen dit niet. ‘Hoe durft U! Bewijs maar eens dat U dit mag doen!’ 19 ‘Breek deze tempel af,’ zei Jezus. ‘En in drie dagen zal Ik hem weer opbouwen.’ 20 ‘Wat!’ riepen de Joden. ‘Er is zesenveertig jaar aan deze tempel gewerkt en U zou er in drie dagen mee klaar zijn?’ 21 Maar Jezus bedoelde dat Hijzelf, zijn eigen lichaam, die tempel was. 22 Later, toen Hij uit de dood was teruggekomen, herinnerden zijn leerlingen zich dat Hij dit gezegd had. Het klopte met wat er in de Boeken staat en zij geloofden het.
Nikodemus bezoekt Jezus
23 Door de wonderen die Jezus tijdens het Paasfeest in Jeruzalem deed, gingen veel mensen in Hem geloven. 24 Maar Hij bleef terughoudend, omdat Hij de mensen door en door kende. 25 Niemand hoefde Hem iets over de mens te vertellen, want Hij wist wat er in een mens omgaat.
Copyright © 2002, 2003, 2008, 2010, 2011 by Artists for Israel International
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.